Maria Elena Cruz Varela



Enkele biografische gegevens

In 1989 ontving María Elena Cruz Varela de 'Julian de Casal' prijs van de Nationale Unie van Cubaanse schrijvers en kunstenaars (NUCWA) voor haar nog ongepubliceerde dichtbundel "Hija de Eva". Dit is de nationale literatuurprijs.
María Cruz Varela werd geboren in Colón in de provincie Matanzas. Zij is moeder van twee kinderen.
Zij publiceerde eerder ondermeer "Mièntras la espera el agua" (1986) en "Afuera está Lloviendo" (1987). Beide boeken werden in Cuba uitgegeven door Letras Cubanas.
Haar dichtbundel "El Angel Agotado" werd als exil-uitgave in 1991 gepubliceerd in Florida.
Er wordt gevreesd dat "Hija de Eva" helemaal nooit zal verschijnen.

In maart 1991 wordt María Cruz Varela zonder enige uitleg uit de NUCWA gezet.
Men kan aannemen dat een in mei 1990 mede door María Elena Cruz Varela ondertekend "Manifest van de Tien Intellectuelen" een rol heeft gespeeld in haar uitzetting, waarin ondermeer om vrije verkiezingen , het opheffen van reisbeperkingen voor Cubanen en de vrijlating van gewetensgevangenen wordt gevraagd.
Tot de andere ondertekenaars behoorden de dichter Raul Rivero, de schrijver José Lorenzo Fuentes en de journalist Bernardo Marquez.
Vijf van de ondertekenaars zijn lid van de officiële kunstenaarsbond UNEAC. Deze bond reageerde furieus en omschreef de brief als "een daad tegen de revolutie" "...." uitgesproken vanaf een vijandige tribune". De brief werd namelijk voor het eerst geopenbaard in deMiami Herald.
Een van de ondertekenaars van UNEAC is de schrijver Miquel Barnet, wiens boek "De commandant" in het Nederlands vertaald is (Derde Spreker-serie).
De Cubaanse overheid beschouwt hen vanaf dat moment als "agenten van de CIA". Haar eretekenen, verbonden aan de Nationale Poëzieprijs, werden haar ontnomen.
Vanaf juni 1991 is María doelwit van de zogeheten "Brigadas de Acción Rápida", dit zijn groepen van door de regering geronselde vrijwilligers, die demonstraties houden bij huizen van dissidenten, waarbij deze mensen geestelijk en fysiek lastig gevallen worden.
Mensen die door deze Brigades aangevallen worden, worden in vrijwel alle voorkomende gevallen vervolgens opgepakt door de politie en vervolgens weer vrijgelaten na enige tijd met de waarschuwing op te houden met hun 'contrarevolutionaire activiteiten'.
In september 1991 krijgt María Elena Cruz Varela huisarrest tijdens de Pan Amerikaanse Spelen, teneinde haar te beletten om de internationale pers te woord te staan.
Vlak voor het Vierde Partijcongres, in oktober 1991, wekte zij de woede van de autoriteiten op door tientallen ontmoetingen met meer dan vijftig buitenlandse journalisten, bij wie zij steeds opnieuw benadrukte dat Cuba fundamentele veranderingen nodig had.
Het lukte haar eveneens om samen met anderen pamfletten te verspreiden, "Reflexiones en torno al IV Congreso", onder de naam van de inmiddels in het leven geroepen groep "Criterio Alternativo" aan partijgangers, die de officiële trein namen als communistische
afgevaardigden naar het congrescentrum in Santiago de Cuba.
Tot overmaat lukt het María Elena Cruz Varela, Elizardo Sánchez Santa Cruz en twee anderen om op 18 november 1991 de president van de Spaanse provincie Asturias, Juan Luís Rodríguez-Vigil y Rubio te ontmoeten. Deze president is van 13-18 november in een officieel program, waaronder diverse ontmoetingen met Fidel Castro persoonlijk, met een gevolg van zo'n 250 personen om economische betrekkingen aan te knopen op het gebied van ondermeer visserij, toerisme, elektriciteit en elektronica.
In dit onderhoud verzoeken zij hem om de schending van mensenrechten in Cuba te betrekken in zijn definitieve beslissing over Spaanse economische hulp aan Cuba.
De volgende dag, 19 november 1991 om 17.00 uur verschaft een "Brigade van snelle actie" zich toegang tot het huis van María Cruz Varela.
María vlucht naar boven, maar wordt geslagen en bij de haren vier trappen afgesleept. Zij wordt gedwongen pamfletten van Criterio Alternativo op te eten, dezelfde die uitgedeeld werden bij het congres van de communistische partij. María bloedt uit haar mond, terwijl de Brigade enthousiast roept: "Laat haar mond bloeden".
Er zijn in totaal zo'n 300 Brigadistas op de been, gearriveerd met officieel transport, sommigen van hen gewapend met walkie-talkies.
María's dochter en man worden geslagen; twee medische studenten die 'veiligheidsagenten' proberen te overtuigen deze verwerpelijke actie te staken idem dito.
Voorts wordt de in María's huis aanwezige Gladys Noy, vice-president van de inofficiële groep "Asociación Pro Arte Libre", aangevallen.
María, haar dochter en Gladys Noy worden vervolgens meegenomen door de politie naar de Unidad Policial de Alamar, "voor hun eigen veiligheid", en zes uur later weer vrijgelaten.
De Cubaanse bisschoppen hebben meerdere malen scherp gereageerd op het geweld van deze Brigades. Immers ook o.m. de christelijke groepering Movimiento Cristiano "Liberacion", welke handtekeningen verzamelt om de Cubaanse regering een verzoek tot een referendum voor te leggen, is slachtoffer van dergelijke snelle terreuracties.
De Nederlandse ambassadeur in Havana, Willem Dolleman, heeft samen met twee andere Europese collega's bij de Cubaanse overheid aangedrongen op beëindiging van publieke acties en kenbaar gemaakt de suggestie van officiële Cubaanse zijde om contacten met 'dissidenten' te vermijden naast zich neer te leggen.
Dezelfde dag nog, 19 november, wordt de filmer Marco Antonio Abal Flamand gearresteerd, terwijl hij de gebeurtenissen bij het huis van María Cruz Varela op video probeert vast te leggen.
Op 20 november 1991 wordt mensenrechtenactivist Elizardo Sánchez Santo opgepakt onderweg naar het huis van María Cruz Varela, meegenomen naar het Alamar politiebureau, en korte tijd later weer vrijgelaten.
Elizardo Sánchez Santo behoort tot de belangrijkste leiders van de Cubaanse mensenrechtenbeweging. Hij is voorzitter van de "Comisión Cubana de Derechos Humanos y Reconciliación Nacional" (CCDHHRN). Als zodanig maakt hij deel uit van de sinds kort in het leven geroepen "Concértation Democratica Cubana" (CDC), een coalitie van mensenrechtengroepen. Waaronder de groep "Criterio Alternativo" van María c.s.
De CDC wil niet meer dan vrijheid van meningsuiting, vrije verkiezingen, vrijlating van gewetensgevangenen en mogelijkheden van particulier initiatief voor Cubaanse boeren. Iedere denkbare gewelddadige oplossing van de hedendaagse Cubaanse problemen, zoals diverse rechtse Cubaanse ballingengroepen in Miami voorstaan, hebben zij van de oprichting af aan met klem van de hand gewezen.
Op 20 november 1991 wordt vervolgens María Elena Cruz Varela gearresteerd en opgebracht naar de gevangenis "Villa Marista", waar zij 'incommunicado' wordt gehouden.
Op 21 november 1991 wordt Fernando Velasquez Medina (mede-ondertekenaar van het Manifest van de Tien Intellectuelen en tevens lid van Criterio Alternativo) opgepakt.
Tevens worden de Criterio Alternativo leden Pastor Herrera Macurán en (de schrijver) Jorge Pomar Montalvo opgepakt. Dit gebeurde na 'spontane acties van het volk tegen deze CIA-agenten', waarbij in ieder geval Jorge Pomar Montalvo gewond raakt.
Op 22 november 1991 om 18.00 uur doorzoekt de politie het huis van mensenrechten-voorzitter Elizardo Sánchez Santo. Elizardo en zijn broer worden meegenomen voor verhoord. Tijdens dit gebeuren was een buitenlands diplomaat in huis aanwezig. Even later arriveren 200 man in officieel transport om te 'demonstreren', eieren te gooien, enzovoort.
Wanneer de broers om 22.00 uur weer terugkomen, moeten zij zich van de politie zelf maar door de vijandige meute heenwerken. Vanaf dan mag enige tijd niemand het huis meer in of uit; de telefoon wordt afgesneden.
Op dezelfde dag, 22 november, worden opgepakt Gabriel Aguado Chavez, Elvira Baró, Húbert Luís Matos Sánchez en Eliécer Aguiar Lopez.
Op 27 november 1991, slechts zes dagen na haar arrestatie, krijgt María Elena Cruz Varela een gammel proces, waarbij zij niet een advocaat van haar eigen keuze heeft. Men kan aannemen dat het proces niet aan internationale normen voldeed en het vonnis waarschijnlijk al vaststond vóór het proces begon.
De officiële aanklacht is 'illegale vereniging', en verder 'laster'.
Zij wordt veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf. Zij wordt overgebracht naar de gevangenis 'Combinado del Sur in de provincie 'Matanzas' om haar tijd uit te zitten.
Fernando Velásquez Medina wordt eveneens veroordeeld tot twee jaar gevangenis op dezelfde gronden. Hij zit zijn tijd uit in (waarschijnlijk) de gevangenis 'Alambradas de Manacas' in de provincie 'Villa Clara'.
Pastor Herrera Macurán wordt veroordeeld tot zestien maanden vanwege 'illegale vereniging' en 'clandestien drukken'. Hij zit waarschijnlijk in 'Alambras de Manacas'.
Jorge Pomar Montalvo wordt veroordeeld tot twee jaar op basis van de dezelfde aanklacht als Maria Cruz Varela en verblijft in 'Ariza' in 'Cienfugos'.
Gabriel Aguado Chávez krijgt achttien maanden voor 'illegaal drukken' en 'clandestiene vereniging' (de gevangenis 'Agüica' in 'Cienfugos').
Húbert Luís Matos Sánchez krijgt zestien maanden in de gevangenis 'Guanajay' in de provincie 'Havana'.
Eliecer Aguilar López krijgt één jaar en zit waarschijnlijk in de gevangenis "Taco-Taco' in "Pinar del Río'.
Op 4 december 1991 worden bovenstaande vonnissen bevestigd in Hoger Beroep.
Op 7 december 1991 wordt Jorge Crespo Díaz, juridisch adviseur van diverse mensenrechtengroepen, opgepakt en overgebracht naar 'Villa Maristo'.
Begin 1992 doen verontrustende berichten over María Elena Cruz Varela de ronde. Zij zou mogelijk psychofarmica toegediend krijgen.
Zij verblijft in een cel met drie andere vrouwen, die wegens geweldsdelicten vastzitten.


Manifest van tien intellectuelen

Wij, Cubaanse intellectuelen, zijn diep bezorgd over de gevaarlijke situatie die ons land op dit moment doormaakt. Daarom hebben wij besloten een gematigde en redelijke houding in alle sectoren van de samenleving te willen bevorderen om de economische, sociale, politieke en culturele crisis te vermijden die nabij is.
Daartoe willen wij ons opstellen aan het hoofd van een nationaal debat, zonder uitzonderingen, waaraan alle Cubanen deelnemen die geïnteresseerd zijn in de toekomst van het land, ónze toekomst.
Daarom doen wij de huidige politieke leiding van ons land de volgende voorstellen, wetende dat wij niet de hele waarheid in pacht hebben maar dat het gaat om een deel van deze waarheid.
Wij dringen er bij arbeiders, wetenschappers, militairen, vakbondsleden, boeren, studenten, huisvrouwen en elke andere burger op aan dat zij actief bijdragen aan een oplossing die ons verwijdert van de ineenstorting als beschaafde staat.
Op dit moment is de politiek van te groot belang om ze enkel over te laten aan de politici. Elke absolute waarheid is in werkelijkheid een achterhaalde waarheid.
Middelen om een brede nationale discussie te bevorderen:

María Elena Cruz Varela, Roberto Luque Escalona, Raul Rivero Castañeda,
Fernando Velásquez Medina, Manuel Díaz Martinez, Victor M.Serpa Riestra,
Manola Granados, Bernardo Marqués Ravelo, José Lorenzo Fuente,
Nancy B. Estrada Gabir


Overdenkingen bij het Vierde Congres

door MARIA ELENA CRUZ VARELA

Vertegenwoordigt de Communistische Partij van Cuba de belangen van het Cubaanse volk? Is het legitiem dat een paar honderd afgevaardigden naar het Congres van de enige partij die in ons land bestaat, die overigens selectief en derhalve elitair is, het alleenrecht hebben om over het lot van een heel volk te beslissen?
Criterio Alternativo is een groepering die zich verzet tegen de huidige chaossituatie waarin ons land is verwikkeld en wil een bijdrage leveren om het nationale bewustzijn van burgers te verhelderen, om het Cubaanse volk te waarschuwen, omdat we ons realiseren dat het volk ook niet door het Congres wordt vertegenwoordigd.
Dit is geen congres van het volk, niet door het volk en niet voor het volk, want het volk bestaat voor ons uit die miljoenen Cubanen, partijgenoten of niet-partijgenoten, gelovig of niet-gelovig, die allemaal gedoemd zijn te leven (zij én hun familieleden) met een steeds verder slinkende rantsoenering, die geheel afhankelijk zijn van de bonnenboekjes, die miljoenen Cubanen die de kwelling doorstaan van in de rij staan, die er dagelijks voor moeten vechten om zichzelf en degenen die ze liefhebben te voeden, te kleden en van onderdak te voorzien, zij die geen toegang hebben tot het systeem van privileges en speciale premies waarover de overheersende kaste beschikt, of tot de dollars en de winkels en andere gebouwen die speciaal voor toeristen zijn, degenen die niet corrupt geworden zijn en/of zich verrijkt hebben door te speculeren met de behoeften van de
meerderheid en natuurlijk is volk ook al degenen die, alhoewel ze persoonlijk niet in die omstandigheden leven, de huidige misère van de volksmassa onderkennen. Degenen die geen deel uitmaken van het volk zijn zij die zich, vooral om politiek-ideologische redenen,
waarin zij zelf als eersten niet geloven (omdat ze al lang of altijd al het consumptiepatroon van de westerse wereld volgen), met hand en tand vasthouden aan hun status quo en die zich om die te behouden graag bereid verklaren in bloed van het volk te baden als dat nodig mocht zijn.
De afgevaardigden van het Congres, die gekozen zijn binnen de partij die vooral trouw aan de top garandeert, vertegenwoordigen niet de belangen van degenen die met het zweet op hun voorhoofd in hun dagelijks levensonderhoud moeten voorzien.
Ze vertegenwoordigen alleen de doelen van hun eigen partij-organisatie; er kan niet eens
gezegd worden dat ze de basis van de Partij vertegenwoordigen, de eenvoudige lokale kaderleden die de recente schaarste met de rest van de bevolking delen, aangezien er van hen, en dat weet iedere Cubaan, alleen verwacht wordt dat ze onvoorwaardelijk de besluiten eerbiedigen van de bureaucratie van de Partij en in het bijzonder van één persoon die beschikt over de absolute macht. We weten absoluut zeker dat, behalve de welbekende gevallen van vrijwillige of geveinsde verblinding, van fanatisme of opportunisme, de overgrote meerderheid van de partijleden voorstander is van hervormingen.
Het zijn niet voor niets bijna allemaal regeringsfunctionarissen die overlopen naar andere landen, waarbij ze gebruik maken van hun buitenlandse reizen. Ze doen afstand van hun lidmaatschapskaarten van de CCP, om "te stemmen met hun voeten" (door ervan door te gaan).
Het is tijd dat wij Cubanen, tenminste met dit minimale maar substantiële gebaar waarmee de meesten van ons weigeren toe te treden tot de onterende 'Brigadas de la Respuesta Rapida', ons uitspreken om onze eigen belangen te verdedigen, zowel als individuen, als onderdeel van een geheel dat de Cubaanse natie heet, en zich voegt in de maalstroom van de beschaafde wereld.
Het is niet het moment om te gaan zitten afwachten terwijl anderen in onze naam maken en breken. We moeten afstand doen van onze ogenschijnlijke onverschilligheid, van ons fatalisme, van onze angsten en onzekerheden.
We kunnen niet langer aanzien dat slechts enkelen (of zelfs één alleen), over de toekomst van 98 procent van de bevolking beslist.
Iedere Cubaan heeft het onvervreemdbare recht zijn meningen en eisen aan het 4e Congres kenbaar te maken en erop aan te dringen dat de eisen verwezenlijkt worden die de arbeiders, studenten en intellectuelen, ondanks de manipulatie en sterke druk van tegenstanders, gesteld hebben in de voorbereidende vergaderingen, eisen die tot nu toe herhaaldelijk hooghartig zijn afgewezen, ontkend of van de hand gewezen als "meningen van een onbelangrijke minderheid". Deze eisen kunnen worden samengevat in de volgende punten:

De voorgaande eisen aan het 4e congres zijn niet veel, maar zijn het begin van een lange weg naar de erkenning dat niet het volk de verplichting heeft de besluiten van de regering en de partij te eerbiedigen, maar andersom.
Het gaat er niet om linkse of rechtse, socialistische of kapitalistische ideeën te verdedigen; het is veel meer, het is een zaak van leven of dood voor 10 miljoen mensen. Het gaat erom dat we óf omkomen in omstandigheden die in strijd zijn met de geschiedenis
en het gezond verstand óf het onvervreemdbare recht redden van iedere staatsburger om te kiezen voor een waardiger leven, en dat gaat voorbij iedere soort ideologie of politieke gezindheid. Het is niet de Communistische Partij die moet beslissen of onze kinderen het komende jaar wel of niet te eten hebben, of ze moeten leven of sterven.


De wegen van de hel

Het Cubaanse volk moet het woord nemen; wij Cubanen moeten allemaal een stem en stemrecht hebben, we zijn geen makke onwetende kudde die voor altijd en eeuwig beschermd moet worden door een politiek-ideologische elite, die tot nu toe alleen blijk heeft gegeven van onbekwaamheid, geestelijke kortzichtigheid, kaste-egoïsme en, in het beste geval, van die goede wil waarmee de wegen van de hel geplaveid zijn.
We moeten vastberaden onze handen opheffen voor democratie en vrijheid. We hebben de plicht en het recht onze stemmen te verheffen om onze toekomst te verdedigen, om onomwonden onze trots als staatsburger te tonen, onze wil als burgers, om volmondig nee te zeggen als wanneer we ontkend en vernederd worden, wanneer we gedegradeerd worden en verlaagd tot de positie van mensen van derde of vierde categorie in de wereld.
Het moet afgelopen zijn met angsten, afgelopen met stiltes. Het is tijd om nee te zeggen.


Maria Elena Cruz Varela,
Cubaans dichteres

Gedicht van de slingeraar

Ik slinger stenen tegen het dove oor.
Het veranderlijke oor. Van beide werelden.
Dit is de eenzaamheid met haar geknetter.
Ik geef signalen naast de geduldige dwaas die op de heuvel ligt en met de arme gek die haar zorgen oplapt op een bank in het park.
Door de afgepeigerde vingers. Van de gebroken weefster. Druppelen de flarden.
De eindkroniek van de verlatenheid.
Ik zeg haar dat zij op me moet wachten.
Dit is niet het moment om te sterven in de verlepte schaduw van de populieren.
Ik slinger stenen tegen het dove oor.
Het bloedende oor. Van deze wereld.
Deze bolle wereld die zijn rug toekeert.
De plattegronden om uit het labyrint te ontsnappen, zijn weggeraakt.
Ik slinger stenen: ik ben de gekke vrouw in het park.
Ik ben de aftandse dwaas die op de heuvel ligt.
Ik ben het fatale lied voor Eleanor Rigby.
En ik ben de bloemlezing van allen die eenzaam sterven. Zonder door de tunnel te gaan.
Ik blijf stenen slingeren. Ik ben moe en ga door.
De gekke vrouw toont schaamteloos de tandenloze grijns van haar walging.
Zij draait haar tas binnenste buiten. Zij strooit stuk voor stuk haar handvol vergeten dingen uit.
Ik zeg haar dat zij op me moet wachten:
Dit is niet het moment om te sterven in de verlepte schaduw van de populieren.
Ik verdraag deze vrede als bij een drenkplaats niet. Noch de ronde schuld die aan de appelboom hangt.
Noch de pijl die op mijn hoofd wordt gericht.
Ik slinger stenen. Misschien vinden ze weerklank.
Misschien worden ze opgeslokt door de bodem.


De gevallen engel

David. Zie je.
Hoe de laatste paarden van de middag steigeren.
Hoe ze in opstand komen.
Hoe de vraatzuchtige trompetten triomfantelijk schetteren.
Maar ik herinner mij niet meer hoe de dingen een naam krijgen.
Ik weet het echt niet meer.
De kleren waarin ik verder moet leven vergaan van schande.
Nog een engel erbij.
Een engel die uitgeput raakt. In het uitgeputte hof van de engelen.
David. Zie je.
Hoe de laatste paarden in doodstrijd zijn. Hoe zij gehoor geven aan de triomfkreet van de trompet. Zij verkondigen dat er gevlucht moet worden. Het geeft niet waarheen.
Het geeft niet naar welk miniatuur-land. Naar welk plan.
Of welke luchtspiegeling. Ik wil alleen maar vluchten.
Ontsnappen aan de puinhoop van de rampspoed thuis.
Als ik hun de gave van het woord kon weigeren. Want zij hebben zoveel gelogen.
Zij hebben ons zo verraden. De hoop is zo breekbaar. Zo breekbaar is het beloofde land. De engelen gaan in zwermen in ballingschap.
Zij verwerpen het moment van de onthullingen: er is zoveel tegen ons gelogen.
En ik ben een gebroken engel die zich door de riolen voort laat rollen.
Het smerige water is slechts één enkele vervalste waarheid te midden van vele leugens.
Kruimels. Ik benoem alleen kruimels. Het is heel ernstig 37 jaar te worden.
En een gebroken engel te zijn. Razend van het wakker liggen en het huilen.


Variatie op Helena

De oorlog die ter ere van mij werd ontketend, was amper een offergave.
Een hulpmiddel van de haat op een plaats waar mijn huid zich niet bevond.
Verstijfd. Verkild. Met ijle tulen lappen. Verweg. Ik rustte niet.
Kreten. Lansen. Karren hebben mijn droom verwoest.
Geen enkele nachtegaal. Geen enkel gezang. Geen enkel aardig woord.
Lichtgewicht. Mijn bleke smeekbede leidde tot niets. Ik was de balling. Alleen mijn naam zwierf rond.
Uit mijn naam doodden de mannen. Bewijs van mijn onschuld was het blanke gebied waar ik hem duizendmaal smeekte en hem duizendmaal vervloekte, de Man. Zijn dwaasheid. De troep paarden.
Het om mijn schim vergoten bloed. De mannen hoorden mij niet.
De mannen. De lompe rechters voelden zich gelukkig. Zij voerden oorlog.
Mijn huid was daar niet. Ik ben nooit in Troje geweest.
Ik was niet meer dan een schim.


Smeekbede tegen de angst

De stem vliegt rond. Zijn breekbare marionet met onzichtbare draden.
Heel dunne naalden borduren voorzichtig in een zacht clairobscur op het kleed van de tijd. Van de tijd die ons verlaat.
Die ons hoog optilt. Die soms. Toevallig. Ons vermenigvuldigt.
Langzaam. Heel langzaam. Licht. Ik kijk om mij heen.
Ik zing deze smeekbede tegen de angst. Tegen de angst van de man die zich voortsleept. Fluit. Opnieuw spuugt. Vloekt.
Opnieuw spuugt. Looft. Pijn heeft. Mijn medelijden opwekt. Voorover buigt. Mij opzij schuift.
Tegen jou mijn smeekbede. Smeekbede tegen de angst.
Mengeling van doodsangst en vreugde. Van gebroken kracht.
Tegen mijn donkere zijde. Tegen het stille water. Tegen jou.
Tegen alles. De stem. De stem. De breekbare marionet.
De zwakke wijzer die afhankelijk is van de stem. De stem op zijn as.
Hier verlaat ik de zachtmoedige zinsnede.
Hier komt de stem. Langzaam. Langzaam juicht de stem.
Verandert in een grimas. Keert terug naar de nostalgische kleuren.
Wij die zo dood waren smeken om het vuur
en wij keren huilend naar het oog van het water terug.


Ora Pro Nobis

Mijn dierbare doden. Mijn geliefden.
De vlekken van hun lichamen op de mijne.
Mijn successievelijke lichamen sloten achter elkaar
verbonden die wij tegen beter weten in ondertekenden.
Mijn dierbare doden. Mijn aanstootgevende doden.
Iedere polsslag komt aan als een zweep.
Weke ruggegraat. Aswoensdag.
Over het aambeeld gebogen smeden vormden ons met behulp van vuur.
Roodgloeiend. Ze schroeiden ons vlees. Onze herinnering.
En ze gaven ons een naam. Een omheining. Een touw.
Een habitat waar wij konden vervreemden
en waar ze ons in ganzenmars lieten lopen.
Mijn dierbare doden. Mijn samenvattingen.
Mijn doden die zichzelf en mij smoren
onder het nauwgezette gewicht van hun lauwwarme, gebroken
initiatieven.
Hun symbolische volgorde in de chronologie. Handen.
Handen en monden. Verkrampte handen. Levenloze. De palmen
omhoog. De monden smeken om een plaatsje tussen de herinneringen.
Steeds minder ik. Steeds meer opgelost in toevallige wateren.
Steeds vager silhouet in het kaartspel.
Mijn arme brave doden. Mijn inderhaast gecorrigeerde doden.
Hier ben ik. Zoals altijd.
Van buiten komen geluiden. Flarden van vluchtige gebeden.
De lange nacht schuift de grendels achter zich dicht.
Ik zal lang liggen janken in mijn doodstrijd.
Mijn dierbare doden. Treurige geliefden. Onhandige geliefden.
Hun lichamen en de mijne, het een na het ander dood.


Dies Irae

Het oog is het landschap dat zich boven hem samenpakt. Hem in een hoek drijft.
Het oude verbond is verbroken en onthuld stervend
dat het landschap rond is. Dat het oog rond is. Dat dit inzicht
de onverschillige onmetelijkheid niet wegneemt.
Mijn kinderen hebben hun embryo's geamputeerd. Zij besloten
met hun voorrechten op te groeien tussen toeval en angst.
Zelf evenzeer toevallige passanten ontdekten zij dat ze alleen zijn.
Zij springen.
Zij breken. Schreeuwen. En mijn buik schrikt hevig
van de grote gezwollen pupil van de cycloop.
Oh Odysseus, de terugkeer naar Ithaka valt ons zo zwaar!
Al die zieke lichamen die liggen te rotten uit naam van de overleving!
Mijn kinderen zoeken hun eiland in mijn hoeken. Zij snijden af.
Zij hakken. Zij beven. Zij zoeken in mij naar het landschap
dat rond is voor het oog. Het oog is het landschap. Dit inzicht
redt ons niet van de priemende aanslag. Van de scherpe lans.
Oh, Odysseus, dit felwitte zand veroorzaakt zoveel verblinding!
Zoveel lege oogkassen!
Zoveel treurige lijken die op het strand liggen te wiegen!
Zoveel! Zoveel pijn doet deze terugkeer naar Ithaka!


Het Laatste Avondmaal

De lucht ruikt duidelijk naar rampspoed. Ik speel met kaarten
die niet van mij zijn. Aan mijn rechterkant. Stijfjes. De Heilige Familie.
Als een strop om mijn nek. Mij omringend. Mij verstikkend.
En zij zijn zó zwaar. God. En zij doen mij zó'n pijn. En zij verlammen mij
met hun pathetische gezichten. Hun nobele gebaren. Onder hun lichte masker
en hun zwijgzaamheid vermoed ik zwarte plekken. De lucht ruikt naar mest.
Angstaanjagende heksensabbat die de zintuigen afstompt. En het doet zo pijn. God.
En zij drukken hun stempel van opgewonden hemelbewakers op ons.
De lucht voert geuren van messen aan na de ochtendstond te hebben doorkliefd.
De lucht ruikt naar schanddaad, Naar eenzaam kind. Naar grijs. Naar warme as.
De lucht ruikt nar avondmaal. Oneindig. Treurig. Natgeworden brood
van het laatste avondmaal. En zij drukken zo. God. Het bestek dat in het krijt
staat, schraapt zo over de huid. Ze genieten onverstoorbaar van jouw
bloeddruppels die zich mengen met de wijn. De lucht ruikt naar namen.
Naar tijdloze namen. Voorspellers vereeuwigen de vrede in de vensters.
Aan mijn rechterkant. Eeuwig. Levert de Heilige Familie strijd om de resten
van de zoon die ik niet was. En zij krabben zo. God. En zij vinden zichzelf zo fantastisch.
De wind draait. Draagt de dobbelstenen met behulp van verbazing.
Het scherp van zijn blad snijdt de hoop af. De lucht ruikt naar roest.
Naar duidelijke rampspoed. En ik weet dat ik speel. God. En ik weet
dat ik mezelf
voor de gek hou.


Het circus

Komt u binnen. Dames en heren. Komt u binnen. Blijft u niet staan.
Loopt u door.
Loopt u tot helemaal achterin door. Het wordt een grandioze voorstelling
U zult de hagedissen zien die zich krabben zonder een spier te vertrekken.
U zult eindelijk zien war er achter mijn schermen gebeurt.
Komt u binnen. Dames en heren. Komt u binnen. Blijft u niet staan.
Loopt u door.
Ik allerarmzaligste clown zal voor u lachen. Ik zal voor u huilen.
Ik zal de scharnieren laten springen en alleen voor u
zal ik de danseres zijn die naakt ronddraaft
en de fonkelende boog van haar venusheuvel laat zien.
Haar ronde heup. Haar opgerichte borsten
zijn ook voor u. De hele santenkraam.
De hele heisa. Dit gespannen netwerk van draden, het is allemaal voor u.
Deze clown dien ik u op als feestmaal. Klatergoud. Versiering.
Eersteklas offergaven voor de leeuwen.
Komt u binnen. Dames en heren. Komt u binnen. Blijft u niet staan.
Loopt u door.
U zult zien hoe ik uw glazen in goud veranderd.
En als travestiet van de haat zal ik er volgaarne tegenaan trappen.
Ik zweer plechtig: het zal geen pijn doen. Maar komt u binnen.
Mijn God. Wat is een circus zonder publiek?
Zonder u allen die uit medelijden applaudiseren.
Uit sympathie. Hypnose. Angst.
Komt u binnen. Komt u allemaal binnen. De tent staat al klaar.
En het verstelwerk is ook klaar. Het haastige lapwerk.
Komt u binnen. Dames en heren. Komt u binnen.
De duimen die naar beneden moeten wijzen, opgelet.
De duimen die omhoog moeten wijzen, opgelet.
U zult al uw in duigen gevallen dromen zien.
Het is zuiver optisch bedrog. U zult zien hoe ik u met mijn hoed
van uw armzalige identiteit beroof.
Hoe mijn konijnen voor uw idiote rebellie betalen.
Komt u binnen. Dames en heren. Blijft u niet staan. Loopt u door.
Loopt u tot helemaal achterin door.


De wraakengel

- voor Hector David -

Het verschrikkelijke. Het overweldigend mooie. Het vernietigende is hier.
De engel die mij aanraakt. Lichtkring. Aanwezigheid van de onschuld die ons treft
als de boogschutter tussen twee bliksemflitsen. Ik ben ongelukkig.
Sterfelijk.
Onder het masker vermoed ik het allerdiepste verraad van mijn lichaam.
Ik wordt ingewijd in het verschrikkelijke. Verlicht.
Ik wordt bepaald door de vrouwen die ik niet ben. Aangezien
iedere engel de vernietiging aankondigt. Ik klem mij vast aan de palen.
Ik laat ze mijn arme rug openhalen. Laten mijn voeten zich voortslepen.
Het is mijn 'via crucis'. Weer een stap. Een stap naar de voorkamer van de hel.
Hoe moet ik de bijtende liefkozingen van het vuur verduren.
En waarom zou ik het lichaam niet om het lichaam aanbidden. De mens op zich.
Het trillende riet. Variaties van de handeling waarbij ik mij opricht.
Noodlot van de acrobaat. Het mooie. Het verschrikkelijke.
Het ondraaglijk eeuwige blaast zijn belletjes. Wat ben ik een zwakke zucht.
Zo smekend. Wegzinkend in het lichaam om het lichaam.
In een poging te vluchten. En er is geen uitweg.
Je ziet een glimp van de resten van oude schitter.
Misschien is er geen licht meer. Misschien zal er geen vuur meer zijn.
Misschien ga ik terug naar het land van de eeuwige sneeuw.
Naar mijn vermomming van weesmeisje in de winter. Een engel in het want.
Stilzwijgend accoord van arme blinde bard.
Bereid om mijn vuiligheden te executeren.
Mijn daden te patenteren. Mijn onuitgegeven angsten.
Een engel is de smidse. Weest bevreesd voor de Schoonheid.
Daarin zijn de lichtheid en de zwaarte geconcentreerd.
Hier is het verschrikkelijke. Het vernietigend mooie.
En ik weet amper of ik het kan verdragen.


Lofdicht op de Schoonheid

Geen bloemen meer. Geen vruchten. De wortel en de herinnering zijn verdwenen.
En nu opeens wil ik bezwijken voor het hevige wonder van mijn roos.
Mijn kardinale roos. Die van de winden. Een purperen nervositeit
slaaf tussen twee bladzijden.
Ik weet niet waar die zwanekreet vandaan komt. Ik weet ook niet waarover ik moet liegen.
Ik weet niet of ik lieg. Ik weet niet of een woord als verbindingselement kan dienen.
Als brug waar ik niet overheen ga en waarmee ik mezelf verraad. Een mens. Een verdwenen schakel.
Mens die een van onderaf blindelings geopende bres is.
Er ontstaat een onnoembaar punt tussen twee stations.
Dit is mijn roos. Zuivere tweekoppige schoonheid. Dit is opnieuw mijn roos.
Kalm kruispunt waar alles mogelijk is. Alles is risico.
Iedere sprong is het leven. Volmaakt labyrint.
De heel fijne draden leiden meedogenloos naar de terugkeer.
Waar alles oorsprong is. Embryo's van de vergiffenis waarmee ik voedsel geef
aan de scherpe gewoonte van mijn roos. De roos veroordeelt ons
tussen haar bloemblaadjes. Noodzakelijke genade. De oliën. De wierook.
De toorts in de lucht licht het ritueel bij. Het offer.
De ogen in hun kassen kunnen niet meer verliefd worden.
En zij vallen. Opgeslokt. En hongerig. En gelukkig.
Omdat ze zich hebben laten offeren door de schoonheid. Er zijn welsprekende gebaren in overvloed.
Mogen zij ongewapend deelnemen aan deze oorlog. Mogen de instrumenten zich laten meeslepen.
Kreunt u niet. Redetwist u niet. Waartoe? Waartegen ons verdedigen?
Mijn handen liggen berustend op de onvoorzichtige borst.
Fantastische eigenschap van de verlatenheid. Op de knieën. Vrouw.
Voor de roos.
Roemloos. Blazoenloos. De eenzaamheid verdrinkt in het mysterie.
Daar begint de mens. Hij eindigt er. Hij voert een woeste strijd met de zuiverheid. Opnieuw voor de roos. Het is het begin. Het einde.
Zijn kelk pluk ik voorzichtig van mijn vingers af. Hier ben ik.
Daar is de roos. De schoonheid. De onverwoestbare roos van de winden.


Liefdeslied voor moeilijke tijden

Moeilijk om te schrijven ik hou waanzinnig veel van je.
Tot in mijn merg. Wat zou er met mijn handen gebeuren
als ze de melodieuze magie van jouw lichaam stelen?
Moeilijk. Heel moeilijk een liefdesgedicht in deze tijden.
Jij bent er gewoon. Overduidelijk.
Ik ben er gewoon. Scheefgegroeid. Op de loer.
En wij zijn er gewoon. De wet van de zwaartekracht spaart ons niet.
Het is moeilijk in deze tijd ik hou van je te zeggen. Ik hou dringend van je.
Ik wil een terzijde. Zonder twijfels en zonder valstrikken.
Om te zeggen ik hou van je. Zo. Simpel.
En dat jouw liefde mij beschermt tegen het nachtelijke gejank
wanneer de koorts mij als een krankzinnige wolvin meesleept.
Ik wil niet gekweld worden door een gebrek aan tederheid.
Maar liefste. Wat moeilijk is het te schrijven dat ik van je hou.
Zo. Temidden van al dat grijs. Al die bochels bij elkaar.
Hoe kan ik helderheid inademen.
Deze stem die zo versleten is weer doen klinken.
Die oude gewoonte om te zeggen ik hou van je.
Zo. Simpelweg. Oeroud. Bedoel ik.
Als het allemaal zo moeilijk is. Als het allemaal zo pijnlijk is.
Als een mens. En nog een mens. En dan nog een. En nog een.
De ruimtes vernietigen waar de liefde zich verborgen houdt.
Als het niet zo moeilijk was. Moeilijk en verschrikkelijk.
Als het niet onmogelijk was mijn razernij te vergeten.
Mijn horloge. Zijn getiktak. De weg naar het schavot.
Mijn belachelijke uitspraak met dit valse accoord.
Als het niet zo moeilijk was. Moeilijk en verschrikkelijk.
Zou ik dit gedicht met zijn overdreven cadans vormgeven.
Als het zo eenvoudig was te schrijven dat ik van je hou.


Aanroep

Ik voel me als het huis van de boswachter
waar de bijl de schuld heeft en de bomen vallen


Lina de Feria

Niemand klopt aan mijn deur. Niemand komt mij slaan.
Vervloeken. Liefhebben. In mijn hand huilen.
Niemand wordt rood als ik vloek. Als ik God loochen.
En naamloos wend ik mij naar de deur.
Wagenwijd open geblokkeerd in zijn sprakeloosheid.
Niemand deelt mijn lot van perron. Van baanwachter.
Van vergeten kiezelsteen. Verwarde grasspriet.
Niemand verbindt zich met mijn staat van beleg.
Buiten is een licht. Een open raam.
Mijn deur. Zijn sprakeloosheid. Zijn ijzeren kracht.
Het is mijn voornemen. Deze stilte waaruit niemand mij bevrijdt
is angstaanjagend.
Het volgende station. Was ook een leugen.


Het gezicht in de menigte

Zien jullie niet dat ik naakt loop? Zien jullie niet dat ik mijn kleren
in de lawine heb achtergelaten? Mijn glimlach van brave courtisane?
Zien jullie soms niet dat ik naakt ronddwaal. Met vertrokken gezicht.
Dat doorzeefd is van applaus achter de spandoeken?
Zien jullie niet dat ik niet meer naar de oorsprong terug kan?
Buiging van de stam. Eens zien. Buiging van ledematen. Eens zien:
waarom kijken jullie niet? Waarom wijzen jullie niet met je vinger naar me
als ik me naakt aan deze menigte vertoon die blind is.
Doof. Stom. Belonen ze mijn naaktheid? Hebben ze het soms niet in de gaten?
Zien jullie niet dat ik naakt loop. Zonder onderbreking. Zonder rust.
Maar waarom juichen jullie mij toe als ik zeg dat ik naakt ben?
Ik ben naakt. Ik schreeuw. Gun mij mijn hoop.
De naakte hoop die mij beschermt.


Het huis

De vlek op de muur. Blazoenen die de kooi vormen voor zijn bestaan.
De muziek in crescendo verveelvoudigt
de ouderdom van het kwik in de spiegels. Het foedraal
is uitgeput door gebrek aan pijlen. En de diana's zijn
na iedere inspanning verlept. De pupil dwaalt
over de armzalige wirwar van voorwerpen.
De pupil die hoeken in de schaduw graveert.
Een muur aan de overkant. Zijn vlek op een veilige plaats.
Een muur. Zijn vlek. Zijn eis. Zijn ja. Zijn nee.
Zijn deur met zijn sleutels. En zijn sleutels zonder conciërges die van ze houden.
Wie heeft dat raam te vroeg opengedaan.
Wie rommelt in de vodden. En wie houdt ze in de lucht.
Wie gaat van boven naar beneden. Valt kapot. Droogt het schuim af.
Wie de opgeheven wijsvinger die wijst en spot.
Opgewonden meisje te midden van haar spullen.
De grimas op de muur is geen vlek. Het is
een slok ongebruikelijke wijn. Een gebed
dat voor zonsopgang opkwam. Een misgeboorte van het brood.
Een vreemd kind. De muur met zijn vlek.
De muur met zijn wijn. De muur vloeit over in meer muren.
Meer muren die hun koppige geometrie opleggen.
De echo van de muziek slaat tegen de ruiten.
Wordt groen als mos. De vogel fluit hard
en botst tegen de muur. Het meisje. Het gekje.
Zij vliegt van de ene kant naar de andere. Zij componeert. Zij ontregelt.
Zij draagt missen op aan het stof. Bezweringen en protesten.
De muur. De muur en zijn weerslag. De muur en zijn wijn.
De muur en zijn netten. Zijn doortrapte wapenrusting.
Zijn slaapwandelaars dronkenschap.


De uitgeputte engel

Het lijkt amper. Ja. Een schaduw die zich losmaakt. En wie zou het gaan zeggen.
Wie kon het zeggen. Grimmige vogel likt de wonden van de zanger.
De helft die ik niet ben vervuilt. Het lijkt wel. Ja. En wie zou het gaan zeggen.
Wie zou het geloven. Bij wie kan ik nu mijn bewijs van onschuld doen gelden. Amper een schaduw en zij richten zich op.
Amper een schaduw en zij steigeren. Het lijkt wel. Ja.
Heel laat. Heel laat voor alles.
Mijn beste spoken komen in opstand. De vogel die eet.
Hij die ziet eten. Vogel die de lege oogkassen
van zijn slachtoffer bewaakt. De vogel als getuige en verkondiger. De vogel.
Zijn hoofdrol. En wie zou het gaan zeggen. Wie was de heraut.
Welk orakel had de reeks geestverschijningen voorspeld. Amper een schaduw.
Een zachte Dreiging. En mijn grootste mysteries vertroebelen.
Zij worden rood. Oprisping van halsstarrige obsessieve visioenen. En nu kan ik
niet meer tegen de bloederige dromen. Het lijkt me heel laat.
Voor alles heel laat. En wie zou het gaan zeggen.
Alleen de zekerheid wordt nog met twijfel gevoed. Het lijkt wel. Ja.
Heel laat.
De mooiste vogel fladdert wanhopig in de kleverige val op de modderige bodem.
Amper een schaduw. Kaartentrappen staan op instorten.
De vis zwemt met een verwonderde siddering de netten in.
De netten zijn een grot. En ze nemen je gevangen. Grimmige vogel bespioneert
de vreedzame vogel. En de koppige vogel met zijn dromerijen.
Het lijkt wel. Ja. Dat niemand mij vergeeft.
De vogel verscherpt zijn vermoeide trekken.
De engel raakt opnieuw ontmoedigd. En wie zou het gaan zeggen.
Wie zou het geloven. Amper een schaduw die zich los begint te maken.
En zij vliegen al geschrokken op. Snel. De legioenen vogels.

(VERTALINGEN : MARIOLEIN SABARTE)


TOESPRAAK AIDA-NEDERLAND Manifestatie "Hijas de Eva"

De weg van de censuur op woorden is grillig en onberekenbaar.

In mei 1968 schreef Fidel Castro een inleiding op het Boliviaans Dagboek van Che Guevara, aantekeningen die Che maakte in de periode van 7 november 1966 - 7 oktober 1967.
Fidel Castro gaf deze inleiding de titel mee: "een noodzakelijke inleiding".
Hij schrijft daarin onder meer:

Deze aantekeningen, die eigenlijk niet geschreven zijn om openbaar gemaakt te worden, dienden hem als hulpmiddelen bij het beoordelen van feiten, situaties en mensen, en stelden hem in staat zijn scherp observerende, analytische en vaak fijn humoristische geest de vrije teugel te geven. Ze zijn sober geschreven en vormen van begin tot
eind een volkomen coherent geheel.
Men moet niet vergeten dat ze geschreven zijn tijdens de zeer zeldzame ogenblikken van rust temidden van grote fysieke inspanning, een epische en bovenmenselijke inspanning, temidden van zijn uitputtende verplichtingen als aanvoerder van een detachement guerilla-strijders, tijdens de moeilijke etappe van het begin van een strijd onder materieel ongelooflijk harde omstandigheden: wat eens te meer getuigt van zijn manier van werken en van zijn ijzeren wil.
In dit dagboek laat hij, door de incidenten van elke dag tot in details te analyseren, de fouten, de kritiek en de verwijten zien die de ontwikkelingen van een revolutionaire guerillastrijd onvermijdelijk kenmerken.

Als deze aantekeningen eigenlijk niet geschreven waren om openbaar gemaakt te worden, waarom moesten ze dan tòch gepubliceerd worden??

Fidel Castro voert hier in zijn 'noodzakelijke inleiding' de argumenten voor aan. Ik citeer:

Uit revolutionair oogpunt mag men niet aarzelen het dagboek van Che in Bolivia te publiceren. Het is in handen gebleven van Barrientos die er onmiddellijk een kopie van heeft gegeven aan de CIA, het Pentagon en de regering van de Verenigde Staten.
Journalisten die contacten hebben met de CIA hebben reeds in Bolivia toegang gehad tot
de documenten en zij hebben er fotokopieën van gemaakt, hoewel ze moesten beloven het voorlopig niet openbaar te maken.
De regering van Barrientos en de hoogste militaire leiders hebben maar al te veel reden om dit dagboek niet te publiceren omdat het een inzicht geeft in het totale onvermogen van hun leger en van de talloze nederlagen die hen werden toegebracht door een handjevol vastberaden guerilla-strijders die in enkele weken van strijd bijna tweehonderd wapens buitmaakten.
Bovendien beschrijft Che Barrientos en zijn regime in zó rake bewoordingen dat ze voor altijd in de geschiedenis bewaard zullen blijven. Het imperialisme van zijn kant had ook zijn redenen om dit dagboek niet te publiceren: het buitengewone voorbeeld dat Che heeft gegeven krijgt steeds meer kracht in de wereld. Zijn ideeën, zijn portret en zijn naam zijn voor de verdrukten en uitgebuiten als vlaggen van hun strijd en wekken een hartstochtelijke belangstelling op bij studenten en intellectuelen over de gehele
wereld.

De grillige weg van het gecensureerde woord vinden wij, vervolgens, in de rugzak van Che Guevara zelf; de rugzak, die hij in de bergen van Bolivia bij zich droeg.

Ik citeer een fragment uit Pablo Neruda: "Ik beken ik heb geleefd":

'El Che' was donker, sprak zeer traag, met een onmiskenbaar Argentijns accent. Hij was een man om langzaam een gesprek mee op te bouwen, op de pampa, onder het genot van de ene maté na de andere.
Zijn zinnen waren kort en liepen uit in een glimlach, alsof hij zijn commentaar in de lucht liet zweven.
Ik voelde me gevleid door wat hij zei over mijn boek Canto General.
Hij las er gewoonlijk 's nachts uit voor aan zijn guerilleros in de Sierra Maestra.
Nu, na al die jaren, ril ik bij de gedachte dat mijn verzen hem ook in de dood vergezeld hebben. Van Régis Debray vernam ik dat hij in de bergen van Bolivia tot op het laatste moment slechts twee boeken in zijn rugzak bewaarde: een rekenboek en mijn Canto General.

Wat deed deze Canto General in de rugzak van Che Guevara, wat is het bijzondere aan deze Canto General??

Pablo Neruda, dichter en politicus. Als politicus was hij lid van de communistische partij in Chili en had hij een zetel in het parlement.
In 1947 kwam hij in conflict met president Videla, werd vogelvrij verklaard, leefde ondergedoken in eigen land, tot hij in 1949 kon vluchten.
Niet veel later verschijnen de eerste edities van zijn Canto General, een groot lofdicht op de geschiedenis, de geografie en de mensen van Latijns Amerika. In Chili verschijnen clandestiene uitgaven.

Wat maakte het Canto General verdacht, welke woorden noodzaakten de machthebbers in het Chili-van-Toen om deze het zwijgen op te leggen??
Laat ik een fragment van één van zijn on-welgevallige gedichten voorlezen:


AFKONDIGING VAN DE WET OP DE ZWENDEL

Ze verklaarden zich patriotten.
Decoreerden elkaar in de clubs
en schreven de geschiedenis.
De Parlementen werden gevuld
met pracht en praal, ze verdeelden
daarna onder elkaar de grond, de wet,
de beste straten, de lucht,
de Universiteit, de schoenen.

Hun uitzonderlijk initiatief
was de Staat opgericht in deze
vorm, de harde huichelarij.
Ze handelden, zoals altijd,
met plechtigheid en banketten,
eerst in landelijke kringen,
met militairen en advocaten.
En tenslotte legden ze het Congres
de opperste Wet voor, de fameuze,
eerbiedwaardige, onwrikbare
Wet van de Zwendel.
Hij werd goedgekeurd.

Voor de rijke de goede tafel.

De vuilnisbelt voor de arme.

Het feestmaal voor de rijken.

Voor de armen de arbeid.

Voor de rijken............


Vandaag, 8 maart 1992, leiden wij U - op het pad van het gecensureerde woord - naar María Elena Cruz Varela.

Wie is deze vrouw??
Ik citeer haar over zichzelf:

Na tien jaar denken, proberen een richting te geven aan ideeën in de algehele chaos, zoeken naar waarheden die steeds ongrijpbaarder worden, steeds weer bezwijken voor de fysieke angst, voor de gevolgen van een integere stellingname, besluit ik, voordat ik er moreel en intellectueel aan ten onder zal gaan, dat te redden, wat uiteindelijk belangrijker is in mijn viervoudige functie van schrijfster, moeder, vrouw en Cubaanse (waarbij ik moet verduidelijken dat ik slechts één van die functies zelf heb kunnen kiezen: die van moeder). Ik weet dat aan alle functies evenveel risico's kleven, omdat zij onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Ik kies ervoor om de schrijfster, oftewel de intellectueel, aan het onverbiddelijke oordeel van de geschiedenis te onderwerpen.

En precies díe keuze: schrijfster te zijn, maakt haar verdacht; Als schrijfster in haar werk, in haar poëzie, uitdrukking geven aan haar reactie op de samenleving waar zij in verkeert.

María Elena zit nu in haar cel, of zij slaapt.
In een gevangenis heb je geen slaap.
Ze denkt: Wat is er gebeurd? Waarom ben ik in de gevangenis?
Woorden, woorden. Verdomme, woorden. Verdomme, fantasie.
Nu denkt zij. Misschien is zij verdrietig.
Ze hoort een geluid.
Ze springt omhoog.
Hoort ze zang? Een koor? Leuzen van mensen?
Is er iets gebeurd?
Ze wordt blij
Misschien gebeurt er iets.
Misschien zal er iets gebeuren.
Als 'iets' gebeurt, wordt zij vrijgelaten.
Het simpele woordje 'vrij' maakt haar blij.
Hoop voor het leven.
Een verse ziel.

Kunstenaars, schrijvers, journalisten, in gesloten landen, zijn verdachte wezens.
Als zij de kant van de Staat kiezen, verdenkt de bevolking hen.
Als zij met de bevolking zijn, verdenkt de Staat hen.
Dáár zijn ze net als een ding: Om gebruikt te worden.

Ineens:
Eén van hen beslist om zijn of haar fantasie meer voorrang te geven dan de heersende gedachten.
Een verdachte beslissing. En strafbaar.
Zij wordt bestraft.
Ze komt terecht in de gevangenis.

María Elena zit nu in haar cel.
Ze maakt pijnlijke dagen door.
Haar lichaam is in de cel. Maar haar ziel is vrij.
Een reden voor ons om blij te zijn.
Haar fantasie is vrij. Ze denkt: Misschien gebeurt er iets.....
Misschien worden de woorden vrij.
Fantasie wordt vrij
Gebeurt er iets misschien?
Misschien?

Waarom zijn wij hier?
Als je in de gevangenis gezeten hebt, dan weet je het:
Je weet hoeveel waarde deze bijeenkomst zal hebben.
Je waardeert dit meer dan normaal.

AIDA bestaat om voor fantasie van de kunstenaars een vrije ruimte te scheppen.
Misschien gebeurt er iets?
AIDA wíl, dat er iets gebeurt.
AIDA wil, dat het woord vrij wordt.
AIDA denkt aan alle kunstenaars, hun fantasie en hun waardevolle ziel.
Waar dan ook, wanneer dan ook, overal in de wereld.

Amsterdam, 8 maart 1992


Beste María Elena Cruz Varela,

Vandaag, op internationale vrouwendag, hebben wij in Amsterdam een bijeenkomst georganiseerd onder een naam, die jou bekend zal zijn: "Hijas de Eva".
Wij hebben geluisterd naar jouw gedichten, in twee talen: jouw taal en onze taal.
Tevens publiceren wij vandaag, eveneens in zowel het spaans als het nederlands, enkele van jouw gedichten , alsook enige manifesten en verklaringen welke onder jouw naam en onder de naam van Criterio Alternativo zijn uitgebracht.
Wij weten dat jij om deze reden al geruime tijd onder druk bent gezet, geïntimideerd, lastiggevallen door 'spontane' knokploegen, en uiteindelijk een gevangenisstraf opgelegd hebt gekregen van twee jaar.
Wij willen op alle mogelijke manieren bekend maken, dat deze gebeurtenissen ons ernstig hebben geschokt.
De minimale ondersteuning die wij jou kunnen bieden is: een paar woorden van moed inspreken; woorden, die jou wellicht niet zullen bereiken, omdat aan jou het toch vanzelfsprekende recht om van gedachten te wisselen door jouw regering wordt ontzegd.
Wij kunnen niet anders dan jouw verontrusting over de democratie voor de mensen in jouw land delen.
Wij durven te stellen, dat de behandeling die kunstenaars en intellectuelen ten deel valt een essentiële graadmeter is voor de politieke ontwikkelingen in een land.
En juist in dat opzicht kunnen wij slechts concluderen, dat het ook in jouw land met de positie van kunstenaars en intellectuelen droevig is gesteld.
Een overheid, die al haar macht uitoefent om kunstenaars monddood te maken, laat dramatisch zien wat hen niet welgevallig is.
Wij zijn ervan overtuigd, dat welk regime dan ook, dat op een dergelijke manier greep wil houden op de politieke en sociale ontwikkelingen, waar dan ook, wanneer dan ook, steeds weer opnieuw ter verantwoording geroepen dient te worden.
Jij hebt geprobeerd jouw regering ter verantwoording te roepen.
Het zal jouw regering niet lukken om de vragen die jij hen hebt gesteld te ontlopen.
Al nemen zij jou nog zo vaak gevangen, al nemen ze al jouw vrienden van Criterio Alternativo gevangen, zij zullen ter verantwoording geroepen worden voor de door jullie gestelde vragen.
De vragen zijn gesteld.
Zolang jij monddood wordt gehouden, zullen anderen deze vragen overnemen.
Vandaag, 8 maart 1992, zullen wij op deze bijeenkomst brieven zenden aan de overheid in jouw land om hen te vragen zich te verantwoorden.
Wij hopen dat jij en jouw vrienden uit deze steun enige moed kunnen putten.


©St. NoPapers

Terug naar overzicht