Boven leef ik, boven zweef ik...


Wat is boventoonzingen nu eigenlijk? Hoe doe je dat? Waarom hangt er die waas van zweverigheid omheen?
Met deze vragen in mijn achterhoofd besloot ik het boek Stem en boventonen van Borg Diem Groeneveld te lezen. Een concert door de auteur, die behalve boventoonzanger ook holistisch stemtherapeut is, had en heb ik nooit bijgewoond.
De ondertitel vermeldt 'Oefeningen, improvisaties, klankmeditaties'. En inderdaad blijkt het boek vooral praktisch gericht te zijn en volgens de schrijver bedoeld 'voor mensen die inspiratie willen opdoen om te leren spelen met hun stem....' Hier kom ik straks nog op terug.
In het verloop van de teksten blijken er ook zogenaamde oefencassettes te bestaan. Pas op de allerlaatste pagina staat vermeld dat er zes verschillende zijn en dat men ze à ƒ 25,-- per stuk (of ƒ 125,-- voor alle zes) los kan kopen of bestellen. Voor wie daadwerkelijk zelf aan de slag gaat, lijkt me dit misschien een goed idee al was het maar om te weten naar welk resultaat men streeft. Maar ƒ 25,-- voor bijvoorbeeld twee keer 45 minuten een toon op de tampoera vind ik nogal duur betaald om het voorzichtig uit te drukken.

Volgorde
De opzet van het boek vind ik nogal chaotisch. De gebruiker wordt verondersteld bij het eerste hoofdstuk, Zingen met je lichaam, te beginnen en telkens uit meer hoofdstukken een oefening te kiezen. Dat klinkt eenvoudig maar in de praktijk komt men terecht in een woud van oefeningen, die gedeeltelijk met een partner moeten, gedeeltelijk solo.
Ergens halverwege schijnt de goede leerling in staat te zijn boventonen te zingen, maar dan volgen nog talloze instructies voor variaties en verfijningen.
Heel onlogisch is het pas vermelden van de 'Geschiedenis van de boventonen' vanaf pagina 114. Inhoudelijk zet ik daar overigens zo mijn vraagtekens bij. Hoezo spelen boventonen pas sinds het begin van de achttiende eeuw een rol in Europa? Klankkleur wordt immers bepaald door de boventonen. Het mee-resoneren van losse snaren heeft eveneens alles met boventonen te maken. Ik noem als voorbeeld de tromba marina, een groot strijkinstrument uit de renaissance, maar ook daarna zijn er allerlei 'modellen' gebouwd met niet bespeelde snaren die wel meeklinken.
In de zang hoeft men alleen maar aan de volksmuziek te denken; wie ooit het vaak nasale geluid van het Bulgaarse vrouwenkoor Le mystère des voix Bulgares heeft gehoord, weet precies wat ik bedoel.
Groeneveld is leerling en navolger van Michael Vetter, die onder meer in Stockhausens Stimmung (1968) en Sternklang (1971) boventonen zong. Vetters invloed is regelmatig in dit boek aanwezig. Want Stockhausen krijgt notabene de eer als eerste boventonen voor de stem gebruikt te hebben.... Op meer invloed van Vetter kom ik nog terug.
Als oefenmateriaal zijn nogal wat klankgedichten opgenomen. Die staan in zowel kleine als hoofdletters afgedrukt. De lezer is echter al een eind op streek als hem duidelijk wordt gemaakt dat dit onderscheid betrekking heeft op de mondstand: bij 'o' is de mond meer gesloten dan bij 'O'. En dat een tampoera een Indiaas tokkelinstrument is wordt ook pas uitgelegd als het woord diverse malen is gevallen.
De wat zweverige kant van het fenomeen boventoon zingen manifesteert zich in dit boek door de manier waarop de nadruk op ervaring en het laten nawerken daarvan gelegd is. Wat ik wel heel vreemd vind is dat uit de tekst geen enkel enthousiasme blijkt.
Mijn eigen ervaring met twee cursussen stemimprovisatie die veel raakvlakken met de hier gebruikte oefeningen en technieken vertonen, was dat de deelnemers er behalve een 'kick' ook veel energie van kregen. Verder blijkt er ook een meditatief aspect aan deze manier van zingen te zitten. Die suggestie wordt al gewekt door het feit dat aangeraden wordt veel oefeningen minimaal 5 minuten achter elkaar te doen, en dat is lang!
Het woord 'meditatie' wordt pas veel later gehanteerd. Hier en daar zijn korte teksten van anderen ingelast. Sommige daarvan zijn ter zake andere nogal nietszeggend.

Verwarring
Wie hier als muzikale leek aan begint krijgt het waarschijnlijk na een tijdje toch wel benauwd. Al meteen wordt het begrip zingen geïntroduceerd waar ik zelf vanwege alle esthetische associaties gewoon 'geluid maken' zou gebruiken. En hoewel ook deze leek tot de doelgroep zou behoren, blijkt wel degelijk de kennis van het notenschrift vereist. Bovendien gebruikt Groeneveld een aantal muzikale termen op een dermate oneigenlijke manier dat ze op zijn minst verwarring scheppen. In de vocabulaire van de auteur blijkt bijvoorbeeld 'a-tonaal' geen betrekking te hebben op muziek zonder tonaal centrum, maar op muziek waarin van 'glijtonen, micro- intervallen, schreeuw- en gromgeluiden en spraak' gebruik gemaakt wordt. Sorry, maar dit klinkt weinig professioneel.
Ook niet echt verhelderend is de manier waarop de term 'rein' voorkomt. Rein staat voor precies zuiver (in een stemming), maar soms bedoelt Groeneveld gewoon consonant.
Een beetje genant vind ik het 'da fine al capo' op pagina 110 onder weer zo'n klankgedicht. Het is duidelijk een verbastering van 'da capo al fine' hetgeen Italiaans is voor 'van het begin tot het eind' oftewel nog een keer herhalen...(In de praktijk vaak herhalen tot ergens het woord 'fine' geschreven staat.). Wat men moet aanvangen met van het eind tot het begin weet ik eerlijk gezegd niet ...
Terugkomend op Vetter: het lijkt erop dat in dit boek een aantal klankgedichten rechtstreeks uit het Duits zijn overgenomen. Althans dat is de enige manier waarop ik zou weten hoe ik het volgende zou moeten uitspreken: unitüri bilubüti ninünu etc. (p. 98) en ö--i--ö, ...ö--ü--ö etc... (p. 109) (oenituri biloebuti ninunoe resp. eu-i-eu resp. eu-u-eu, lijkt me).

Docent
Alles bij elkaar denk ik dat het hier aangedragen materiaal uitstekend dienst zou kunnen doen als inspiratie voor docenten, ook als ze zich niet uitsluitend met boventoonzang bezig houden.
De vele tekeningen verduidelijken wel veel, maar het lijkt me als gebruiker veel plezieriger de oefeningen 'voorgekauwd' te krijgen dan ze zo uit een boek te doen, hoe plezierig de lay-out daarvan ook oogt. In een groep heeft men ook nog het voordeel van de feedback uit de ervaringen van anderen.
Daarnaast geldt bij dit soort dingen vaak dat 1 + 1 + 1 meer dan 3 is. Bovendien is gezamenlijk concentreren op een vastgesteld tijdstip in de week of dag vaak veel makkelijker dan zoiets thuis in de dagelijkse routine te integreren. Begeleiding lijkt me trouwens in elk geval raadzaam.
Hoewel de auteur er eenmaal vluchtig naar verwijst, had ik van een holistisch stemtherapeut toch meer aandacht verwacht voor de mogelijke emotionele reakties die sommige oefeningen kunnen oproepen bij de uitvoerenden. Dit gericht stemgebruik kan namelijk al dan niet letterlijk het een en ander losmaken.
Het uitbrengen van een dergelijk heel praktisch gericht handboek voor boventoon zingen is zeker zinvol, al zou ik zelf de opzet en met name de volgorde liever anders zien en mogelijk de ontbrekende index toevoegen.
De instructies op zich zijn duidelijk genoeg, hoewel ik er niet in geslaagd ben tegelijkertijd te fluiten en te zingen.... En als ik iemand in een kerk de akoestiek hoor uitproberen, dan heeft die vast dit boek gelezen.
Zelf geef ik, net als vele kindertjes achter op de fiets, de voorkeur aan galmen onder het tunneltje onder de spoorlijn door hier voor de deur.

PRISKA FRANK


©St. NoPapers

Terug naar overzicht