Tim en Martijn


Spookdag

Martijn heeft vanochtend geen zin om op te staan. Als hij overeind komt, bonkt zijn hoofd zo raar. Hij ligt in bed en luistert naar de geluiden in huis. Marijke is aan het rommelen met kopjes en bordjes, buiten klappert het tuinhek door de wind.
De bel gaat.
Martijn hoort de stem van Tim. O jee! Dat was hij helemaal vergeten! Het is Wisseldag. Zo noemen ze de dag in de week waarop Tim en Martijn om de beurt bij elkaar spelen. Dan wisselen ze, wie bij wie speelt.

"Ga maar bij Martijn op bed zitten," zegt Marijke tegen Tim.
"Nee, wat meer naar het voeteneind. Want Martijn heeft nog pap."
"Pap? Op bed? Wat gek!" zegt Tim.
Hij voelt aan de dekenbobbel die Martijn is.
"Ik eet nooit op bed," zegt Tim spijtig.
"Ik ook niet," zegt Martijn. "Maar nu wel. Want ik heb Dekentjesdag."
"Dekentjesdag? Wat is dat nu weer voor rare dag? Het is toch Wisseldag?"
"We noemen het Dekentjesdag omdat Martijn een beetje ziek is en de hele dag onder de dekens mag blijven," legt Marijke uit.
"Nou moe!" zegt Tim. "Nu is het vandaag twee dagen; Dekentjesdag en Wisseldag..!"
"En het is ook nog woensdag," zegt Marijke.
Daar moeten ze om lachen. Nu is het vandaag drie dagen tegelijk; Dekentjesdag, Wisseldag en Woensdag.
"Haha," lacht Martijn. "Wat een drukke dag!"
"Ik wil Wisseldag," zegt Tim. "Ik wil spelen."
"We spelen Dekentjesdag," stelt Martijn voor.
"Maar ik heb geen pap," protesteert Tim.
Daar weet Marijke raad op. En even later ligt Tim ook in Martijns bed met een kommetje drinkpap.
Als ze de pap op hebben zegt Tim: "Ik wil niet de hele dag onder de dekens. Kun je niet iets anders?"

"Ja, tentje spelen!" roept Martijn. Hij schiet onder de dekens en gaat op z'n knieën rechtop staan. Hij is zijn bonkende hoofd helemaal vergeten.
"Wat heb je daar nu aan?" vraagt Tim. "Het is lekker donker en niemand ziet je."
"Ik zie toch niemand. En het is altijd donker," zegt Tim.
Dat was Martijn even vergeten. Tim ziet altijd niets, want Tim is blind.
Martijn denkt even na.

"In de tent ben je ook veilig voor spoken," zegt hij dan.
"Spoken durven niet in een tent."
"Waarom niet?"
"Spoken lijken op lakens. Daar komen ze mee in de war."
"Oh ja. Dan zijn ze bang dat ze als bed worden opgemaakt," giechelt Tim.
"Hihi," lacht Martijn. "Een spokenbed! Hihi!"
"Hihi," grinnikt Tim en kruipt bij Martijn in de tent.
"Weet je zeker dat spoken op lakens lijken?" vraagt Tim fluisterend.
"Ja hoor. Heb ik zelf gezien. Op televisie."
"En doen ze op televisie ook van fjoei.. fjoei... fjoei..?"
"Nou eh. Nee. Meer hie-ie-ie en boehoehoe.."
"Ik hoor altijd fjoei.., in huis, als het buiten waait."
"Als het dag is of als het nacht is?" wil Martijn weten.
"Als het waait," zegt Tim.
"Maar spoken komen alleen 's nachts, joh."
"Weet je dat zeker?"
Tja, Martijn weet het niet zeker. Hij weet niet eens zeker of spoken bestaan. Hij heeft ze alleen op televisie gezien. En zijn vader heeft hem een keer laten schrikken door verstopt onder een laken zijn kamertje in te komen.
"Hans heeft een keer..-" begint Martijn te vertellen.
Maar Tim pakt hard zijn arm vast.
"Sst," sist Tim. "Hoor!"
Martijn spitst zijn oren. Hij krijgt rillingen over zijn rug. Buiten de tent hoort hij een vreemd geluid. Slif, slaf, slif, slaf, doet het geluid.
Martijn pakt ook Tim vast. Ze houden hun adem in.
Nu horen ze zachtjes: "Fjoei...fjoei..."
Ze durven zich niet te verroeren.

Even is alles doodstil.
"Wat gek," horen ze dan een stem zeggen. "Nou kan ik Tim en Martijn nergens vinden. Het lijkt wel of het hier spookt.."
Opgelucht halen de vrienden diep adem. Het is Marijke!
"Nou, dan neem ik de limonade maar weer mee," zegt Marijke.
"Nee!" roept Tim en gooit de dekens van hen af. "We zijn hier!"
"Jemie!" doet Marijke. "Wat laten jullie me schrikken!"
"Jij ons ook!" lacht Tim. "We dachten dat je een spook was!"
"Nou, dank je wel!" lacht Marijke. "Zie ik er uit als een spook?"
"Dat weet ik niet," zegt Tim. "Maar je klonk wel zo."
"Ik had jullie horen praten," zegt Marijke. "Daarom deed ik fjoei..fjoei..
Maar spoken maken geen fjoeis.. Dat doet de wind.
En als het hard waait, klinkt dat in jouw huis vast nog erger, Tim. Jullie huis staat op een hoek. Daar kan de wind goed om het huis spoken," lacht ze.
"Maar jij kon het nog beter dan de wind, mam," lacht Martijn.

Vallende bladeren

Tim, Martijn en Marijke lopen door het park.
Tim luistert naar het geknisper van herfstbladeren onder zijn voeten.
Martijn bewondert de mooie kleuren en laat Tim de vormen van de bladeren voelen.
Ineens struikelt Tim.
"Oh jee! Dat krijg je er nu van als je geen hand wilt geven!" schrikt Marijke.
"O, maar het is lekker zacht!" lacht Tim.
Hij ligt in een grote hoop bladeren.
Martijn helpt Tim overeind.
"Herfstbladeren zijn nat," merkt Tim aan zijn knieën en handen. Hij schopt met zijn voeten door de berg.
"Voorzichtig Tim. Misschien ligt er wel iets hards onder. Een dikke tak of zo!" waarschuwt Marijke.
"Welnee!" roept Martijn.
Hij ziet hoe de bladeren door Tims geschop alle kanten uitvliegen en vindt het een leuk gezicht.
"Een blaadjesdouche!" roept hij uit en pakt handenvol bladeren en gooit ze over Tim heen.
"Hé!" schrikt Tim even, maar dan vindt hij het ook een leuk spelletje.
Ze gooien om het hardst bladeren over elkaar heen.
"Goh, wat jammer dat ik geen fototoestel bij me heb!" roept Marijke uit. "Ik heb nog nooit zo'n mooi gekleurde douche gezien!"
Na een poosje rollen ze moegelachen op de grond.
De berg bladeren is geen berg meer.
"Kom op jongens, zo word je nat op je bibs!" zegt Marijke.
"Geeft niet," vindt Tim. Maar ze lopen toch verder.
Tim vraagt van alles over de herfst. Hij wil weten wat hij ruikt, hoort en voelt. Hij ruikt aan bladeren, aan struiken met bessen. Hij voelt voorzichtig aan de bessen.
Martijn staat er bij en waarschuwt Tim voor stekels. Maar Tim is heel voorzichtig.
"Mm," zegt Tim. "Wat ruikt alles lekker."

Marijke begint een wijsje te neuriën. Een zelfbedacht wijsje en ze bedenkt er ook woorden bij:
"In de herfst vallen de bladeren van de bomen...
Ik zie ze éen voor éen naar beneden komen..."
"Nietwaar," zegt Tim. "Maar ik hoor ze wel."
"Hoor jij ze vallen?" vraagt Martijn verbaasd.
Ze staan stil.
"Ik hoor niks," zegt Martijn.
"Ik ook niet. Maar als ik loop hoor ik ze op de grond," zegt Tim.
Marijke zingt verder.
"Ze vallen zachtjes op de grond,
liggen overal in het rond,
zo kun je er gemakkelijk aan komen.."

Ze vinden het een leuk liedje en bedenken er nieuwe woorden bij.
"Zo kun je er gemakkelijk in dromen!" bedenkt Tim.
"Je stopt ze in je haar
En al staat dat soms wat gek..." bedenkt Marijke en Martijn vervolgt razendsnel:
"Val je op je platte bek!"
Dat rijmt. En hij proest het uit.
Tim moet ook lachen.
"Ze liggen overal in het rond!
Val je lekker op je kont!" grapt hij.
"En dat is lekker gek:
val je op je platte bek!" begint Martijn weer.
Maar Marijke vindt het niet zo leuk.
"Ik weet een beter rijmwoord," stelt ze voor: "Raar.
"Haar!" zegt Tim.
"Je stopt ze in je haar!" bedenkt Martijn. En hij doet het ook.
Tim wil ook bladeren in zijn haar.
"Staat het mooi, in mijn haar?" vraagt hij.
"Mooie kleuren staan niet naar," antwoordt Marijke zingend.
"Hé, nu hebben we een heel liedje. Hoor maar," zegt ze.
"In de herfst vallen de bladeren van de bomen,
Je ziet ze een voor een naar beneden komen.
Ze vallen zachtjes op de grond
Ze liggen overal in het rond,
Zo kun je er gemakkelijk aan komen.
Je stopt ze in je haar
En al is dat soms wat raar;
Mooie kleuren staan niet naar."
Zingend lopen ze naar huis.
Als ze thuis zijn schrijft Marijke het liedje op.
"Dan vergeten we het niet," zegt ze.
Dat vinden Tim en Martijn een goed idee.
"Een liedje vergeten is erger dan je fototoestel," vindt Tim.

MARJA OOSTERMAN


©St. NoPapers

Terug naar overzicht