Luuk van Zutphen



Mandy

Nee, ik was niet verliefd op haar.

We scheelden amper twee jaar - toen in 1980.
Ik was net 22 en derdejaars leerling verpleegkundige op de afdeling Verloskunde van een klein ziekenhuis in Utrecht-Noord. Zij was 20, blond, knap en zoals dat bij zulke vrouwen schijnt te horen: een beetje naïef.
We kenden elkaar van de buurtkroeg in de Utrechtse nieuwbouw betonwijk Overvecht. Zij zat er elke avond en liet zich regelmatig oppikken voor de nacht. Eenzaamheid. Ik liep regelmatig visite in deze stamkroeg-tussen- aanhalingstekens. Eenzaamheid.
Ik kende haar eigenlijk nauwelijks. Afstand.
Zij kende mij nauwelijks. Afstand.
Het weinige dat ik van haar wist was dat ze elke avond MANDY van Barry Manilow meezong, de zwanezang van elke kroegavond.
Het was niet direct de cult-hit van de toenmalige scene waarin ik verkeerde. Maar als zij meezong kreeg het lied iets extra's. "Oh Mandy, you came and you gave without talking, but I you gave you away..."

Nachtdienst, half drie. De verloskundige belt dat ze onderweg is met een in barensnood verkerende a.s. moeder, ongehuwd 18 jaar. Een meisje, een kind nog. Haar ouders waren meegekomen, joviale lui, "èchte Utrègters, woâr, niet dàn".
De (mogelijke) vader was er niet bij. Verbaasde me overigens niets, de halve kroeg was er immers overheen geweest.

Ik ben erbij gebleven. Ze herkende me niet eens in mijn witte uniform.
Ze beviel om 10 minuten voor half vier, spontaan in A.A.V.: Achterhoofdsligging Achterhoofd Voor. Episiotomie met drie hechtingen gehecht.
Ze was bevallen van een dochter: MANDY.

Nee ik was niet verliefd op haar, ik had met haar te doen.


Memoiures uit een recent verleden

ZONDAG

Zondag, de dag des Heren.

Zondag, de laatste dag van het weekend, de laatste vrije dag. Zoals de naam al zegt: een warme na-zomerse dag. Rustdag.

Ik loop alleen door de doorgaans drukke winkelstraat. Over mijn schouder een tas met gister gekochte strips, maar ik ben er niet voor in de stemming. Bij de supermarkt staat een telefooncel te roepen: "Bel dan even, kost je maar een kwartje!"

Nee, maar niet doen. Loop maar door naar de bushalte aan de Hoofdstraat.

Dat is klote, de bus gemist, is net twee minuten weg. En de volgende komt pas over een half uur. Lopen dan maar naar de volgende halte, scheelt toch zeker zo'n vijf minuten. Bij het hoofdpostkantoor staat weer een telefooncel te roepen: "Kom op joh, stel je niet aan, bel nou toch even."

Nee, nee niet doen, zul je net zien dat de bus komt als je staat te bellen. Kun je weer een half uur wachten.

Ik begin te lezen in de lotgevallen van een Private Kreye, denk maar dat het leuk is (is het ook wel, daar niet van) en je bent weer een kwartiertje zoet.

Daar komt de bus. Twee strippen naar het station D. Jongens, wat is het druk. "Wilt u allen zo ver mogelijk doorlopen naar achteren, alstublieft," microfoont de chauffeur ons toe bij de volgende halte. Ik ben nu aanbeland bij Opa en Oma, waarschijnlijk op weg naar zoon, schoondochter en kleinkinderen. "Goedenamiddag samen," vriendelijk blijven, het is per slot van rekening zondag.

Hoera, eindelijk station D. in zicht. Nu gauw een kaartje kopen. Ook al zo druk, en dat terwijl... ach laat maar zitten ook.

Voorbij het loket staat weer een telefooncel te wenken: "Vooruit, je hebt nog tien minuten tot de trein komt, kan nog makkelijk." Niks mee te maken, naar perron 2.

Ook in de trein is het druk en warm. Nog een zitplaatsje vrij in de niet-roken coupé, tegenover een slapende sjofel geklede man, onderuitgezakt, stropdas half los en bril model 1967 en sterkte -7. Ik kijk naar buiten, zie de bekende weiden met grazende koeien, koele slootjes, kortom industrieterreinen in aanleg. Hier en daar vliegt een stationnetje klingelend voorbij.

"Ooi wèr andaàg hé!"

Pardon? Oh, "Jaja, mooi weer vandaag", wat praat die man vreemd...

"Gatuh ok nàr Utregh?"

"Utrecht, jazeker, 't is niet zo ver meer hè." Ik vermoed dat de man doofstom is (nou, stom...), tenminste zo aan zijn spraak te horen. Eens even kijken. "Moet u ook in Utrecht zijn?" vraag ik zonder geluid te maken.

"Ja, ja."

Hm, wat grappig, hij is inderdaad liplezende, dus hoogstwaarschijnlijk doof.

Uitgepraat.

Op het station staat weer een telefoon te roepen, maar nee ik moet de bus hebben. Lijn 3 staat al te wachten. Zelfs op zondag is het nog druk in de stadsbus, gelukkig is de halte vlakbij huis.

Zo nu gauw een kop koffie zetten en de telefoon op tafel.

...Verdomme, niemand thuis!


MAANDAG

Ik loop over de Oude Gracht te slenteren. Een nieuwe week is net begonnen. Het is de periode dat Sinterklaas achter de rug is en Kerst er aankomt. En zo voel ik me ook. Van alle kanten komen mensen, verlichte winkels en goedbedoelde muziek op me af. Ik voel me niet echt down, maar ook niet prima. Een beetje melancholiek, misschien. Gewoon naar de grond staren, niet de mensen aankijken. Ze hoeven me niet te zien, ze mogen me niet zien.

Ik steek de Lijnmarkt over en herken het straatje. Het straatje met De Boekwinkel. Niet zo maar een boekwinkel; een heel oude boekwinkel.

Ik stap binnen en de lange, kalende man met de halve leesbril, altijd keurig in driedelig grijs, loopt op me toe.

"Kan ik u ergens mee van dienst zijn?"

"Nee, dank u, ik kijk liever rond, als u geen bezwaar heeft.":

"Natuurlijk niet."

De sfeer die dit winkeltje uitademt, die geur van oude boeken, is de reden dat ik er steeds terugkeer. Alle wanden staan vol boeken, een leefgemeenschap van papier, een subcultuur in letters. Op de schappen achter de kassa staan verscheidene catalogi daterend uit de vroege jaren vijftig. Zo oud is deze winkel al, de man verkoopt zijn boeken al meer dan dertig jaar. Bij de derde kast vind ik een bundel van een mij toen onbekende dichter: Hans Lodeizen's verzamelde gedichten.

Eén passage treft mij in het bijzonder:

Ik ken alle tranen van de eenzaamheid

sla mij maak mij open

ik ben een roos van vrolijkheid

kom hier vertrouw mij

ik gooi de wind vol sterren

als een boot van overvloed

in de spaarzaamheid van de zee

nu ben je niet gekomen

en zachtjes ga ik dicht.

Als ik weer buiten sta en naar de Oude Gracht loop om naar huis te gaan, loop ik heel licht over de met klinkers beslagen weg. Het is of ik met iedere stap een aantal stenen uit de grond trap.


DINSDAG

Om vijf voor zeven loopt de wekker af. Zo'n repeteer-ding, dus pas na minimaal twee keer repeteren kom ik onder het warme dekbed vandaan. Brrr koud! Snel kleren aan, wassen, tanden poetsen.
Scheren? Nee vandaag maar een keertje niet, ik ben al wat laat. Snel een ontbijt naar binnen werken en de fiets pakken.

Buiten is het kouder en donkerder dan binnen, er ligt een dik pak sneeuw, de vlokken dwarrelen om mijn hoofd en in mijn jas. Op straat heerst de gebruikelijke acht uur ochtenddrukte.

Sinds het fietsers geoorloofd is rechtsaf te slaan bij een rood stoplicht, scheelt me dat toch zeker weer een minuut of anderhalf wachten in totaal. Zo nu en dan zijn er alleen van die horden fietsers die zo nodig rechtuit moeten en mij zodoende beletten om rechtsaf te vluchten. (En om nou over het trottoir te gaan fietsen - nee, zo degelijk ben ik nog wel.) Gelukkig is vanochtend het geluk aan mijn zijde, ik kan meteen - en nog wel door groen - doorrijden. Het wegdek is nattig en glad verraderlijk bedekt met een laagje sneeuw.

Bij de overgang van Spinozaweg in Lessinglaan sta ik weer voor de gekleurde lichten te wachten. Naast mij een medefietser, een man van in de dertig met brilcream-coupe, alles achterover gekamd.

Groen. Ik trek als eerste op. In de verte, achter me, hoor ik een soort geluid, gebrom, geschreeuw of binnensmonds gemompel. Ik kan het niet goed thuisbrengen. Even omkijken. Nee, niets bijzonders, alleen die man van het stoplicht anderhalve meter achter mij.

Zo nu en dan moet ik een sneeuwbal ontwijken van baldadige schooljongens wachtend op de bus en een enkele keer een argeloze, niet geheel uitgeslapen voetganger ontwijken.

Weer datzelfde gebrom, iets harder nu. Ik ga iets harder trappen op mijn beurt. Het geluid neemt niet af.

Ik beland in een speelfilm. Momenteel wordt de achtervolgingsscène op celluloid gezet. We zien de held van het verhaal op de fiets, achterna gezeten door een onbekende brommende schurk. De held kijkt niet meer om, maar fietst harder bij elk brommend geluid. Wat een spanning. Op vijftig meter afstand verwijderd van het Hare Majesteits Hospitaal komt het geluid angstwekkend dichtbij. Vlak voordat ik de hoofdingang binnenrijd word ik ingehaald.

"Toet-toet", roept de man van het stoplicht. Druk fietsend en brommend rijdt hij verder richting Verkeersplein Oudenrijn.

Waarschijnlijk gaat hij daar in de file staan.


WOENSDAG

Nachtdienst, noodzakelijk kwaad. Het is 19 uur en ik ben zo'n anderhalf uur uit bed. Lekker gedouched onder de matige, maar natte en warme straal. De aardappels zijn geschild en staan naast de spruiten op het fornuis te koken. Over ontbijten gesproken... Het is weer zo'n echte bijna-eind-van-het-jaarse woensdagavond. Op zulke avonden voel ik me, overigens zonder enige of direkte reden, wel eens wat droevigjes. (Sinds Claus, je weet wel, van die depressies heeft en houdt spring ik maar wat minder soepel met dat woord om.)

Ik zit aan de keukentafel de krant te lezen, en die biedt de oplossing van mijn vraagstuk van gisteravond. Ik werd toen om 18 uur uit mijn bed gebeld door een man die me: "Harsjtikke wouw bedànkeh voor die fles wijn die 'ie gewonne hàd bij de kwis van Radio De Zwerever. Moar hij vond't wel verrekte jàmmer dat 't nou àfgelopeh was." Maar hij sprak de hoop uit dat "ik weer schnel in de luch zou zijn."

"Oh" De goede man uitgelegd dat hij niet Radio De Zwerver aan de lijn had, maar hij wilde me toch "harsjtikke bedànke."

In ieder geval weer iemand gelukkig gemaakt gisteren.

Tijdens een bliksemaktie ver-
zamelden opsporingsbeamb-
ten voor tienduizenden
guldens aan zendappara-
tuur: Radiopiraat De Zwerver
in een woning aan de Dam-
straat werd op heterdaad
betrapt. Ook kon de politie
de piraat Willy Wortel uit
de Potgieterstraat het zwij-
gen opleggen (...)

Oh jee, nu branden mijn aardappels ook nog aan.


Luuk van Zutphen.
(Hoenderhoeve 6 3992 XL Houten)


©St. NoPapers

Terug naar overzicht