Spiritualiteit als (quantum)zelfontdekking
van individu en mensheid


Anne Bancroft in een persoonlijk verslag over 'de spirituele reis'

Spiritualiteit
Bepaalt 'de materie' de ontwikkeling van bewustzijn of wordt deze ontwikkeling gestuurd door een minder tastbare kracht? Dit is heel simpel gezegd de basisvraag die bepaalt of iemand een spirituele of een materiële visie op de wereld heeft.
De 'spirituele' visie houdt in dat er buiten (boven) de materiële werkelijkheid een energetisch krachtveld (bv. God, Brahman of Tao) bestaat dat voor mensen in bepaalde gevallen direct toegankelijk is. Dit omdat de mens een kern heeft die direct verbonden is met dit 'krachtveld' en daardoor 'meer' is dan alleen een lichaam. In deze visie is de mens een afspiegeling van het/de 'allerhoogste'. Spiritualiteit stelt dat het mogelijk is contact te krijgen met deze 'kern'. In de westerse samenleving is op dit moment weer veel aandacht voor spiritualiteit en spirituele systemen van over de gehele wereld.

Het verre verleden
Sommige archeologen wijzen erop dat de mensheid al heel lang in termen van deze 'hogere laag van de werkelijkheid' denkt. Hier volgen een paar voorbeelden van 'rituelen': gewijde handelingen, die deze laag erkennen en trachten te benaderen. Tienduizenden jaren geleden hielden de mensen al begrafenisrituelen. De overledene werd in een foetushouding in het graf gelegd, een aantal gebruiksvoorwerpen werden in het graf geplaatst en het geheel werd met rode bloemen bestrooid. Een voorbereiding op het 'leven na de dood'. De dood wordt hier gezien als een geboorte op een ander niveau van werkelijkheid. De mens bewoont meer werelden. Bij de meeste jachtrituelen wordt er vanuit gegaan dat de mens en het dier op een fundamentele wijze verbonden zijn. Met behulp van onder andere tekeningen (beroemde rotstekeningen van o.a Lascaux) en voorgeschreven handelingen werd geprobeerd de uitkomst van de jacht positief te beïnvloeden. Dit hield meestal in dat de 'ziel' van het dier 'bedankt' werd en de mogelijkheid kreeg ongehinderd naar zijn oorsprong terug te keren.
Ook ten aanzien van de aarde en de 'plantenwereld' werd deze fundamentele verbondenheid gezien. Vanaf zestigduizend jaar geleden werden gestileerde beeldjes van de 'Moedergodin' gebruikt bij rituelen om de vruchtbaarheid van de aarde en de vrouwen te garanderen. Bij deze beeldjes zijn dan ook de geslachtskenmerken sterk benadrukt. De 'vroegere' uitleg van deze beeldjes was dat ze 'ruwe', eigenlijk mislukte kunstvoorwerpen waren. Ze komen echter over de gehele wereld voor en de archeologische context waarbinnen ze gevonden werden, lijkt de bovenstaande conclusie te rechtvaardigen. Kort samengevat.
Door middel van spiritualiteit zoekt de mens contact met deze 'andere' laag van de werkelijkheid. Een contact dat kan leiden tot een andere ervaring van de werkelijkheid. In deze 'magische' fase is de 'ziel' niet afgescheiden van de natuur. Denken we in dit verband aan totemdieren. Bepaalde dieren zijn direct verbonden met een individu of stam en kunnen deze kracht geven. Zoals Kalweit het uitdrukt in zijn studie over het sjamanisme (De wereld van de sjamaan: Kosmos 1990) is een basisvisie in deze tijd : 'Andere levende wezens, zoals dieren of planten, maar ook lichamen die volgens ons begrip dood zijn, bezitten nog een tweede lichaam, dat spiritueel is' en 'alle stoffelijke dingen hebben niet alleen een ziele-lichaam, maar zijn ook dragers van een geestelijke kwintessens - manna, power, ch'i, prana. Daarom is onze ziel er rechtstreeks mee verbonden. De ziel en het bezielde universum vormen een eenheid'. Specialisten op het gebied van het sacrale, het heilige ontstaan, zoals de sjamaan, wiens functie is dit contact tussen natuur, cultuur en kracht te leggen voor het goed van de gemeenschap. Kracht die hij onder andere haalt uit zijn 'bevoorrechte' verhouding met de natuur. Een belangrijk aspect hiervan is dat het omgaan met het 'hogere' een taak van een specialist wordt.

'De spirituele reis'
In dit nieuwe boek van de schrijfster Bancroft, onder andere bekend van ' Meetings with remarkable women' wordt de spirituele reis van de mensheid beschreven, naadloos overgaand in de persoonlijke spirituele reis van Bancroft zelf. Een reis die volgens Bancroft 'de verwondering en de vreugde kan volgen die 'het leven in betrokkenheid' op de meest onverwachte momenten oproept'. Bancroft begint haar verslag in het hierboven beschreven tijdperk. Zij stelt dat er in deze tijd met name sprake is van magie, in tegenstelling tot mystiek. Magie probeert de 'wereld der verschijnselen' te beïnvloeden. Mystiek probeert eerder eenheid te bereiken met de bron van de wereld. Bij mystiek is het zelf direct verbonden met deze uiteindelijke bron, in plaats van met de natuur. Maar in de eerste fasen van de ontwikkeling van de mensheid was er meer sprake van magie dan van mystiek. De rituelen stonden in dienst van een verhoogde grip op de materiële werkelijkheid en ook vaak in dienst van voedselvoorziening, de vruchtbaarheid en het tevreden stellen van de geesten en krachten van de 'andere' kant.

De Kelten
In het begin van het boek vraagt Bancroft zich af wat de uiteindelijke maatstaf voor cultuur en beschaving is. Het moge duidelijk zijn dat een meer op het materiële gerichte manier van denken hier een ander antwoord op zal geven dan een spirituele. In het verlengde hiervan zullen visies op het ontstaan van de westerse beschaving ook afwijken. De standaardvisie is dat de westerse beschaving rond 500/600 voor Christus ontstaan is in Griekenland en Rome. Immers, zijn toen niet alle nu in het westen nu als belangrijkst beschouwde zaken ontstaan; abstract denken en logica, de mens (het ego) centraal, wetenschap, de onderwerping van de natuur, literatuur en de kunsten?
Een andere visie, meer op het spirituele aspect van een beschaving gericht stelt dat de Kelten ook gezien kunnen worden als voorlopers van de Westerse cultuur. Alleen dan een meer 'holistische, transformerende en magische cultuur' (Bancroft). Door de eeuwen heen hebben deze twee 'visies' op cultuur, mens en ook religie altijd gebotst. Bijvoorbeeld: het Ierse christendom (met 'keltische' aspecten) heeft altijd op gespannen voet gestaan met het Rooms-katholicisme. Het eerste zag minder een scheiding tussen natuur, godsdienst en mystiek dan het tweede. In plaats van de natuur te onderwerpen, trachtte de Kelt 'met de natuur' samen te werken. We zien op dit moment ook duidelijk weer een opleving van het Keltische erfgoed met als belangrijke onderdelen: een andere natuurbeleving, een 'vloeiende' werkelijkheids benadering, aandacht voor cycli van zowel zon, maan, aarde als mens.

De westerse mystiek
De in de vorige paragraaf genoemde voorkeur voor een materiële visie heeft een aantal verregaande gevolgen:

  1. De westerse mystiek is in sterke mate geïndividualiseerd.
  2. De westerse mystiek verliest iets van de Keltische vrolijkheid en verbondenheid met de natuur.

Ik zal deze beide punten kort uitwerken. Omdat de westerse mystiek zich uitte in een door de rooms-katholieke kerk beheerste omgeving moest het wel een zaak van individuen worden. De kerk baseerde zich op dogma's en een beeld van Jezus als de 'enige zoon van God' en in het verlengde daarvan Jezus als God. De rol van de kerk hierin was om een bemiddelaar te zijn tussen mens en God. Mystiek ruikt dus altijd naar ketterij, want de mysticus claimt een eigen 'levende' relatie met God. Een 'levende' relatie die binnen het keurslijf van de kerk niet past. De mysticus poneert vaker een 'zelfstandig' zelf. De kerk zag liever martelaren en heiligen, die zich meer ondergeschikt maakten aan 'God' of Jezus Christus en die als (normatief) voorbeeld voor de gelovigen gebruikt konden worden. Buiten individuen waren er ook groepen die trachtten te ontsnappen aan dit keurslijf. In dit verband kunnen met name de gnostici genoemd worden. Deze gingen er vanuit dat ieder mens een 'goddelijke kern' had en vanuit deze kern directe kennis (gnosis) van de godheid kon hebben. Jezus was voor deze groepen een mens die deze latente mogelijkheid volledig ontwikkeld had en daardoor directe kennis en contact (Christusbewustzijn) had. Jezus wordt als voorbeeld en symbool gezien en niet als God of 'de enige Zoon van God'. Het tweede punt is een gevolg van de gerichtheid van de R-K. kerk op (erf)zonde, het onvermogen van het individu om 'zichzelf' te redden en het onvermijdelijk zware leven in dit tranendal. Het simpel kunnen genieten van het leven in alle aspecten werd vervangen door een negatieve kijk op het leven, omdat overal de (erf)zonde op de loer lag. Daarbij hoorde de noodzaak de 'natuur' te beheersen of te overstijgen.

Groene mystiek
Toch zijn er mystici die een persoonlijke band hebben met natuur en God. Bancroft behandelt in haar boek onder andere Hildegard von Bingen, Richard Rolle en Juliana van Norwich. Zij noemt deze mystici 'groene mystici'(groenheid als levende scheppingskracht van de gehele schepping) en stelt dat deze vooral in Engeland te vinden waren. Heeft dit te maken met de Keltische erfenis van Groot-Brittanië?

Een persoonlijke reis
Op een gegeven ogenblik gaat de aandacht van Bancroft meer uit naar haar 'persoonlijke' spirituele reis. Dit is niet verwonderlijk omdat een persoonlijke spirituele reis ook een reis is langs diverse 'beelden van het zelf'. Een reis die haar ook naar het oosten heeft gevoerd. Zij bespreekt in dit verband onder andere Taoisme en Zen-Boeddhisme als spirituele systemen die haar inspireerden en aanspraken. Echter bij bijna alle oosterse denkrichtingen liep Bancroft tegen een eigen grens op. Binnen de oosterse tradities staat vooral het zoeken naar het 'Zelf', het uiteindelijke wezen van de mens centraal. Maar het probleem was dat dit 'Zelf' vaak als een onpersoonlijk, een abstract gegeven werd gezien. Bancroft zocht meer een 'eigen identiteit'. In het meest extreme geval gaat dit oosterse Zelf geheel op in de godheid en is er geen 'afzonderlijke identiteit' meer.
Bancroft beschrijft op een heldere, boeiende en zeer menselijke manier waarom zij dit eigenlijk gewoon niet wilde. Bancroft zocht een diepe 'persoonlijke' band met de spirituele kern en geen opgeven van 'jezelf'. Langzamerhand komt zij tot het besef dat de persoonlijk identiteit' (het ego) dat het oosten tracht op te geven, een onveranderlijk 'zelf' is. Toch bevredigt dit haar ook niet: zij ervoer 'zichzelf' als iets positiefs, niet als iets dat opgegeven zou moeten worden. Toen kwam er vanuit een vreemde hoek een soort oplossing: de quantum- fysica.

Het quantumzelf
Bancroft kende al het werk van Fritjof Capra: De tao van fysica. Hierin geeft Capra een aantal overeenkomsten tussen westerse fysica en oosters denken aan. Maar een doorbraak kwam toen Bancroft het werk van de natuurkundige en filosofe Danah Zohar las, met name het boek 'The Quantum self'. Zohar schetst in dit boek een opvatting over het zelf dat gebaseerd is op inzichten uit de quantumfysica.
Quantumfysica behandelt het 'gedrag' van de kleinste deeltjes, gedrag dat nogal afwijkt van de door Newton geformuleerde natuurwetten. Ten grondslag aan dit 'afwijkende gedrag' ligt het gegeven dat een 'deeltje' zich kan manifesteren als een golf of als een deeltje, maar nooit als beide tegelijk.
In het verlengde hiervan schetst Zohar een wereldbeeld, waarin deze fundamentele splitsing/eenheid doorgevoerd wordt. Wat Bancroft hierin zo aansprak, is de conclusie die Zohar trekt ten aanzien van het zelf. Het 'zelf' is zowel een afgesloten geheel(het deeltje) als een geheel van relaties( de golf). Hier zien we een opvatting over het zelf, die alle voorgaande 'splitsingen' overstijgt. Een opvatting die soms in mystieke geschriften, zowel uit het oosten als het westen, impliciet aanwezig lijkt. Het zelf is zowel het 'ene' (een 'persoonlijke' identiteit) als het 'andere' (het 'Zelf'). Een citaat uit 'The quantum self' zou dit kunnen verduidelijken (vertaling van mij): Het quantum wereldbeeld overstijgt de splitsing tussen het individu en 'relaties' door te laten zien dat indiviuen altijd individuen zijn in een 'context'. Ik ben mijn relaties -mijn relaties tot de sub- zelven in mijn eigen zelf (mijn verleden en toekomst)-, mijn relaties tot anderen, en mijn relatie tot de gehele wereld. Ik ben ik, uniek 'mij', omdat ik een uniek patroon van relaties ben en toch kan ik dit 'ik' niet scheiden van die relaties.
Deze opvatting hielp Bancroft zowel het abstracte zelf, het golfpatroon, als het ego, bestaande uit 'alle' persoonlijke relaties, samen te vatten in haar eigen leven. Je bent zowel het een als het ander en daarom zijn we als mens zowel uniek als opgebouwd uit al het andere. Allerlei schijnbare tegenstrijdigheden in werkelijkheid en het denken over jezelf en je medemensen vallen samen in deze 'quantumbenadering'.

De nieuwe spiritualiteit
Vanuit deze benadering van mens, werkelijkheid en spiritualiteit schetst Bancroft de contouren van een nieuwe spiritualiteit, eentje die niet ergens 'ophoudt', maar juist vanuit het fundamentele karakter van het (quantum)zelf, zich blijft ontwikkelen. De spirituele reis is niet een reis die op een bepaalde plaats eindigt. Want elk eindpunt, wordt weer een beginpunt, omdat het bereiken van dat eindpunt invloed heeft op de reiziger. En vanuit deze invloed ontstaat weer een nieuw reisdoel.

Evenwichtig boek
De spirituele reis van Anne Bancroft is op elk niveau een evenwichtig boek. Oosten/westen, ego/zelf, vreugde/ problemen, zekerheid/twijfel en nog veel meer 'tegendelen'( in plaats van tegenstellingen) passeren de revue. Haar gebruik van het quantumzelf als oplossing voor een aantal basisdillemma's in het denken over persoon en spiritualiteit is uiteindelijk het grootste evenwicht wat dit boek te beiden heeft. Door de persoonlijke benadering is het een goed leesbaar boek geworden, van een vrouw die lang gezocht heeft en 'iets' gevonden lijkt te hebben. Een aanrader voor iedereen, die geïnteresseerd is in de mens, spiritualiteit en werkelijkheid.

JAN SPRONG


©St. NoPapers

Terug naar overzicht