Spirituele mogelijkheden van lichaamshoudingen


Menig theoloog, wijsgeer en soortgelijke heeft zich het hoofd gebroken over wat moet worden verstaan onder het begrip God en wat de ervaring van (een) God inhoudt. Het zijn vaak omzichtige denkers. Felicidas
Goodman, auteur van het boek 'Lichaamshoudingen en hun spirituele mogelijkheden' wil, getuige het voorwoord, deze denkers haar hielen laten zien door de lezer kennis laten maken met oude, veelal vergeten maar 'volstrekt praktische en concrete' (pagina 14) methoden voor het opdoen van religieuze ervaringen in trance toestanden. Religie hoeft dan niet te blijven staan bij een 'kennis nemen van'. De beleving vervangt de filosofie.

Inhoud
Het basisidee van Goodman is dat mensen door het innemen van een rituele lichaamshouding en het luisteren naar ritmisch tromgeroffel met een frequentie van 200 tot 210 slagen per minuut in een trance toestand gebracht kunnen worden. We zullen dit in wat volgt Goodman's procedure noemen. De aldus bereikte trance toestand wordt gelijkgesteld aan de gezochte religieuze ervaring.
Hoewel Goodman zich wenst te onthouden van een echte definitie van de religieuze ervaring is het volgens haar de ervaring van een 'ander' of 'hogere/heilige' realiteit (de aanhalingstekens zijn van Goodman, pagina 18).

De precieze lichaamshouding is cruciaal voor het bereiken van een trance toestand. Er zijn lichaamshoudingen die wel werken en lichaamshoudingen die niet werken. De zoektocht naar werkende lichaamshoudingen gebeurt met name aan de hand van archeologische overblijfselen van afgebeelde rituele houdingen (sculpturen, rotstekeningen en zo meer) en observaties van cultureel antropologen bij primitief genoemde volkeren.
Wanneer een potentieel werkende lichaamshouding gevonden is, wordt deze in het 'lab' op proefpersonen uitgetest. In samenspraak met de proefpersonen wordt een afbeelding bestudeerd en zo goed en zo kwaad als dat gaat, nagebootst. Als dat naar het oordeel van de groep gelukt is, begint er een sessie (met tromgeroffel en na wat voorbereidende handelingen als het roken van salie, zie hoofdstuk 6 voor de details). Veel trance ervaringen treden al na korte tijd op (15 minuten is genoemd).
De ervaringen van de proefpersonen worden op band opgenomen en achteraf geanalyseerd. Aan een sessie nemen meestal meerdere proefpersonen deel.
De opgedane impressies worden in groepsverband geanalyseerd. De analyse leidt veelal tot een passende naam voor de houding. Het blijkt namelijk dat een enkele houding altijd tot een enkele visionaire ervaring leidt. Dat wil zeggen dat binnen tamelijk brede interpretatiekaders de houding kan worden geduid als bijvoorbeeld een zielereis, de openbaring van de geheimen van genezing, helderziendheid en zo meer. De specifieke ervaringen kunnen per persoon en per sessie wel sterk verschillen. In totaal zijn inmiddels een veertigtal werkende houdingen onderzocht.

De optredende trances kenmerken zich niet alleen door subjectieve ervaringen maar ook door een waarneembaar fysiologisch proces. In hoofdstuk 1 wordt onder andere gewezen op specifieke intonatie-patronen van de spraak, bepaalde hersengolven (theta-golven) en dalingen van het adrenaline en noradrenaline gehalte in het bloed (terwijl de polsslag toeneemt).

Goodman wijst verder op overeenkomsten tussen de ervaringen van de proefpersonen en bepaalde mythen. Nogal wat proefpersonen hebben ervaringen die sterk lijken op zaken die in sommige mythen worden beschreven, ook al was de mythe de proefpersoon niet bekend tijdens de eerste sessies. Daarom ook ziet Goodman het werken met lichaams- houdingen als een soort archeologie van de psyche. De opgedane ervaringen kunnen namelijk een inzicht geven in de voorstellings- en ervaringswereld van de oorspronkelijke makers van de bestudeerde sculpturen. Zij moeten van deze ervaringen op de hoogte zijn geweest en van de methoden om zulke ervaringen op te wekken.

Dan wordt nog kort gespeculeerd over wat het is dat men in trance ervaart. Goodman beargumenteert dat de ervaringen worden opgedaan in een andere werkelijkheid die niet gebonden is aan de tijd van onze alledaagse ervaringswereld. De andere werkelijkheid is een 'universeel nu' in tegenstelling tot de alledaagse wereld die een wereld van 'worden' is. Ze is nu zoals ze ook was voor de mensen uit het stenen tijdperk.

Het boek besluit met een hoofdstuk waarin nauwgezet een aantal lichaamshoudingen worden beschreven en getoond via tekeningen. Ook wordt gemeld welke visionaire ervaring te verwachten is. Deze houdin- gen kan de lezer zelf uitproberen.

Nobelprijs
Als het waar is wat Goodman in dit boek vertelt, dan verdient ze zonder verder dralen de Nobelprijs voor de vrede, de medicijnen en de natuurkunde. Verder mag ze wat mij betreft de andere prijzen er tot aan de eeuwwisseling voor nop bij hebben.

En toch...., toch ben ik niet ogenblikkelijk aan het werk getogen om het benodigde tromgeroffel uit de geluidskaart van mijn PC te halen en ben ik niet in een van de voorgeschreven houdingen gaan staan om zo mijn eerste visionaire ervaring te ondergaan.

Waarom niet? Vergeef het me als ik ter beantwoording van deze vraag een aanloop nodig heb in de vorm van een kleine beschouwing over het verschil tussen argument en geloof.

Geloof versus argument
De beste manier om je leven te versnipperen (naast het hebben van een betaalde baan natuurlijk) is het onvoorwaardelijk navolgen, zeg maar, geloven van anderen. Er is altijd wel iemand die zegt dat een of andere pil goed voor je is. Als je dat zonder terughoudendheid zou geloven, worden drogisten wel erg gemakkelijk rijk. En zelf heb je er niks aan als je dingen doet zonder te weten waarom.
Om dezelfde reden is ook enige terughoudendheid aan te bevelen wanneer de een of andere sektariër je aan de deur probeert te bekeren. En, misschien wat belangrijker, onvoorwaardelijk geloof kan ook leiden tot het geloof dat homofilie slecht is. Het staat namelijk met precies zoveel woorden in de Bijbel (dat geloof je toch ook allemaal, of niet soms?). Iemand die op voorhand niet geneigd is te denken dat homofilie slecht is zal daarom vragen om argumenten. Wanneer, bijvoorbeeld, de voornoemde sektariër op deze vraag als een robot met kortsluiting steeds herhaald 'omdat God dat wil' (en op de vraag 'waarom wil God dat dan?', 'Hij weet het beter dan wij'), dan is er dus geen argument, en blijft homofilie in het hoofd van onze scepticus nog een tijdje in de kast met goede ideeën staan.

Zoals het lichaam een immuunsysteem heeft opgebouwd om potentieel gevaarlijke organismen buiten te houden en goede door te laten zo dient de vraag om argumenten ervoor dat vreemde of met de rest van je denken strijdige noties buiten blijven en goede binnen te houden. Net zoals het immuunsysteem fouten maakt doordat soms slechte zaken toch binnenkomen (tbc-bacillen) en goede naar buiten worden gewerkt (bij orgaan transplantaties), zo zal ook het argumentfilter fouten maken. Maar hoe gebrekkig ook, het is een kwestie haast van persoonlijke integriteit (heelheid) om dit filter werkzaam te houden. Het argument geeft de aanhoorder de mogelijkheid het aangebodene te wikken en te wegen en zodoende te besluiten wat met het aanbod te doen.

Je kunt hier zelfs spreken van een recht. Elk mens heeft het recht overtuigd te worden, en niemand heeft het recht de andere mens te dwingen tot geloof. Dit recht maakt het mogelijk een eigen consistent wereldbeeld te bedenken; een coherent kader waarbinnen het eigen denken en handelen zin heeft.
Het alternatief bestaat uit het navolgen van elk idee dat je hoort. Dat leidt tot versnippering, en een uiteindelijk leeg en zinloos leven.

Bij het lezen van het boek van Goodman kwamen deze gedachten steeds bij me op. Als argument is haar boek namelijk zo goed als volledig mislukt, zoals ik straks zal aantonen. Heb ik dan enkel nog de keus tussen geloven en niet-geloven? Verwerping of acceptatie? Een argument vervult dus een brugfunctie van de ene wereld der opvattingen naar de andere. Uiteraard zijn sommige verschillen eenvoudiger te overbruggen dan andere.
Zij die op andere gronden al vertrouwd zijn met de ervaringen waar Goodman naar verwijst, zullen minder belang hechten aan de specifieke argumentatie. Deze lezers raad ik enkel aan dit boek vluchtig te lezen en voornamelijk de houdingen die Goodman in detail beschrijft in hoofdstuk 6 uit te proberen.

Dat laat onverlet dat Goodman wel degelijk pretendeert te argumenteren voor bepaalde opvattingen van de verschijnselen die zij waarneemt, en dus een boek heeft willen schrijven voor mensen die niet op voorhand overtuigd zijn van haar claims.

Deze argumenten zijn het doelwit van de volgende beschouwingen. Met nadruk zij gesteld dat de deugdelijkheid of ondeugdelijkheid van de argumenten niet leidt tot een harde conclusie over de waarheid dan wel onwaarheid van haar claims. De waarheid van haar stellingen wordt om voornoemde redenen expliciet 'buiten haakjes' gesteld.
Ik bestrijd haar argumentatie. Ik bestrijd noch bevestig haar uiteindelijke interpretaties. En uiteraard betekent dit dat ik eenieder aanraad ten opzichte van Goodman's opvattingen een afwachtende houding aan te nemen. Ik wacht in elk geval met uitproberen tot er een beter argument komt en ga over tot de orde van de dag, een orde die me te spannend is om te onderbreken voor wat net zo goed een doodlopende weg kan zijn.

De argumentatie
Goodman's procedure is verbluffend simpel. Op haast mechanisch wijze kan een religieuze ervaring tot stand worden gebracht. Naast de procedurele eenvoud is er de eenduidigheid van het effect. Dezelfde procedures, oftewel dezelfde lichaamshoudingen, leiden tot dezelfde visionaire ervaringen (hoe breed ook geïnterpreteerd).
Zo beschouwd hebben we te maken met een eenvoudig te bestuderen proces dat zich uitstekend leent voor een wetenschappelijke analyse. De eerste vraag is echter of Goodman's procedure inderdaad is wat ze schijnt te zijn.

Laten we eens beginnen bij het resultaat van Goodman's procedure. Goodman stelt dat een lichaamshouding in feite een 'in zichzelf besloten' ritueel is (pagina 37).
Deze gedachte moet leiden tot de conclusie dat de ervaringen die het resultaat zijn van een gewoon ritueel ook het resultaat kunnen zijn van een lichaamshouding. Echter, in het hele boek is niet een poging te vinden om te onderzoeken welke klassieke rituelen met welke lichaamshoudingen corresponderen. Zulke evidentie is noodzakelijk wil de geponeerde relatie tussen houding en ritueel enige betekenis hebben. Bij het ontbreken van enig bewijs kan hoogstens gelden dat een lichaamshouding leidt tot een religieuze ervaring. Punt. De rest is ijdele speculatie.
Het is helaas wel een ijdelheid die dwars door het hele boek heen loopt. Een ijdelheid die overigens ook tot vraagtekens leidt bij de stelling dat het hier gaat om religieuze ervaringen. Want als de link met het ritueel niet aangetoond is, blijft dan wel de link met religie overeind? Of had het ritueel daar sowieso al niks mee te maken? Vragen, geen antwoorden.

Laten we nu Goodman volgen in haar stelling dat er een religieuze ervaring optreedt. Volgens haar opvatting is dat een ervaring van een andere werkelijkheid. Expliciet verwerpt ze het idee dat de optredende ervaringen uit een andere bron afkomstig zijn. Volgens haar kan het bijvoorbeeld niet gaan om fantasie, niet om visualisatie (zoals bij sommige Yogasessies) en niet om archetypen.
De eerste twee verwerpingen zijn in dit boek niet controleerbaar omdat verwezen wordt naar elders gerapporteerd onderzoek dat ik helaas niet tot mijn beschikking heb.
Wel geeft Goodman een argumentatie tegen het idee dat de religieuze ervaringen iets met archetypen (volgens Jung) te maken hebben. Daarnaast geeft ze nog een argument voor het idee dat de ervaringen van de proefpersonen niet gebonden zijn aan persoonskenmerken of eerdere persoonlijke ervaringen. De religieuze ervaring is in dat geval van een totaal andere orde dan onze gewone ervaringen. En dat is hetgeen te bewijzen is.

We onderwerpen nu beide argumentaties aan een nadere analyse.

Archetype
De centrale vraag is nu of de ervaringen van de proefpersonen een fundament hebben in wat Jung een archetype noemt.

Goodman citeert op pagina 39 uit het werk van Jung. Ik herhaal hier een gedeelte van het citaat.

"Steeds weer word ik geconfronteerd met het misverstand dat archetypen inhoudelijk bepaald - anders gezegd, een soort onbewuste 'voorstellingen' - zouden zijn."

en even verder

"Een archetype is op zichzelf een leeg, qua vorm bepaald element."

Dit overgeschreven hebbende concludeert Goodman vrolijk dat in het denken van Jung het archetype dus een innerlijke waarneming is, die als zodanig vergelijkbaar zou zijn met een voorstellingsidee dat door de fantasie wordt uitgewerkt. In een trance-ervaring daarentegen zou het niet gaan om een innerlijk ervaring maar om een transpersoonlijke ervaring. De proefpersonen zouden herhaaldelijk hebben gewezen op dit transpersoonlijke aspect.

Het behoeft nauwelijks betoog dat Goodman hier in weerwil van de geciteerde waarschuwing van Jung toch weer een archetype als een concrete inhoud presenteert (namelijk: een innerlijke waarneming). Zo wordt niet duidelijk gemaakt waarom een archetype niet ten grondslag zou kunnen liggen aan de trance ervaringen. Meer in het bijzonder is jammer dat Goodman niet aangeeft waarom een transpersoonlijke ervaring niet archetypisch kan zijn.

Daar komt nog eens bij dat Jung zelf op meerdere plaatsen heeft aangegeven dat archetypen verantwoordelijk zijn voor godsdiensten, mythen en dergelijke meer (bijvoorbeeld in 'De benadering van het onbewuste' een essay dat staat in de bundel 'De mens en zijn symbo- len' dat in 1973 verschenen is bij Lemniscaat wordt op pagina 82 gemeld dat archetypen zelfs mythen scheppen).
Waarom, zo rijst de vraag, zijn de mythen waarmee de trance-ervaringen volgens Goodman zelf zo nauw verwant zijn, dan niet de mythen van de archetypen? Vragen, geen antwoorden.

Persoonskenmerken versus de andere wereld
Voor wat betreft de inhoud van de visionaire ervaring argumenteert Goodman dat deze niet bepaald wordt door de eigenschappen en geheugen van degene die de visionaire ervaring heeft.
Het argument dat voor deze vorm van contextvrijheid wordt aangevoerd bestaat volledig uit een citaat uit een onderzoek van ene Schirmbrand dat gedaan is in het kader van een scriptie. Deze Schirmbrand zou zorgvuldig psychologisch onderzoek verricht hebben waaruit aan het licht kwam dat er geen belangwekkende relaties bestaan tussen de opgedane ervaringen en de individuele persoonskenmerken.
Er moet beslist opgemerkt worden dat het binnen het sociaal-wetenschappelijk onderzoek, volkomen terecht, geen gewoonte is om een enkel onderzoek als doorslaggevend te zien. Herhaling is nodig. Goodman heeft derhalve niet het recht te spreken van een solide experimentele basis. Maar dat nog daargelaten.
De conclusie van het onderzoek van Schirmbrand, volgens een citaat van Goodman zelf (pagina 40), luidt '... het niveau van de onderzoeksresultaten - het niveau waartoe zowel de persoonlijkheids- als de ervaringskenmerken behoren... - niet geschikt voor het kwantitatief zichtbaar maken van reëel bestaande samenhangen.'
Hier staat niet meer dan dat de gebruikte meetinstrumenten niet geschikt zijn om zulke verbanden aan te kunnen tonen en dat is toch wezenlijk iets anders dan aantonen dat zulke verbanden niet bestaan.
Goodman levert niet alleen onvoldoende bewijs, ze levert ondeugdelijk bewijs.

Maar het gaat in dit geval natuurlijk niet alleen om de moeilijkheid van het vinden van een experimenteel bewijs. Het hele idee van het bestaan van voorstellingen en ervaringen die niet teruggevoerd kunnen worden op persoonskenmerken is behept met zeer veel conceptuele problemen. Immers, de menselijke geest bepaalt mede hoe de werkelijkheid zich aan ons voordoet. Zo zien we groeperingen van lichtgolven als kleuren hoewel er fysisch enkel een continuüm is.
Moeten dergelijke voor ieder mens geldende interacties tussen geest en werkelijkheid nu ook buiten beschouwing gelaten worden?
Dit te ontkennen lijkt mij tamelijk onzinnig. En als het niet gaat om algemeen menselijke kenmerken maar om niet-algemene dus individuele karakteristieken, hoe zijn deze twee te scheiden? En waarom is het verschil tussen algemene en individuele karakteristieken zo belangrijk? Is er eigenlijk wel een ander dan een toevallig verschil?
Goodman gaat op deze problemen niet in. Een onvergeeflijke omissie.

Samenvattend moet gezegd worden dat niet aannemelijk is gemaakt dat de trance-ervaringen van een totaal andere orde zijn (stammen uit een andere realiteit) dan de gewone ervaringen. En zowel empirisch als conceptueel wordt met een grote boog om belangrijke problemen heengegaan.

Andere kanttekeningen
Maar er is meer. Of liever gezegd, er is meer dat niet gedaan is.

Laten we de ervaringen, het resultaat van Goodman's procedure, even rusten en overgaan tot procedure zelf. Helaas wordt er over dit onderwerp niets anders gerapporteerd dan dat sommige houdingen wel werken en andere niet.
Waarom is er echter niet systematisch gevarieerd met de houdingen, en is er niet een poging gedaan bepaalde universele kenmerken op te sporen?
Zij die denken dat dit overbodig, stompzinnig werk is dat alleen in het hoofd van een verdorde rationalist kan opkomen, wil ik wijzen op het feit dat niet iedereen altijd en overal een bepaalde houding kan innemen (kinderen, gehandicapten, bejaarden), en dat het van belang is te weten wat er nu precies werkt in die houding.
Juist Goodman zelf komt met het idee dat trance ervaringen haast mechanisch op te wekken zijn, en gegeven dat, dan ligt het toch voor de hand om uit te vinden hoe het mechaniek werkt!?
Maar van systematisch variëren is geen sprake, ook is het tromgeroffel niet aan een nader onderzoek onderworpen. Waarom 200-210 slagen? Theta-golven? Vragen, geen antwoorden.

Over de werkzaamheid van de houdingen zelf wordt ook niets gemeld. Werken alle houdingen wel met alle proefpersonen? Werken ze allemaal even goed? Is het nou werkelijk zo onredelijk om te vragen naar het percentage succesvolle sessies per houding?

Belangrijker dan dit alles is misschien wel de vraag hoe Goodman aan haar proefpersonen komt. Wat weten en verwachten deze van de experimenten? Juist omdat de sessies in groepen gedaan worden (waarom overigens?) is dit belangrijke informatie om eventueel storende effecten van suggestie en dergelijke meer uit te kunnen sluiten. Weet Goodman wel zeker dat er niet sprake is van hallucinatie?
Ongetwijfeld weet ze het zelf zeker, maar nergens wordt daarvoor een reden gegeven.

Als laatste nog dit. In het eerste hoofdstuk doet Goodman verslag van het feit dat trance toestanden herkend kunnen worden via meetbare zaken als hersengolven en intonatie-patronen van de spraak. Dat klinkt boeiend, hoewel de presentatie van de grafieken ontstellend slordig is (geen indicaties van wat er op de X en Y as te zien is, de tekeningen verschillen in lay-out en grootte zodat de lezer een onderlinge vergelijking wel kan vergeten), maar nergens in het boek wordt dit verder uitgewerkt. Het is alsof iemand even komt melden dat trance zo ook gemeten kan worden, om er vervolgens helemaal niets mee te doen.

Slot
Goodman presenteert in haar boek een origineel en verbluffend simpele methode voor het induceren van religieuze ervaringen. De methode is uitgeprobeerd op proefpersonen en de ervaringen van proefpersonen zijn geanalyseerd. Deze ervaringen staan ook in dit boek beschreven en vertonen een opvallende verwantschap met wat bekend is uit mythische vertellingen.

Het belangrijkste kritiekpunt is dat de beoordeling van waarheid of onwaarheid van het ter berde gebrachte vooral een kwestie van geloof blijkt te zijn. Als het je allemaal al heel plausibel in de oren klinkt dan zal deze kant van het boek minder storend zijn. Maar zij die duidelijke argumenten nodig hebben, of eisen, zullen in dit boek weinig reden zien hun opvattingen aan te passen. Goodman geeft in onvoldoende mate details over de gehanteerde experimentele procedures en blijft zeer ernstig in gebreke bij de argumentatie voor haar stellingen. Bevindingen of opvattingen van anderen worden tendentieus of fout geïnterpreteerd. Verder blinkt het boek uit door de afwezigheid van adequate conceptuele analyses.

Tegenover het mogelijke grote belang van haar ontdekking die bij gebleken juistheid het recht geeft op een Nobelprijs, staat een verslaglegging van een niveau waarvoor elke eerstejaars student zich zou dienen te schamen.

HENK ELLERMANN


©St. NoPapers

Terug naar overzicht