Marijke Jongman



Warenhuis

Labyrinth vol nutteloze dingen
waar niets bij alles past
een rode draad de chaos leidt
platenspeler krast langs
't oor van boekenwurm op
twee pas afstand van gebloemd
rustieke banken afgeprijsd
net waar de roltrap braakt
van benen paarsgewijs in
schuifelgang naar koffiehoek
met klamgezwete stoeltjes
en ik zoek stikkend met mijn
keramieke vaas de uitgang
op een lucht vol bloemen.


Dode jeugd

Klok met stille wijzers
verleden in je spits

voorheen is zichtbaar
uitgewist in nieuwe
baksteen en gekrompen
straten buiten mijn
bereik

mijn handpalm past
op alle tuinen
er oogt geen kind
meer door een heg
het bos drie stappen
rond de bomen
een krakend hek
verbergt geen weiland
meer

ik ben de vijand
van mijn jaren
misschien is alles
spel en nooit geweest.


Hand schrijft stad

Laat in de middag krijgt
de hand een pen, tenslotte
ligt een dag in eigen vouwen
opgesloten en springt het lied
de trekharmonica vooruit
op stukgelopen voeten.

De stad vandaag vrijgevig
met volle stappen dreun in
klinker-symfonie, waar
met de laatst gesloten deur
een kerkhof blijft van
steen gekerfde mensen.

Onzeker jankt het lied
over de lege keien
krampt ineen
een dissonant.

In het verslagen laatste licht
bestuurt de pen een lege hand.


Dat uur

Dat uur wil ik gekleurde lakens
en moet de warmte tastbaar zijn
mijn vingers kunnen zachtjes strelen
en zweten samen klaarheid uit

zo wil ik naar het einde spelen
een zonneklep voor de laatste streep
en bellen blazen zonder pijn

geen wit of nikkel apparaten
die levende verdoemenis
van lang en moeizaam ademsleep
mijn uur mag lachen tot het eind
als alles, alles woorden is.


Catharsis

Rondom ligt de vloer bezaaid
met schimmelgroene zwammen
kijk hoe ik zwetend sta
te pronken op mijn graf
de muren hijgen zachtjes na
en door de scherven van mijn
bril kan ik vergane tekens lezen
waanzinnig dans ik longen stuk
en uitgeput hang ik rond
eigen nek, geen onderhuurder
in hetzelfde huis maar vrij
van oude krekelstemmen
er is meer ruimte in mij
dan dit uur kan geven

soms is het mogelijk een dag
als ééndagsvlieg te leven.


Nu niet

Door kale wintertakken
de zon
stijfgeworden achter
wolkenflarden

niet voor mij deze dag
van uitgelaten honden
in kwispelblauw
het park bevolkt
door hand in hand gewandel
op krakend blad

niet voor mij vandaag
het oog van alleseter
speurneus op de wind
geen richting
is er meer
waar alle paden kruisen.


De fuik

Als een verzilverde schol
drijf je bolbuikig geschubt
zelfgenoegzaam binnen in
mijn ontkleurde kamer

spreid je vinnen wijd rond
ongevraagde koffie vermengd
met spraakwaterfonteinen.
Het huis en ik gebarsten
en onteigend bijna, sluiten
wij een pact van lepe ogen

en ik praat als een metronoom
het zwiepen van je staart
mee met de wijzers van de
klok in slaperige zinnen
van de list

waak tot vin voor vin verstomt
en ligt met lamme wieken.

Rest mij de kat te roepen.


Carnaval

De dag wordt niet door mij bepaald
maar ik kan allicht een zweepslag geven
voorbijgaan aan de hopeloze
hunkeraars naar zelfbedrog
die weerzinwekkend brallen
in hun infernale kleren
en moge de geverfde koppen
mij met blindheid slaan.

wanneer dit alles over is
en onherroepelijk geworden
de straat beschaamd confetti
en gekleurde slingers braakt
de werkelijkheid onaantastbaar
uitgestrekt het pad van
alledag aan wenkende kantoren
biedt met uitgedroogde slaatjes,
dan hijs ik mijn rolgordijn als vlag

mij past de zotskap niet
achter het masker zal ik
nooit gewichtloos worden.


Herkenning

Het moet een jaar geleden zijn
vandaag zag ik hem weer
zijn hoofd nog meer gebogen
aan de steeltjeshals
de mondhoek liet een
straaltje op zijn jas
dezelfde eendegang
wat trager nu en door
een vrouw gesteund

Hij leek in veel
te wijde jas zo wijs
en toch onschuldig
op die brede stoep

waarom liep ik dan
zo beschaamd voorbij?


Hodie Mihi

Ik heb de muren van mijn huis
gevouwen tot een passend graf
langs stilte loop ik tenen spits
en sluit de kromme deuren af

en loop een ronde door het huis
de stoelen vlezig op hun eksterogen
hoor ik stemmen ketsen tegen de
verwarming en zie hun namen drogen

Het straatgedruis is de muziek
van mijn verarmde uren
zij glijden langs de gletsjerwand
in 't peilloos graf van muren
die ik rondom mij trok
niet wijken zou voor wie
mij zocht in 't laatste land
waar meervoud niet bestaat.


MARIJKE JONGMAN


©St. NoPapers

Terug naar overzicht