Erik Koletzki



bezwering

rabom rabom wie roert de trom
het vel tot flarden toe geslagen
spook dat eensklaps op kwam dagen
rabom rabom kom nooit weer om

den drommel nooit weerom rabom
de duvel in mijn hoofd te jagen
met wanen die niet zijn te dragen
rabom rabom wie vroeg er om

de slagen op de hellepoort
die hartekloppen bleken
en ogen uit dat duivelsoord
die door mijn ogen keken

het beest van angst is niet vermoord
maar is een trouwe hond gebleken


Droom
(een naam voor liefde I)

Wat zou het mooi zijn
de liefde voorbij
het verlangen te dragen
naar de plaats
van samenkomst

waar de klank
van haar woorden
de snaren raakt
waaraan zij werd onlokt

waar de namen
van haar vele gezichten
te lezen zullen zijn
zonder in het krijt te staan

waar haar geur
van leliën, hyacinten en witte jasmijn
zinnen schrijft
waarin elke gedachte is

bevrijd
van willen weten


zonder woorden

Vraag mij vandaag maar niet
naar de zin van alledag
vraag niet
naar wat mij steeds beweegt
naar woorden voor de leegte.

Ik sluit slechts hekken en deuren
en ook de luiken. Dicht de kieren.

Daar in het donker betast ik muren
- stomme blinde muren-
tast, letterlijk, woord op woord
in zin en tegenzin.

Ik druk me uit door steen en gruis.
In een stroom van geluid
beitel ik mijn tanden
slijp mijn tong om wat te groot is
voor deze ruimte begrijpelijk te maken.

Ik hoopte op letters van een meter
groot of groter nog
nog groter
een woord, of, nee, veel
beter zelfs een enkel teken

aan de muur daarbuiten waar
een mens dan stil blijft staan.

Maar het gaat anders.
Er rest niet veel meer
dan een zucht. Niet eens
de weerklank van een ademtocht sluipt
langs de steen langs

de mensen die daar gaan. Gesloten
blinden in de nacht.
Tegen schetterende uitstalramen
van ondraaglijk geluk
klikken gespitste hakken harder
dan de klinkers die vergaan.

Ze gaan voorbij. Blijven
zichtbaar onbewogen.


Zwanenzang

In nachtstil water wacht
gelaten tussen riet
een veer. Een mens
die het ziet
durft niet van kant te steken.

In de spiegel van de maan
zoekt hij het woord
voor het land
aan de overkant

Zal er dan een veerman zijn
die het vlies kan breken

Of zal hij roerloos blijven staan
tot de morgen, zonder naam
en met de honden huilen


ERIK KOLETZKI


©St. NoPapers

Terug naar overzicht