Een uniek tuinencomplex in Utrecht
en communiceren met planten


Een persoonlijke ervaring en
DE TAAL VAN DE PLANT

Middenin de stad Utrecht, in de periferie van de binnenstad, ligt een uniek stukje grond rond een riviertje waarvan de naam niet direct doet vermoeden dat het zorgt voor de aanvoer van water in de Oudegracht: De Minstroom.
Ooit leende een kwekerij de naam van de rivier voor haar activiteiten op dat stukje grond, van oorsprong agrarisch gebied. Maar aangezien Utrecht ook daar werd volgebouwd, en de kwekerij daarmee tussen de huizen was verdwenen, lonkte een nieuwe plek, ditmaal aan de noordrand van de stad.
Omwonenden aan beide zijden van het riviertje werden medio 70-er jaren aan de achter-tuinzijde van hun huizen verlost van een uitzicht dat vooral bestond uit kassen.
Op de jarenlang intensief bewerkte tuindersgrond tierden snel welig allerlei planten.
Niet zo verwonderlijk dat, toen ambtelijke molens weer eens traag bleken te werken en de grond 'braak' bleef liggen, omwonenden besloten zelf de grond te gaan gebruiken voor tuinieren.
In een tijd dat het kraken van panden een goede volkstraditie was geworden, kraakten een paar omwonenden, waaronder het toenmalige PSP- gemeenteraadslid Robert van Gemert, het tuinderscomplex. Waarmee waarschijnlijk geschiedenis werd geschreven als de eerste echte grote 'tuinkraak'.
Andere omwonenden formaliseerden de kraak door een heuse tuindersvereniging, 'Abstede' op te richten.
En zowaar: ambtelijke molens werkten dan wel traag, maar toen ook nog tolerant. Het bestemmingsplan werd gewijzigd en medio '82 kreeg de vereniging formeel het complex toegewezen, waarbij de gemeente zorg droeg voor een halve meter diep frezen en het uitzetten van kavels.

Geen kool naast aardbeien
Zomer '81 zorgde de intensivering van mijn vriendschap met een van de tuinkrakers ervoor dat ik kennis maakte met het groen van het Minstroom-complex. Een aangename kennismaking.
Voor het eerst in mijn leven zag ik hoe aardbeien groeiden, trok ik worteltjes uit de grond en staarde ik bewonderend naar metershoge weedplanten.
Dacht ik voor die kennismaking nog dat als je gezonde groenten wilde eten, je die het beste in een biologische winkel kon kopen, door de smaak van vers geplukte aardbeien begon ik daar anders over te denken. Sterker nog; de sensatie van het tussen de planten zoeken naar die prachtig rode vruchten, om ze direct daarna als toetje met slagroom te genieten, verleidde me voorjaar '82 tot het kopen van twee dunne boekjes van P. Van Oosterwijck over biologisch tuinieren.
Schitterende boekjes, die heel beknopt uitlegden waarom aardbeien het minder goed doen naast kool en worteltjes prima naast ui-gewassen.
De formele oplevering van de gefreesde grond liet ondertussen op zich wachten.
Ook mijn vriend wachtte op de formele toestemming om zijn kavel, een dikke 100 vierkante meter in gebruik te mogen nemen.
Het was al bijna zomer toen hij constateerde dat volgend jaar ook vroeg genoeg was om te beginnen. Zo niet voor mij.
Grote vreugde toen ik zijn toestemming kreeg de kloeke tuinschoenen aan te trekken om op zijn stukje grond de eerste tuinexperimenten te wagen, zodat de grond opnieuw een klein beetje gekraakt werd. Het zou nog weken gaan duren voor anderen ook die stap waagden, zodat ik urenlang, dagenlang alleen op het kersverse tuincomplex kon doorbrengen.
Omdat anderen vooral de weekenden benutten en ik doordeweeks als ik in Utrecht werkte door de zomerrust vaak wat uurtjes overhield, bleef die situatie lang voortduren.

Wilde planten
Ik koos zaden en peulen van typische zomergroenten als Chinese kool, sperzie- en snijbonen.
Niet gehinderd door enige kennis, op die van de twee dunne boekjes na dan, bewonderde ik het kiemen, de groei van jonge plantjes. Was dat nou onkruid of Chinese Kool? Het maakte niet uit, alles was even prachtig, even uniek.
Zo ontwikkelde ik een 'methode' die nog steeds goede diensten bewijst: Op de eigen tuin die ik inmiddels al meer dan tien jaar heb, mag alles groeien wat er wil groeien. Alleen voor het zaaigoed maak ik ruimte. Met enige consequentie zorg ik dat die ruimte tijdens de groei gehandhaafd blijft.
Wat met wortel en al uit de grond wordt getrokken, blijft ook in de tuin: via de composthoop. Meer dan 80 wilde plantensoorten bevolken zodoende inmiddels mijn 110 vierkante meter. Met alle voor- en tegens van dien.
Zomer '82 had ik die kennis nog niet, zodat ik op een gegeven moment vol aandacht naar de stok-sperziebonen keek en in gedachten constateerde dat die naam ook staat voor het nodig hebben van een stok. Ook niet gehinderd door de kennis dat talloze winkels speciale stokken van verschillende origine verkopen voor tuinders, stond ik me daar serieus af te vragen waar ik in godsnaam stokken vandaan moest halen.

Gek geworden?
"Kom maar bij mij," sprak (!) een wilg aan de waterkant. "Ik heb dode takken".
Zonder zijn hulp zou ik niet op dat idee gekomen zijn. En zou ik zeker niet geweten hebben welke takken dood waren of levend. Zou ik het niet in mijn hoofd gehaald hebben om heel ver over het water te gaan hangen, zodat ik zijn dode takken met een heel klein rukje kon pakken. Nimmer tevoren ervoer ik zo'n gelukzalig gevoel..
Pas toen ik het complex verliet, vroeg ik me af of ik soms gek was geworden...
Maar de weken daarop ging het zo door. Planten wezen me op hun stekken om m'n vriends tuin mee te bevolken, de Chinese kool klaagde over het elkaar in de weg zitten, zodat ik voor het eerst in mijn leven 's avonds jonge kool-salade at (verrukkelijk!) en tot overmaat van ramp begon ik aura's waar te nemen, zodat ik 'zag' hoe diverse kleuren energie door de planten onderling werden uitgewisseld.
Inmiddels waren meer tuinders op het complex actief geworden. Zodat ik verrast werd door planten die m'n hulp inriepen. Na enig speuren vond ik zo een miniscuul plantje waar een steen op gevallen was... Nimmer in m'n leven voelde ik me zo een met de natuur.. Nimmer in mijn leven voelde ik me zo vervuld. Maar ik durfde bijna niemand van mijn ervaringen te vertellen...

Je ziel laten spreken
Later ben ik verklaringen gaan zoeken. De meest aannemelijke verklaring was dat alle kinderen door een fase gaan waarin ze kunnen communiceren met planten en dieren. Een communicatie zonder woorden. Een fase die ik als stadskind, zonder contact met 'de aarde' gemist had.
Ook mijn zoontje, die vanaf dat hij kon lopen met mij veel op de tuinen en andere natuurplekken verkeerde, gaf blijk van zo'n fase. Op een dag, samen in innige stilte lopend van school naar huis, uitte hij zijn verbazing: "Mam, gek he, die boom praat, dat plantje (langs een gevel) ook, maar die lantaarnpaal niet en die hond wel, maar die auto niet, die steen en dat bloempje wel".
Vanaf dat moment was het laatste spoortje twijfel over mijn 'gekte' verdwenen en deelde ik mijn ervaringen vaker met anderen.
Mijn zoontje is nu zoon en 'praat' niet meer met planten. Ik 'hoor' ook al jaren niets meer. In plaats daarvan 'weet' ik nu soms 'zomaar' ineens wat er op de tuin door mij aan handelingen verricht moet worden. Die verandering lijkt logisch. Het 'praten' lijkt een leerfase, een omweg die niet meer nodig is als je (op dat punt) volgroeid bent geraakt.

Het groene volk
In het boek De Taal van de Plant vertelt het Duitse echtpaar Dagny en Imre Kerner van hun ontmoeting met de Indiaanse sjamanen Peter Bearwalks en Rick Shawnee, die de Indiaanse naam Little Big Man draagt.
Indianen praten al zolang hun beschaving bestaat met planten, net als alle oorspronkelijke oude volken. Indianen praten met planten om ze te hulp te roepen bij ziekte, om te bedanken voor wat ze van ze krijgen. Volgens Indianen heeft alles zijn eigen levensweg, alles heeft een ziel: rotsen, bomen, bloemen. De planten noemen ze het groene volk.

Het echtpaar Kerner maakt de inwijding mee van een 'Zekere Plaats' met als hoogtepunt een ceremonie in een zweethut. Na afloop zegt Rick Shawnee hen: "Het is voor ons allemaal bijzonder belangrijk dat de mensen begrijpen dat iedereen met het groene volk kan praten, als hij zijn ziel laat spreken." Hij zegt het, ik lees het en weet weer dat elke andere verklaring voor mijn Minstroom-oever-ervaringen misleidingen zijn van mijn rationeel denken.

De eenvoud van de kennis van de Indianen in het hoofdstuk over 'De weg van de Rode man' maakt het leven weer herkenbaar. "Wanneer het kind met de bloemen spreekt, komen op een gegeven moment zijn ouders en zeggen: 'doe dat niet, dat is toch onzin'. Maar de plant spreekt verder tot het kind: 'Kom hier, praat met me, speel met me.'
Als de ouders het kind maar vaak genoeg gezegd hebben dat het groene volk geen ziel heeft, verliest het kind zijn vermogen om met de natuur te praten." "Wij Indianen leren misschien niet hetzelfde als jullie, wij zijn misschien niet de ingenieurs en de chemici van deze wereld, maar wanneer wij over de natuur, Moeder Aarde en de oude kennis spreken, dan hebben wij allemaal onze doctorstitel."

Het is de verdienste van de auteurs dat ze naast mensen die New Age- achtige talen spreken, zoals de Indianen, een aura-lezeres over het 'levenslicht' dat de informatiedrager is waarmee alle levende wezens met elkaar communiceren en een therapeute die met Bach bloesemremedies werkt, bij hun zoektocht naar de communicatie van planten ook veel wetenschappers, die onderzoek doen naar de communicatie van planten, aan het woord laten.
Veel van die wetenschappers zijn ingenieur, elk heeft een indrukwekkende staat van dienst bij de overheid of industrie.

Wetenschappelijk
Zoals Joe Sanchez. Hij maakte in 1953 deel uit van de eerste Amerikaanse eenheid met nucleaire wapens in Duitsland. Als freelance ingenieur werkt hij al jarenlang in het ruimtevaartprogramma van de NASA. Al twintig jaar besteedt hij daarnaast veel tijd aan zijn hobby: communicatie met planten.
Deze bouwer van kernraketten en spaceshuttledeskundige, van beroep electronica- en computerdeskundige spreekt geen New Agetaal, maar heeft in zijn huis een heel computercentrum gebouwd dat via elektroden verbonden wordt met planten in en om zijn huis.
Joe 'praat' via zijn computers o.a. met de abrikozeboom voor en de dieffenbachia in zijn huis. Joe stelt dat technische mensen zich niet interesseren voor esoterie. "Maar aan de andere kant kunnen we ook niet dingen van tafel vegen alleen maar omdat we er geen verklaring voor hebben.
Het is bekend dat elk levend wezen elektrische signalen afgeeft, dat overal om ons heen magnetische velden zijn, dat er contacten worden gelegd en dat informatie wordt uitgewisseld. Zelfs op niveaus waarvan we ons niet bewust zijn. Die niveaus probeer ik aan te boren met middelen die mij als technicus ter beschikking staan."
Joe's computerprogramma's zetten de elektro-magnetische impulsen om in woorden. De zo geproduceerde teksten hebben nog het meest weg van poëzie, of orakels.
Zo 'sprak' zijn Dieffenbachia: "Kruisen boven de vrede uit/ licht in de omsluitende lucht/ vele zullen bezitten/ levend in tevredenheid/ voor water".
En 'zijn' Magnolia liet via de elektroden waarmee zij verbonden was met Joe's computers weten: "Het boek omhoog/ tegen een vernietigende produktie/ Maar wees daarover/ nog eens/ ongelovig binnen de grond/ Zij aan zij naar de diepte/ in het dodelijk zwijgen van de leer".

Wie nog ongelovig is, kan in het boek kennis nemen van de proeven van wetenschappers van de universiteit van Seatlle, dr. David Rhoades en dr. Gordon Orians, die wisten vast te stellen dat planten hun chemische samenstelling veranderen wanneer ze bedreigd worden door vraat of ziekte. Of kan de experimenten van de leugendetector specialist Cleve Backster. Een man die voor de CIA gewerkt heeft aan het gebruik van 'polygrafen', zoals leugendetectors officieel heten en die daarover cursussen gaf aan geheime dienst- en politiemensen. Zijn experimenten tonen aan dat planten een 'geheugen' hebben en genieten inmiddels bekendheid als het 'Backster-effect'.

Afbraak van gifstoffen
Ook de NASA houdt zich bezig met plantenexperimenten, o.a. om te onderzoeken of planten in staat zijn bepaalde giftige stoffen om te zetten.
Wat te denken van de drakeboom (dracaena massangea) die in staat is om ongeveer zeventig procent van in een ruimte aanwezige formaldehyde af te breken?
Chrysanten, met name die van de soort chrysanthemum morifolium kunnen ook aardig terecht met formaldehyde.
Deze stof die o.a. veel in onze huizen voorkomt door isolatiematerialen, spaanplaat, schoonmaakmiddelen en kleding, kan allerlei allergische reacties veroorzaken en ogen, reuk- en smaakzin aantasten.
De gerbera jemesonii is een kampioen in de afbraak van benzeen (tot zevenenzestig procent). Een stof die vooral door verkeer in huizen in drukke stadswijken terecht komt.

De auteurs bezochten ook het Zwitsere en wereldwijd belangrijke chemische concern Ciba-Geigy.
Daar experimenteert Heinz Schürch met planten en elektrostatische velden, waarbij hij erin geslaagd is de oervorm van planten terug te brengen.
Ook Schürch's experimenten die o.a. van waarde zijn om weer gezonde en groot weerstandsvermogen hebbende planten te kunnen benutten bij de bestrijding van ziekten van door-en-maar-door geteelde gewassen, overschrijden het strikt wetenschappelijke.

De wetenschappelijke pioniers konden op veel hoongelach van hun collega's rekenen. Maar steeds meer proeven blijken herhaalbaar resultaat op te leveren. Er ontbreken steeds minder schakels in de bewijsvoering.
Sommige proeven, zoals die met antistoffen die planten produceren tegen vraat en ziekten, missen geen enkele schakel meer.
De meningen veranderen dan ook. De negentiger jaren lijken een omslag te betekenen in het wetenschappelijke denken over de communicatie van planten.
Voor sommige proeven blijven er echter wetenschappelijke obstakels. Want wie proeven doet met de communicatie van planten is al snel zelf onderdeel van die communicatie...

Ik ben na lezing van dit boek begonnen met m'n planten een beetje extra aandacht geven..

MARJA OOSTERMAN


©St. NoPapers

Terug naar overzicht