Fred Wittenberg



De afspraak

Het water uit m'n veldfles is zo lauw dat ik het maar weer uitspuug. Mijn rugzak staat warm te worden tegen de rand van een stenen bruggetje. Over dat bruggetje loopt de California Highway no: 1.
Ik sta aan de kant van de weg met m'n duim omhoog, iets buiten het plaatsje Westport. Vanmorgen ben ik om zes uur uit San Francisco vertrokken en waar ik vanavond ben is nog een raadsel.
Het is nu drie uur in de middag. De weg is stil. De boeren op hun tractors glimlachen vriendelijk naar mij als ze langs rijden, maar ze nemen mij niet mee. Nog even en dat hele dorp kent me en komt nieuwsgierig kijken naar die rare buitenlander.
Ik ben moe in m'n benen. De zon zakt langzaam in de Stille Oceaan die een halve kilometer hier vandaan ligt. Soms als het even helemaal stil is kan ik de branding horen. Vannacht kan ik eventueel wel ergens op de rotsen kamperen als ik hier niet weg kom.
Om de tijd te doden pak ik takjes op en gooi die in het water. In de stroom verdwijnen ze snel onder het bruggetje. Ik tel de auto's die langs komen. Gemiddeld zo'n vijf per minuut. Allemaal mensen uit de buurt. Veel dertigers met lange haren en grote baarden. Het hippie-volk dat nu grote, eigen boerderijen heeft waar illegaal marihuana wordt verbouwd.
De love & peace gedachte is er wel een beetje uit bij deze mensen. Hun terreinen zijn afgezet met schrikdraad en ze lopen er rond met geweren. Grote honden liggen aan de lijn. Ze zijn doodsbang dat er 's nachts iemand wat plantjes komt stelen. En lifters meenemen? Daar doen ze niet meer aan, dat is verleden tijd.
Langzaam rijdt er een oude Buick voorbij met erin vier jonge knapen. "Je kan beter de bus nemen!," roepen ze smalend. Een leeg limonadeblikje suist vlak langs mijn hoofd. De hele nieuwe wereld kan me gestolen worden.

1. GOED VOLK

Het is vier uur. Eindelijk stopt er een auto op deze vervloekte twee-baans weg. Een oude, rode Saab. Snel pak ik m'n rugzak en ren er naar toe. "Ik kan je maar een paar mijl meenemen," zegt de man achter het stuur. Hij heeft me twee uur geleden ook al zien staan. Bad luck today.
Hij stelt zich voor als Brian. Ik schat hem rond de veertig. Klein en breed gebouwd, een korte baard. De vragen die nu komen heb ik al vele keren beantwoord; hoe ik heet, waar ik vandaan kom, wat ik doe en of ik California mooi vind. Op elke vraag draai ik een bandje af in mijn hoofd. Ik voel me moe en stoffig. Af en toe valt het me op dat hij me voorzichtig van opzij aankijkt. Ik doe net of ik het niet merk, zet m'n zonnebril af. Goed volk.


2. KOM BINNEN EN GENIET VAN DE KOELTE

Langzaam trekt het landschap aan me voorbij. Akkers met hier en daar wat verspreide boomgroepen in de trillende hitte.
"Heb je zin om een glas koude witte wijn bij mij thuis te komen drinken?"
"Dat lijkt me een goed idee."
Na ongeveer een kilometer slaan we een grindpad in dat uitkomt bij een houten huis dat op de rotsen aan het water staat.
"Kom binnen en geniet van de koelte," zegt hij.
Nog voor ik bij de deur ben stuift er vanachter het huis een grote zwarte hond op me af, bijna zo groot als een kalf. Vlak voor me staat het beest opeens stil en kijkt me met z'n kop schuin opnemend aan.
"Dat is Buster, hij doet niets."
Buster begint naar me te blaffen, maar op een aangename manier, alsof het beest een babbeltje wil maken. Het geluid dat het dier daarbij maakt is laag en zonder scherpe klanken.
Binnen stelt Brian me voor aan z'n vrouw. Ze heet Cathy. Ze is een stuk jonger dan Brian en glimlacht naar me.
Brian vertelt waar hij me opgepikt heeft en dat ik uit Nederland kom. Ik krijg een glas ijskoude witte wijn in m'n hand geduwd, terwijl ik onderuit gezakt zit in een grote leren fauteuil.
Een aangename loomheid overvalt me. Een gevoel dat hier "laid-back and mellow" wordt genoemd. Het kost me moeite m'n ogen van Cathy af te houden. Ze straalt alles uit van "the all American girl." Een atletische, gebronsde gestalte met lang blond haar. Wat ze echter mist is de oppervlakkigheid van dit prototype. Ze intrigeert me.
"Waarom blijf je hier niet logeren vannacht," zegt ze en vult mijn glas bij.
"Nou graag. Ik voel me nogal moe."
"Dat is dan geregeld," zegt ze met een glimlach.
Stilte.

Ik bekijk de ruime kamer. Veel zware, eiken meubelen, veel boeken, veel licht. In het keukengedeelte staat een fornuis dat met hout gestookt wordt. Aan de muren hangt batikwerk.
"Dat heeft Cathy allemaal gemaakt," zegt Brian als hij ziet dat ik naar de doeken kijk. "Ze is kunstenares en ze verdient er aardig wat geld mee op de kunstmarkten van San Francisco. Kom, ik zal je de rest van het huis laten zien."
Ik sta op en voel het bloed naar m'n hoofd stijgen. Even ben ik duizelig.
Met de glazen wijn in onze handen verlaten we de kamer. Ik ben aangeschoten, merk ik.
Een lichaam vol schuim. Ik lig languit in het bad onderuit gezakt. De badkamer is van de huiskamer gescheiden door een matglazen wand. Ik vang flarden op van een gesprek.
"Wat wil je dan met hem" en "als het op die manier moet..." Aan de intonatie te horen hebben ze ruzie.
M'n rugzak staat in het logeerkamertje, daar staat een zacht bed voor vannacht.
Ik kleed me rustig om in de hoop dat de ruzie binnen afgelopen zal zijn.
Als ik de huiskamer binnenkom staat Brian bij de geopende voordeur. "Ik ben over anderhalf uur weer terug."
Cathy komt met rode ogen op me af lopen. "Zal ik je mijn studio laten zien?"
Ik schud van ja.
"Kom, dan gaan we kijken."
Terwijl ze langs me loopt tikt ze zacht op mijn schouder.


3. ONDER EEN ANDERE ZON

Buiten zwaaien we naar Brian die het grindpad af rijdt. Er staat een briesje. De zoute lucht van de oceaan.
Om het huis ligt een groot grasgazon met rozenperken. We lopen naar de rand van de rots waar een klein houten hokje staat.
"Dit is het toilet."
Het doet ouderwets aan met zo'n hartje in de deur. Aan de kant van de oceaan zit een glasruitje. Als je zit kan je zo op de branding kijken. Er staat een kaars en ik zie dichtbundels van Keats en Wordsworth.
"We moeten hierheen."
Ik volg haar een stijl, in de rots uitgehouwen trapje af. We komen bij een glazen overkapping die uit de rotsen steekt. De onderkant van het bouwsel wordt gestut door stalen balken die schuin in de rotsen verankerd zijn. Drie glazen wanden en een golfplaten dak. De ruimte is zo'n vier meter lang en ongeveer drie meter breed. Op de grond ligt duur tapijt. Een scherpe inktlucht trekt in m'n neusgaten. Overal liggen stukken stof en staan flessen met gekleurde inkt.
Ze gaat zitten op een kleine pluche sofa. Ik neem naast haar plaats. Voor me de oceaan met haar rotsblokken in de schuimende branding. Links en rechts van me de rotsen met daar beneden een smalle strook zand waar de golven aan likken.
"Nou wat vind je ervan?" vraagt ze met pretlichtjes in haar ogen.
"Het is schitterend, ik word er stil van."
De ruimte is gevuld met het oranje licht van de zinkende zon recht voor ons. Ik luister naar het gedempte geluid van de golven. Dit bestaat. Aan het eind, bij de rode zon ligt Japan.
"Nog wat wijn?"
Voordat ik ja heb kunnen zeggen, grijpt ze een fles naast zich en begint me in te schenken.
"Vertel eens over jezelf."
Ze draait zich een kwartslag naar me toe en kijkt me heel open aan. Ik word er een beetje verlegen van.
Ik vertel over m'n reis, over de dingen die ik heb beleefd en over m'n situatie in Nederland. Ze luistert aandachtig.
"Ik vind je leuk," zegt ze plotseling.
Ik kijk haar aan. Ze ziet er mysterieus uit in dat licht van de ondergaande zon. Ze komt uit een heel andere wereld dan de mijne: het hete asfalt, de geluiden van auto's, de kille grote stad, de onrust van het reizen. Ze is dichtbij, tastbaar, een seconde hier vandaan. En toch onder een andere zon, onder andere handen. Waar ligt het raakvlak? Ik rol een sigaret.
"Nu is het jouw beurt om iets over jezelf te vertellen."
Ze is 27 en nu een jaar getrouwd met Brian. Ze hebben het goed, ze zijn gelukkig. Ze is zijn tweede vrouw. Brian heeft een tijd in de problemen gezeten. Zijn eerste vrouw was een secreet. Hij moet haar nog steeds een hoge alimentatie betalen. Dat rot wijf. Brian is zo lief. Ze zucht.
Ik luister naar haar en hoor zo nu en dan de golven. Ik drink kleine slokjes wijn. Meeuwen vliegen voor de zon. M'n gezicht gloeit. Af en toe voel ik haar been tegen het mijne. Als de zon onder is en ik nog slechts vaag Cathy's gezicht kan zien, lopen we terug naar het huis.
Brian komt het grindpad oprijden. Buster rent hem blaffend tegemoet. De lichten van de koplampen doen pijn aan m'n ogen.


4. EEN SCHERPE GEUR PRIKKELT MIJN NEUSGATEN

Na het eten blijven Brian en ik aan tafel zitten. We roken pijp.
"Rook je wel eens cannabis?" vraagt hij.
"Af en toe."
"Nou, dan moeten we dit spul maar eens proberen."
Hij pakt een blikken doosje en zet het op tafel.
"Zelf verbouwd. Hartstikke goed spul!"
Hij begint een joint te draaien. Er wordt alweer een nieuwe fles wijn op tafel gezet. We praten niet. Cathy kijkt naar me vanuit de keuken. Het liefst zou ik nu naar m'n logeerkamer gaan en wat lezen, maar ik heb het idee dat ik dat niet maken kan.

Brian steekt de joint op. Een scherpe geur prikkelt m'n neusgaten. Het is tien uur. Cathy heeft muziek van Wagner opgezet. Als een trein dendert het geluid m'n oren binnen. Ik voel me licht in m'n hoofd. Ik zie mezelf kijken naar een pikdonkere wereld met maar een verlicht huisje in een storm. Daar zitten drie mensen aan tafel met een kaars. Er loopt een koude rilling over m'n rug. Opeens hoor ik dat het buiten waait.
Ik kijk naar Cathy. Ze ziet er anders uit, alsof ik haar al heel lang ken. Ze kijkt me weer aan met die direkte, open blik waar ik de kriebels van krijg. Een blik die dwars door me heen kijkt. Recht door m'n rokerige hoofd vol kleine, onbenullige gedachten. Wat zoekt ze?
Ik heb moeite om Engels te praten. Ik zeg iets, maar de woorden vallen als kluiten modder uit m'n mond. Zouden ze het merken? De muziek waait weer in m'n oren en ik herinner me dat ik iets aan het zeggen was, maar ik zou niet meer weten wat.
"Alles goed?," vraagt Brian met z'n eeuwige glimlach.
"Ja, ik ben alleen maar een beetje moe."
Dat kwam er tenminste in goed en snel Engels uit.


5. WIJ ZIJN DE BOOTBOUWERS

Iemand klopt op de deur. "Dat zal Paul zijn," zegt Brian.
Een man van rond de veertig met kort zwart haar en een lange baard stapt binnen. Ik zie zijn oren die van een reusachtig formaat zijn.
Brian stelt hem aan me voor. "Dit is Paul. Hij woont in het dorp en ik help hem met het bouwen van een nieuw huis."
De man zelf zie ik niet, alleen z'n oren. Fascinerend!
Hij komt bij ons aan tafel zitten en begint meteen druk te praten. Problemen op z'n werk. Ik kan het gesprek niet helemaal volgen door de rook in m'n hoofd, maar ik begrijp dat hij reklameteksten verzint. Ik zie het helemaal voor me: Paul voluit in beeld, kruimels in z'n baard, zegt droogjes: "Ik flapper met m'n oren van Bolletje Volkoren." Prompt beginnen die enorme lappen vlees aan de zijkanten van z'n hoofd te schudden. Dan is er storing en valt het beeld weg achter m'n hoofd.
Ik moet vaag hebben zitten glimlachen, want Cathy die naast me zit vraagt: "Vertel eens wat je dacht?"
"Het was niets bijzonders."
Ik kijk haar aan en glimlach. Nog maar eens proberen of ik het gesprek van Paul en Brian kan volgen en draai m'n hoofd van haar af. Ik zie ze, maar ik hoor ze niet.
Wat een rare nacht tussen deze onbekende mensen. Wat doe ik hier eigenlijk? Die zoete smaak in m'n mond en buiten is het koud, het stormt. Er is niemand meer. Wij zijn de enige overlevenden. Paul is gezonden om de ark te bouwen. Lotgenoten, langzaam zingen om de angst voor de toekomst te bezweren. Wij zijn de bootbouwers, de zaaddragers, het laatste lichtpunt, maar ik ben zo moe.

Ik voel iets tegen mijn been. Het is geen toevallige aanraking. Het is de voet van Cathy die onder de tafel m'n kuitbeen streelt. Ik doe alsof ik niets merk. Ze legt haar hand op m'n knie en begint m'n bovenbeen te strelen. Wat krijgen we nou?
Paul en Brian zitten druk te praten. Ze zijn ons vergeten geloof ik.
Ik werp een snelle blik op Cathy. Haar gezicht verraadt niets van hetgeen ze onder de tafel aan het doen is. Ze doet net alsof ze het gesprek volgt. Er loopt een warme prikkeling door m'n lichaam. "Het kan me niet schelen ook," hoor ik mezelf mompelen. M'n hand glijdt over haar knie. Zouden die twee niets in de gaten hebben?
Cathy geeft me een nieuwe joint door en kijkt me aan met pretoogjes. Ik voel de scherpe rook naar binnen trekken en onder in m'n buik als een paddestoelwolk uiteenspatten.
Plotseling zie ik Paul opstaan. Hij neemt afscheid. Ik vraag me af of zijn oren echt zo groot zijn. Ik voel de aandrang ze even aan te raken, maar ik kan me gelukkig net op tijd inhouden. Brian zegt dat hij even een stukje meeloopt. Beiden verdwijnen naar buiten. In de grote eenzaamheid.


6. MIJN NEUS TEGEN HAAR NEUS

Buster ligt uitgeteld naast de voordeur. Het lijkt wel of het beest stoned is, zo wezenloos ligt hij me aan te kijken.
Cathy staat op. "Wil je nog wijn?"
"Een klein beetje dan."
Ze streelt over m'n hoofd en kriebelt met haar vingers in m'n nek.
Ze draagt een lange strakke jurk en loopt op blote voeten. Het haar hangt los.
Met twee glazen wijn in haar handen komt ze weer naast me zitten. Ze trekt m'n hoofd naar haar toe en begint me te kussen. Met één oog zie ik Buster liggen. Het lijkt verdomd wel of hij naar me knipoogt, of hij ook in dit komplot zit. Dan zink ik weg in de warme holte van haar mond. Opeens schiet het door me heen. Ik duw haar van me af.

"En Brian dan?"
Ze haalt haar schouders op en kijkt me onverschillig aan. "Geen probleem."
Dat stelt me enigszins gerust, maar toch kijk ik zo nu en dan naar de deur. Mijn hand verdwijnt onder haar jurk. Mijn neus tegen haar neus. Wazig zie ik twee grote lichtblauwe vlekken die af en toe bewegen. Ruik haar warme adem, zoet. Haar borst gaat regelmatig op en neer. Dan gebeurt het toch.


7. ZO... EUROPEES!

Plotseling gaat de deur open en daar staat Brian. Razendsnel trek ik m'n hand terug. Het angstzweet breek me uit. Goddomme, dat wordt de rugzak pakken en meteen vertrekken. Het zweet loopt over m'n rug.
Breed glimlachend staat hij in de deurpost geleund. Wat voel ik me betrapt. Het enige dat ik uit kan brengen is: "Sorry."
"Zo, dus jullie hebben elkaar eindelijk gevonden," zegt hij vrolijk. Ik kan m'n oren niet geloven. Geen pak slaag en geen snelle afreis dus?
"Jij en ik moeten eens praten over de Amerikaanse moraal," zegt hij en komt bij ons aan tafel zitten.
Cathy staat op en loopt naar de keuken.
"Kijk het zit zo. Cathy en ik hebben een vrij huwelijk. We zijn elkaar geen verantwoording schuldig. We houden van elkaar, dat weten we. We zijn gelukkig, voor zover dat kan. Ze vind je heel aardig, weet je, zo... Europees! We doen gewoon waar we zin in hebben... op alle gebied. Ik ben op het ogenblik een beetje verliefd op een meisje van 18 hier uit het dorp. Cathy weet dat. We maken er geen probleem van voor elkaar. We hebben alles eerst goed doorgesproken en een afspraak gemaakt, nietwaar Cathy?"
"Ja," zegt ze flauwtjes vanuit de keuken.
"Dus er is niets aan de hand kerel!" en hij slaat me op de schouder. Dan staat hij op, gaapt, wrijft zich in z'n handen en zegt: "Prettige avond nog. Ik ga naar bed." Terwijl hij dit zegt, kijkt hij Cathy aan. De blikken die ze wisselen kan ik niet zien.
Ik haal eens diep adem en leun achterover. Laat ik maar nergens over nadenken, want dat lukt toch niet meer.
"Ik ga even naar het toilet," zeg ik.
Als ik opsta, lijkt het net of ik met m'n hoofd tegen een stalen deur sla. M'n maag draait zich om en ik ren naar de voordeur. Buiten slaat een koude wind op m'n gezicht.
De toilet haal ik niet. Halverwege de tuin kots ik middenin een rozenperk. Te veel wijn, te veel rook, te veel van het Amerikaanse leven. Ik sta te rillen en spuw m'n hele maaginhoud naar buiten. Die rozen zijn wel naar de knoppen. Ik veeg m'n mond af met een papieren zakdoekje.

Nu is er weer veel wind. Voor me dat kleine verlichte huisje in de verder donkere wereld. En binnen is het stil. Dan is er opeens een enorme zwarte cape die om het huis geslagen wordt. Nu is alles donker. Er is geen tijd, geen langzaam gezang van ons. Alleen het lage neuriën van de oceaan, waar geen schip op vaart.
Als ik m'n ogen open, zie ik flauw maanlicht. Ik pies, inhaleer de nachtlucht en loop terug. Cathy zit op de bank bij de haard. Ik loop naar de keuken en spoel m'n mond.
"Zullen we naar bed gaan?" zegt ze. Ik knik.
Ze steekt een kaars aan in de logeerkamer.


8. DE KOU VAN BINNENUIT

Ik lig dicht tegen haar aan. Het loopt al tegen vieren. Een branderig gevoel op m'n rug. De rode striemen van haar nagels.
Ze ligt me aan te kijken met haar hand onder haar hoofd.
"Ben je moe?"
Ik knik van ja.
"Blijf je hier vannacht?" vraag ik.
"Nee, ik kan maar beter naar Brian gaan."
Ze kust me lang op m'n mond.
"Welterusten."
Ze klimt over me heen het bed uit en trekt haar ochtendjas aan. og even kijkt ze om en glimlacht.
"Dag Cathy."
Ik blaas de kaars uit. Een loodzware vermoeidheid overvalt me. Een lang gebed van lust was dit, zwarte liefde. Niets teers, geen raakvlakken. Alleen lichamelijk gestoei om warmte tegen de koude gevoelens.
Het kleine verlichte huis tuimelt diep in het zwarte heelal in mijn hoofd. Op het punt van inslapen hoor ik boven me een bed ritmisch piepen. Brian wil zich nog bewijzen. Dat zal wel bij de afspraak horen. Ik trek de dekens hoog op, maar dat helpt niet tegen de kou van binnenuit.


9. HAAR SCHOUDERS SCHOKKEN SNEL

Als ik op mijn horloge kijk is het 9 uur.
Razendsnel schieten de gebeurtenissen van gisteren door me heen.
In de keuken hoor ik Cathy bezig. Even later staat ze voor me met het ontbijt.
"Goed geslapen?"
"Prima."
"Brian en ik hopen dat je nog een paar dagen blijft."
Stilte.
"Dat kan ik niet Cathy, ik ben op doorreis. Trouwens ik weet niet of Brian dat echt zo leuk zou vinden."
"Brian vindt het leuk, heus!"
"Nee Cathy, vandaag reis ik verder."
Ze draait zich om en loopt de kamer uit. Ik eet rustig mijn ontbijt op in bed en pak dan mijn rugzak in. In de keuken zie ik haar staan, met haar rug naar me toe. Haar schouders schokken snel. Ik hoor geen geluid.
Ik ga achter haar staan en leg mijn handen op haar heupen. Het schokken houdt op.
"Ik kan je niet gelukkig maken," zeg ik zacht tegen haar. "Geloof me."
Ze draait zich om en kijkt me met rood doorlopen ogen hulpeloos aan.
"En wat moet ik nu met Brian en dat 18-jarige kind waar hij verliefd op is?'
"Ik weet het echt niet Cathy." Ik voel me heel triest worden. Ik moet hier zo snel mogelijk weg.
"Waar is Brian?"
"Die komt zo terug."
"Ik wil nog afscheid van hem nemen."
Ze zit in de stoel te handwerken.
Ik ijsbeer onrustig door de kamer. Ik weet niet wat ik nog tegen haar moet zeggen. Troosten kan ik haar niet. En wie kan ik beschuldigen? Welke wereld hebben wij een ogenblik samen beleefd? Misschien wel alleen deze huidige, vol triestheid en spanning. De antwoorden zijn zoek. Dichtbij voel ik de woede om de onmacht en ergens diep in mij is er een traag gevoel van schaamte. Ze houdt haar ogen strak op haar breiwerk gericht.


10. NOORDELIJKER

Daar is Brian. Eindelijk. Hij stapt op me toe.
"Ga je al weg?," vraagt hij als hij m'n rugzak ziet staan.
"Ja, ik wil nog wat noordelijker komen vandaag."
"Jammer, ik had het leuk gevonden als je nog ee paar dagen was gebleven en Cathy vast ook wel."
Hij kijkt haar aan. Ze wendt haar gezicht af.
"Hartelijk bedankt voor je gastvrijheid." Ik loop naar de kraan en vul m'n veldfles. Het wordt weer heet vandaag.
California here I come!


Fred Wittenberg
nov.82 - mei 90


©St. NoPapers

Terug naar overzicht