terug

Verhaal

Aardman

David toeterde. "Kan niet", gebaarde Trix. Ze zag zijn lippen bewegen. Met een wanhoopsgebaar slingerde ze de koffer van haar schoot en probeerde met haar wielen grip op de kiezelgrond te krijgen. De geschreeuwde conversatie op een muurtje naast de toegangspoort viel stil. "Moeten we effe helpen?" riep een magere jonge jongeman. "Dat willen ze nie-iet", stootte zijn gejoggingpakte buurman hem aan. Trix draaide de wielen van haar stoel steeds vaster in de grond zonder een centimetertje vooruit te komen. Ze slaakte een zucht van verlichting toen de jongens hun luidruchtige aandacht verplaatsten naar twee meisjes, die nietsvermoedend over het bospad aan kwamen lopen.

David stapte uit de auto. "Ik vroeg of je een lift wilde." "Vertrek je dan?" informeerde ze naar de bekende weg. Hij grijnsde van oor tot oor. "Ik maak wel vaker een ritje s' avonds. Altijd 'on the move' zoals je weet."

Ze wist.
Het was een prachtige avond gisteren en het had haar niet eens zoveel moeite gekost om Luuk over te halen tot een wandeling langs het meertje. Hij koos op haar verzoek een pad, dat hen langs een verlaten speelterreintje voerde. Ze tartte zijn welwillendheid door hem te vragen het pad te verlaten en met haar door het struikgewas naar die aconitum napellus te rijden, want ze moest en zou een monnikskap hebben. Hij stuurde haar geërgerd door het hoge gras. "Wat heb je dáár nou aan?!"
De grashalmen werden lager en de brandnetels, waar hij haar nietsontziend doorheen duwde, hoger. Ze negeerde de bijtende pijn in haar naakte, onbeschermde enkels en pakte een glazen potje uit haar tas. "Ben je nou eindelijk klaar?" jachtte hij. En ze had haastig het snel verleppende kruid in het potje gepropt. Hij sleurde haar stoel achterwaarts door de brandnetels terug naar het pad. De duivel zat hem op zijn hielen in de vorm van een muggenwolk. Trix ontdekte met haar geoefende oog nog de verzachtende lumium album. Ze had hem met haar liefste stem gevraagd om 'zo'n plantje met van die witte bloemetjes' voor haar te plukken. De dovenetel zou de brand in haar opperhuid wel blussen. Maar hij stopte niet. In plaats daarvan had hij wild om zich heen slaand geschreeuwd dat hij 'het zo wel genoeg vond!' Haar puffend en steunend de heuvel opgeduwd, wat haar weer een opmerking ontlokte over het belang van een goede conditie, die hij haar direct betaald zette. Ze schudde door elkaar toen hij de kortste weg naar het lager gelegen watertje nam. Dood kreupelhout zweepte tegen haar kuiten.
"Je dacht toch niet dat ik dit voor m'n lol doe. Of wel?!" beet hij in haar oor en duwde toen nog éénmaal hard tegen de handvatten waarna hij de rolstoel losliet. De wind suisde langs haar oren toen ze met duizelingwekkende vaart de laatste meters aflegde. Haar stoel kwam vlak langs de waterkant tot stilstand tegen een hoge graspol. Ze had het aanstellerige gilletje gehoord nog voor ze de producente ervan in de waterfiets had zien zitten.
"Kijk toch uit, Daaf! Niet zo scherp langs de kant!" Daaf's antwoord verwaaide in het zwoele briesje. Hij had het te druk met kijken. Naar HAAR. Niet naar al het chroom dat haar omringde. Hij bleef niet dralen aan de oppervlakte, maar dook direct naar haar diepste diepten, waar ze nooit meer iemand toeliet. Zelfs Luuk niet. Zéker hem niet. Hij doemde alweer achter haar op en gaf haar stoel pesterig een duwtje naar voren.
"Zo Daaf. Lekker endje aan het waterfietsen?" constateerde hij volstrekt overbodig. "Valt geloof ik niet mee hè?" jende hij ook meteen toen het vaartuig schurend tegen de hoge kant aan de overzijde van de plas tot stilstand kwam "Sufferd!" had zijn vrouw zich heel unsolidair tegenover Daaf gedragen. "Wat een sufferd, hè?!" gilde ze naar Luuk. Toen had Trix, die als geen ander de vernietigende uitwerking van bijnamen kende, haar voorgoed tot 'de Uilenbril' omgedoopt. Onbewust van de pret die hij veroorzaakte zat David al die tijd relaxed onderuit en trapte op de pedalen zonder ergens te komen.

Ze wist.
Ze was die ochtend al vroeg met Luuk naar het zwembad gegaan.
"Je hóeft niet mee", had die nog gezegd. "Je denkt toch hopelijk niet, dat ik van plan ben om de fysiotherapeut te gaan spelen en je op sleeptouw ga nemen in je bandje?" wreef hij het zout nog even diep in de wonde voor hij haar het overdekte sportkomplex binnen reed. Ze haatte het om aan de rand van het zwembassin te zitten en zich met chloordruppels te laten bespatten door joelende badgasten! Om voor spek en bonen getuige te moeten zijn van andermans lol! Haatte het! Maar vóór alles wilde ze erbij zijn. Hem in de gaten houden. Dus was ze meegegaan.
David had haar vanuit het water toegezwaaid en zij had met haar mond een onverstaanbaar "Hallo" gevormd. Dat was alles geweest, maar het was genoeg. Waar hij was, kon zijn eega niet ver zijn. Ze doemde inderdaad vrij vlug zuurstokroze op bij het trapje en leek iets vast te houden, maar de ijswikkels die in het water dreven verborgen wat het was.
"Joe hoe!"
Toen had Trix de vervormde omtrekken van Luuk onder haar herkend. Hij schopte met zijn benen wild heen en weer en verplaatste een heleboel water voor hij zich naar adem snakkend boven kon worstelen. Trix was een stukje vooruit gereden. Hij brulde naar Uilenbril: "Wat deed je nou!!"
"Ik kneep je pijpje dicht", was het roekeloze antwoord.
David zwom onwetend van deze gebeurtenis aan de overkant langs met een ontspannen beenslag. In haar fantasie was Trix naast hem door het blauwe water gegleden. ('Altijd on the move')
In plaats van de scheldkanonnade, die ze had verwacht, trakteerde Luuk Trix ondertussen op een ander kijk en luisterspel. Hij produceerde een beteuterd lachje en pakte de handen van de roze badnimf.
In haar kurkdroge zwempak had ze vastgenageld aan de vloertegels toe moeten zien hoe Cupido's pijl zijn doel haarscherp raakte. Een lolbroek had haar nog even kleddernat gespetterd en dat was de druppel. Met piepende banden nam ze een haarscherpe bocht op de natte ondergrond en wielde vastberaden naar haar rendez vous met de monnikskap.

"Ga je nog mee? Ik wil voor donker thuis zijn." Davids droge, warme hand maakte knetterend contact met haar trui. Ze zag maar één koffer op de achterbank van de grijze Chevrolet staan.
"Gaat de Ui... je vrouw niet mee?" "Die blijft hier nog even. Waar is Luuk trouwens?" Verlegen wees ze naar haar koffer. "Denk je dat die er nog bij kan?"
Zijn gezicht brak open. "Gezellig. Hoef ik dat stuk tenminste niet alleen te rijden." Energiek zwaaide hij de zware koffer op de achterbank naast de zijne. Vragend keek hij haar aan. "Hoe doen we dat?"
"Ik laat mezelf op de voorbank vallen en jij vouwt mijn stoel op en kiepert hem in de achterbak" zei ze met een vrolijkheid, die in scherp contrast stond met de ernst van hun beider situatie. Eerst bracht ze haar weekendtas met kruiden in veiligheid, door hem onder het dashboard te schuiven. Vervolgens controleerde ze of het portier de steunfunctie kon bieden, die vereist was voor een zelfstandige transfer, zoog haar adem in en wipte vervolgens zo charmant mogelijk op de voorbank. Alsof dit zijn dagelijks werk was, klapte David de zitting van de rolstoel in en duwde hem naar de kofferbak. Het autoklokje gaf "Happy-hour" aan. Nu kon ze nog terug. Nu kon David nog beslissen om geen eerloze aftocht te blazen en zijn 'Uilenbril' hier achter te laten om God mag weten wat... met Luuk uit te vreten.
Nu.
Nu ze op het punt stond om een dikke streep onder haar 14 jarig huwelijk te zetten, sloeg de twijfel toe. Als alleen haar gekrenkte trots haar tot deze onherroepelijke stap aanzette, dan kreeg ze daar gegarandeerd binnen de kortste keren spijt van. Wat was er nu tenslotte helemaal gebeurd tussen die twee? Een stiekem zoentje op het terras gisteren, een openlijke flirt op de bonte avond, Uilenbril's benauwende aanwezigheid in het zwembassin...
David schoof met een 'ja gezellig' grijns achter het stuurwiel en veegde haar laatste twijfels energiek van de baan. Hij startte de auto en de brullende motor overstemde haar gemompeld: "Misschien hadden we het nog even moeten aanzien." Het monotone gebrom van de Chevrolet had een hypnotiserende werking op haar en ze beleefde de ongeluksdag opnieuw. De ruzie opnieuw...

Luuk had die rotbui tijdens het fatale ritje, want het was zijn derde nicotinevrije dag. Als hij daar doorheen kwam, zou het volgens hem alleen nog maar makkelijker worden om van de sigaretten af te blijven.
Nou. Ze hoopte het maar en dat zei ze ook en dat had ze nou net niet moeten doen. Haar 'geheelonthoudersgebrek' aan invoelingsvermogen werd haar noodlottig. Onbeheerst graaide hij in het dashboardkastje naar de shag, die hij daar had neergelegd voor het geval dat... en zette de auto tot stilstand tegen een boom.

David wees op haar weekendtas.
"Die had ook wel op de achterbank gekund."
"Nee!" weerde ze af. "Daar zitten mijn kruiden in. Mensen noemen me wel eens een 'witte heks'. Omdat ik in de jaren heel veel verstand van kruiden heb gekregen, zie je?" Hij zweeg. Nam rustig de tijd. Liet haar minutenlang in spanning. Ze verwachtte een reactie, zoals Luuk die altijd voorhanden had.
'Je denkt toch niet dat ik die verhalen over dat zogenaamde 'beroep' van je serieus ga nemen?' placht die te zeggen. Daar hoorde dat speciale lachje dan bij. Ieder gesprek, dat met 'je denkt toch niet...' begon, werd door zo'n minachtend lachje afgesloten.
'Je denkt toch niet dat je me kunt blijven straffen?
Je denkt toch niet dat ik al mijn pretjes voor jou op ga geven?
Je denkt toch niet dat zij en ik... Nee, zelfs jij kunt dát niet denken! Ha, hah.'
Het smalende geha, hah achtervolgde haar daarstraks de hele weg naar de hoofduitgang. Ze dacht het niet alleen. Ze WIST het. En ze wist dat hij zijn straf dubbel en dwars verdiende.

"Je denkt toch niet..." klonk het nu weer uit David's mond. Met haar 'alle kerels zijn dezelfde klootzakken' gezicht keek ze hem aan.
"Je denkt toch niet, dat ik zoëven de verkeerde afslag nam? Denk je? Volgens mij zijn we daarnet ook al langs "De Wijde Blik" gereden. Maar bij die afslag stond Amsterdam ook aangegeven en ik dacht, nou ja, misschien is dat wel de kortere route." Een loden last viel van haar schouders. Ze wees op de rijbaan aan de overkant.
"Klopt. Daar moet je zien te komen!" zong ze. Het duurde zeker tien minuten voor de grijze Chevrolet weer bij de afslag was beland waar David verkeerd was gegaan. Tijd genoeg om haar verwarde gedachten te ordenen.
"Ik zei zoëven dat ik een heks was. Ik neem aan dat je die verklaring niet eens de moeite van een reactie waard vond", waagde ze opnieuw toen ze zich ervan had verzekerd, dat hij ditmaal de juiste rijbaan had gekozen.
Davids rechterhand voelde in het dashboardkastje. Haar hart stokte. "Maak ik je zenuwachtig?" vroeg ze scherp.
Met een juichkreet haalde hij een kleverig dropje uit het dashboardkastje.
"Ik weet dat ik een slappeling ben. Zeg er maar niets over. Maar ik heb een zwak voor die zoute krengen. Dubbelzout moeten ze zijn. De pest voor mijn bloeddruk, zegt mijn vrouw. Maar nu ze er toch niet bij is..." Hij lachte ondeugend. "Een verslaving kan je nekken", wist Trix. " Ik heb een zak salmiakjes in mijn tas. Is dat ook goed?" "Ook goed? Ook goed?!" riep hij uit. "Je bent een echte heks. Je kent zelfs mijn favoriete smaak. Kom op met die drop!"
Dankbaar viste ze de bloeddrukverhogers uit haar weekendtas. De snelheidsmeter wees bijna ononderbroken 90 km. aan. Het wegdek suisde in een slaapverwekkende kadans onder haar weg en het onvermijdelijke gebeurde.
Haar eerste slaapje was oppervlakkig en werd onderbroken door de file waarin de auto vlak voor Amsterdam belandde. Voor Trix wakker schrok van het geclaxoneer om zich heen, diende de droom van het Aardmannetje zich aan. Die kreeg ze altijd wanneer ze gebruik van één van haar kruiden had gemaakt. Ze bloosde van kwaadheid want ze wist precies welke scènes ze moest missen door de verkeerschaos. Het Aardmannetje zou haar de uitwerking van de aconitum napellus hebben getoond. Haar op de voor- en nadelen van dit kruid hebben gewezen. Haar situaties laten zien, waarin de monnikskap meer of minder succesvol was toegepast in het verleden. "Hoe heb je het klaargespeeld om hier nou weer in terecht te komen?" vroeg ze geïrriteerd.
David grinnikte schaapachtig.
"Al spijt dat je niet met de taxi bent gegaan?" Ze zweeg. Het autolint zette zich na een eeuwigheid en een half pond drop weer hortend in beweging. De aanwijsborden vermeldden, dat Beverwijk nog minstens een uur verwijderd lag. "Waarom probeer je niet weer onder zeil te gaan", zei David met zijn blik strak op de weg. Trix volgde zijn advies. Ze liet met gesloten ogen toe, dat zijn rechterhand de hare vluchtig streelde. Zijn aanraking kriebelde een beetje, maar het gevoel was niet storend genoeg om haar haar ogen weer te laten openen. Dan zou ze waarschijnlijk wel hebben gezien, hoe harig die hand was. Hij zette de autoradio zacht aan. Begeleid door een krakerige Bolero liet Trix zich opnieuw in slaap deinen.
De droom zette zich voort waar hij daarnet zo bruut was onderbroken.
Ze zweefde aan de harige hand van het Aardmannetje over het vakantiedorp. Ver onder haar lagen de bungalows als speelgoedhuisjes. Daar was het meertje met de waterfietsen. Daar de disco en verderop gelegen het overdekte zwembad, waar haar pijnlijkste herinneringen in ronddobberden. De drang om te vluchten van deze onheilsplek werd bijna ondraaglijk. Maar het Aardmannetje hield haar hand in een ijzeren greep omvat en trok haar naar beneden zodat ze pal voor de deur van de bungalow pas weer vaste grond onder haar voeten had. Ze keek hulpzoekend achterom, maar het Aardmannetje was verdwenen. Haar angstig vermoeden werd bewaarheid.
Ze zaten samen bij kaarslicht aan tafel. Luuk was druk in de weer met de dekschalen. Uit de oven kwamen verrukkelijke geuren. Het feestmaal kon beginnen...
"Vuile smeerlappen!" gilde ze in haar slaap. David drukte haar onrustig fladderende hand en grijnsde in de achteruitkijkspiegel naar de geschokte automobilist achter zich.
"Nog nooit zoiets gezien zeker?" kraste hij en stopte het laatste salmiakje in zijn mond. Ondertussen droomde Trix, haar hand onrustig onder de harige zijne, verder.
De vreemdgangers zaten romantisch te tafelen, hoorden noch zagen haar. Ze liep om de tafel heen. Herinnerde zich weer waarvoor ze hier naar toe was gevlogen toen Luuk met de rollade binnenkwam, die ze vanmorgen voor dit doel extra smakelijk had gekruid. Met een vlijmscherp mes sneed hij vliesdunne plakken van het vlees. Hij waande zich onbespied en greep in het bloesje van zijn geile buurvrouw.
"Zet je bril eens af. En trek je bloes eens voor me uit. Ik wil je tieten zien", gebood de schoft hees.
"Koken kan ze wel", zei de Uilenbril even later met volle mond. Verleidend hield ze haar gevulde vork voor Luuks mond, die zijn kaken gewillig wijd opensperde.

De voorbijrazende trein wekte haar voor de tweede keer. Op het verkeersbord langs de kant van de weg las ze dat ze nog maar tien kilometer van huis verwijderd was. Een duizendste gram van de aconitum napellus zou al voldoende zijn om het vonnis over die twee te voltrekken. "We zouden natuurlijk nog om kunnen keren," glimlachte ze.
"Waarom zouden we hen storen bij hun laatste maaltijd?" kraste de Aardman aan het stuur.


Loes Flendrie

In vroeger tijden werd de Alruinwortel in de volksmond het 'Aardmannetje' genoemd, omdat zijn getweetakte vorm aan een mens deed denken. Er wordt gezegd, dat heksen een brouwsel gebruikten, waar Alruin in werd verwerkt, en dan de sensatie van zweven en het Aardmannetje zien, genoten.


Illustratie: Schilderij 'Ontzetting'.
Meer schrijvend en beeldend werk van Loes Flendrie vindt u op haar website