Waardevol historisch erfgoed voor vergetelheid bewaard


Middeleeuwse marialegenden blijven ontroeren

Iedereen die dit fraai uitgegeven boekwerkje met twintig in modern Nederlands weergegeven Middeleeuwse Marialegenden leest, zal waarschijnlijk een persoonlijke voorkeur hebben of krijgen voor één van de verzamelde verhalen. Maar het ontroerendste is ongetwijfeld de legende 'Van de danser van Onze Lieve Vrouwe': een kunstenmaker die de aandacht wist te trekken met koorddansen, vraagt zich op een goede dag af waar hij mee bezig is. Hij realiseert zich dat hij, mocht hij vallen, dood zou zijn en 'daar met lege handen' zou staan. Hij besluit zijn intrek in een klooster te nemen, waar hij zeer gewaardeerd wordt vanwege allerlei karweitjes die hij zonder problemen opknapt. Alleen kon hij niet zingen. Uiteindelijk doet hij het enige wat hij wel goed kan om Maria te eren en lof te brengen: hij danst voor haar beeld, letterlijk tot hij er dood bij neervalt. Maria komt van haar sokkel, legt het hoofd van de dode danser recht en wist hem liefdevol het zweet van het voorhoofd. De abt, die aanvankelijk het gedrag van de danser afkeurend bezag, was ook getuige van de aandacht van Maria voor de kunstenmaker. De abt erkent en belijdt zijn schuld.
De oorspronkelijke Franse legende 'Del Tumbeor Nostre Dame' dateert uit de 13de eeuw en heeft ook nadien bij veel mensen tot de verbeelding gesproken.
Victor E. van Vriesland vertaalde het in 1941 onder de titel 'De potsenmaker van Onze Lieve Vrouwe' en de dichter Gabriël Smit bewerkte het verhaal in versvorm in 'Zeven Marialegenden' (1945).
De versie die de samenstelster van 'Middeleeuwse Marialegenden' Gryt Anne van der Toorn-Piebenga opnam, is een navertelling van Smit's bewerking.

Substituut voor heidense godin
De oudste Marialegenden dateren uit de eerst eeuwen van het christendom en zijn afkomstig uit Klein-Azië en Griekenland, een land waar ook vandaag de dag de Maria-verering nog sterk leeft.
De Maria-verering komt tot grote bloei in de Middeleeuwen en daarmee ook de verhalen over wonderen en bijstand na aanroeping van Maria.
Cultuurhistorici verklaren die enorme belangstelling voor de moeder van Jezus uit een reeks ontwikkelingen in de kerk, die zich beijverde om allerlei van oorsprong heidense riten en symbolen een plaats in het christelijke geloof te geven.
In oude religies kende men Aphrodite, Athene, Artemis en Hera als de godinnen, zeg symbolen die de verschillende aspecten van het vrouwelijke element in de religie vertegenwoordigden: onschuld, zuiverheid, vruchtbaarheid en moederschap.
Maria werd in de Middeleeuwen een vergelijkbaar symbool voor het christendom.
Na de Middeleeuwen verflauwde de aandacht voor Maria-legenden, niet in de laatste plaats onder de invloed van het opkomende protestantisme, dat niks moest hebben van Mariaverering en deze 'praktijk' in de katholieke kerk dan ook heftig bekritiseerde.
Hoe men er theologisch ook tegenaan moge kijken, (gelukkig is de protestantse anti-Maria houding wat genuanceerder en erkent men haar tenminste als wel een zeer bijzondere vrouw), de Marialegenden werden ruim 150 jaar geleden weer opgediept, opnieuw verteld en in 1903 en 1904 opgetekend in een tweedelig werk van C.G.N de Vooys: 'Middelnederlandse Marialegenden'. Want behalve oprechte uitingen van volksvroomheid zijn de legenden een stuk historisch erfgoed, dat te waardevol is om in de vergetelheid te raken.
Voor de moderne hervertelling heeft de samenstelster veel teruggegrepen naar het werk van De Vooys, zo blijkt uit de 'verantwoording'. De verhalen verdienen het om steeds weer verteld te worden, zeker rond deze feestdagen, waarin zo'n belangrijke rol voor Maria is weggelegd.
De uitgever verdient niets dan bewondering voor dit bescheiden, maar - het zij nogmaals gezegd - wondermooi uitgegeven werkje.

HARRY FLEURKE


©St. NoPapers

Terug naar overzicht