Het kind en de dood


Yde Lansen en Mieke Bello:
'Je gaat niet zomaar dood'

Reïncarnatie is in het westen nooit algemeen aanvaard, terwijl er in de bijbel op een aantal plaatsen wel naar verwezen wordt. In de middeleeuwen waren het voornamelijk 'de ketters', die deze leer in het westen uitdroegen: de gnostici en de geheime genootschappen. Katholieken en volgelingen van Calvijn en Luther wezen reïncarnatie af.
Sinds het eind van de vorige eeuw wordt reïncarnatie, oa. door het werk van Steiner, echter in toenemende mate door westerlingen aangehangen. Zo ook door de antroposofie, de richting waarbinnen het boek van Lansen en Bello kan worden geplaatst.
Het boek beschrijft op eerlijke en indringende wijze het leven en sterven van Marleentje, dochter van de auteurs. Dit genre boeken kan inzicht geven in alles wat er met je gevoel, je relatie en eventueel andere kinderen van het gezin gebeurt, wanneer het gezin op deze manier 'opengebroken' wordt. Dat is zeker een verdienste van dit boek. Maar er is meer. In het boek worden een aantal opmerkelijke zaken besproken, waaruit zou kunnen blijken dat Marleentje aanvoelde dat ze erg jong zou sterven. Ze werd 6.
Een uitspraak die de antroposoof prof. Lievegoed in het voorwoord doet, wijst ook in deze richting: 'De individualiteit weet vaak uit diepe lagen over zijn lot( of karma)'. Mijns inziens is dit goed mogelijk.
In dit geval zijn de aanwijzingen zodanig dat toeval absurder zou zijn dan voorvoelen. En juist kinderen, die nog niet geheel 'ingepakt' zijn door normen, regels, waarden en wetten, hebben een sterke intuïtie. Ik zal hier niet al de aanwijzingen bespreken, die in het boek genoemd worden.
Een interessant voorbeeld is dat Marleentje wist dat ze geen kinderen zou krijgen en of Mieke er dan nog 1 kon krijgen dat 'Rozemarijntje' genoemd zou worden. De auteurs houden er terdege rekening mee dat hun jongste dochter Rozemareine - geboren na de dood van Marleentje - een 'reïncarnatie' is van Marleentje. Op een aantal plaatsen blijkt dat de antroposofie het boek heeft geïnspireerd.
Een van die 'verwijzingen' betreft de lengte van de tijdvakken tussen diverse incarnaties. Daar komen een aantal gegevens voor die wat mij betreft nogal dogmatisch gehanteerd worden.
Dit valt mij wel vaker op bij de antroposofen, b.v. bij de vrije scholen: een neiging tot dogmatisme. Er schijnt een soort spanningsveld te bestaan tussen de antroposofische uitgangspunten enerzijds en de ontwikkeling van het kind/mens anderzijds. De uitgangspunten, vaak op Steiner zelf gebaseerd, lijken te beperkt om de menselijke veelzijdigheid recht te doen. Helaas wordt er dan vaak voor de tachtig jaar oude uitgangspunten van Steiner gekozen en niet voor een meer 'dynamische' benadering. Soms lijkt de gemiddelde antroposoof antroposofischer dan Steiner zelf.
Ook in dit boek proef ik spanningen. Bijvoorbeeld: aan de ene kant een werkelijk accepteren van de reincarnatiegedachte en aan de andere kant het onvermogen Marleentje te accepteren als 'individu'. Marleentje blijft 'een kind'. Terwijl reïncarnatie juist zou moeten leiden tot respect voor het kind. Het kind is hier zeker niet een soort optelsom van erfelijke factoren van de ouders, maar een werkelijk uniek wezen.
Jammer genoeg gaat het boek voornamelijk over 'het dochtertje Marleentje'. Niettemin: juist omdat het boek op meerdere manieren en niveau's te lezen is, is het ondanks de geringe lengte (90 blz.) een zeer informatief, eerlijk en persoonlijk verslag geworden van een stormachtige periode in het leven van...

JAN SPRONG


©St. NoPapers

Terug naar overzicht