Rick Rococco



De waarheid is triest

Ik ben de vijand er is
geen ander Ik ben het ook

de andere vijand De strijd
speelt zich hier af Ik heb
een schedel Ik heb hersens

Twee hele helften vol Ik
ben de vijand Ik heb de oorlog
hier in mijn hoofd

"Eigenlijk benijd ik je om je vrije leventje," had de elegant geklede dame op gemaakt-luchtige wijze tegen me gezegd, nadat ik ergens in de stad 'n poëzie-performance had gegeven. Het mens had er zo breed bij geglimlacht dat haar oorbellen begonnen waren te rinkelen. Rick Rococco was weer eens 'n briljante dichter. Hij was zo goed, zo nieuw, zo fris, zo sprankelend! Hij deed het nog maar pas, ging nog heel lang mee en hij kostte bijna niks. En het scheen hem ook nog allemaal gemakkelijk af te gaan bovendien. Ik zou een wonder zijn als ik m'n publiek zou gaan geloven. Maar Rococco weet beter. De werkelijkheid is anders. De waarheid is triest.
Je zou eens een discotheek in de 20ste eeuw binnen moeten stappen, hongerend, terwijl je geest als een kille ijsklomp in je schedel ligt en je naarstig op zoek bent naar vreugde, geluk en een eindelijk toereikende dosis soulfood. Als je geluk hebt vind je in de dans, de muziek, de bezwete lijven en de extatische lachjes, blije giechels in de nacht, drugs en alcohol, precies datgene wat je zoekt. Daar zijn ze voor ontworpen namelijk. De 20ste eeuwse discotheken zijn ontworpen voor een tweeledig doel: de nachtelijke geldstroom reguleren en van de planeet af geraken. Voor dat laatste is echter wel de juiste geestesgesteldheid vereist; ontsnapping is niet iets wat je zomaar lukt, zie je. Tis wat. Carmijn is er wel. Ze stond achter de bar te swingen alsof ze vinyl in haar bloed had, drumcomputers in haar schedelpan, en onderwijl schonk ze voor iedereen de glaasjes in. Haar blonde haar had ze opgestoken, haar lichaam in jeans en T-shirt gestoken. Ze bewoog als een vuurvliegje, een vlinderslag in de lucht. Als schoonheid, gratie en efficiëntie samen konden gaan dan gebeurde dat hier; Carmijn aan het werk. Het was zo'n tweeënhalf uur na de performance. Het was een presentatie- avond van 'n nummer van een literair tijdschrift geweest, er hadden dichters met een grotere naam dan de mijne uit hun werk voorgedragen maar ik had de concurrentie moeiteloos weggeblazen. "Natuurlijk had ik dat. Dat is wat ik dóé. Jezus, Rococco, dat is wat je bént! Een stormvlaag. Een wervelstorm," schoot het door me heen. Ik zat aan de bar in de Haunted, naast m'n kroegmaat die de drankjes betaalde, high op weed te kijken naar m'n vriendin die haar werk als barmeid deed. Ze was immer als een onaards wonder in haar bedrijf en vanavond was ze in full effect.

Ik zat hier al minstens een uur knetterstoned tijd voorbij te laten glijden en me niet te amuseren. Ik bezat blijkbaar de juiste geestesgesteldheid nog niet. En het liet zich aanzien dat noch het geslaagde optreden, noch de weed of de gratis-drankjes-terwijl-m'n-geld- op-was en zelfs niet de op volle toeren werkende charme van m'n vriendin me er konden brengen deze nacht.
Ik grinnikte een triest lachje in m'n schedel en zei dat mezelf: "Goed. Ik ben aardig van de planeet af inmiddels. Maar ik ben bepaald niet in de hemel terecht gekomen. Het is hier hol, man. Alles wat je hier haalt moet je eerst zelf komen brengen!" Dat wist ik al - maar ik ben een maniakale rocker en dichter in 'n klein lullig stadje in een klein lullig landje in de late jaren tachtig van de 20ste eeuw. En als de nacht valt en de innerlijke strijd in volle hevigheid door m'n schedel dreunt heb ik eigenlijk geen andere plek om heen te gaan, geen ander keus dan om het nachtleven binnen te gaan. Als m'n geest kil begint te razen met twijfels en woede en vragen, vanwege mezelf, vanwege jou, vanwege het universum waar we in zijn, en ik boven mezelf uit stijgen wil en vrede en antwoorden verkrijgen wil is hier helaas maar één tijdverdrijf dat functioneert als 'n geestelijke raketvlucht naar Ergens-hoog-waar-ik-vrij-en-tevreden-zou-kunnen-zijn.
Dus zat ik in de Haunted, de enige disco in de stad waar ik niet onmiddellijk braak- of moordneigingen krijg van het publiek, en ik voelde me niet goed.
Ik voelde me niet echt slecht. Ik had tenslotte net opgetreden - onbestemd ontevreden, dat was wat het was. En het non-inspirerende provincieplaatsje waar ik woonde was daarbij een regelrechte ramp voor m'n geestestoestand.
Het waren geen vrolijke tijden. Al een hele tijd niet meer, helaas. Ik leunde achterover en probeerde het moment te vangen. Carmijn was lief, ikzelf was cool, het optreden was fantastisch, Leroy had geld, de muziek was okay, ikzelf was knetter. "Wat lul je nou, man?" zei ik in gedachten tegen mezelf en schudde m'n hoofd in een langzaam, vermoeid gebaar. (Er wordt me wel eens gevraagd of ik nooit moe word van mezelf. Ha. Schatje, je weet niet hoe!) Ik legde de joint op de bar neer en staarde de disco in. Iedereen danste, praatte, dronk of lachte. Of was eveneens knetter. Carmijn schonk de glazen in en ze danste en huppelde erbij. Een moment lang voelde ik me gelukkig, meegenomen in Carmijns oppervlakkig blijheid. Ik pakte een bierviltje op en schreef 'm kort dingetje op de achterkant.

Ik knikte haar toe. Ze had me al zien schrijven en kwam nieuwsgierig op me aangefladderd. Ik gaf haar het viltje. Ze las het aandachtig en lachte breeduit bij de laatste regel. We knipoogden elkaar toe. Meer hoefde er niet. Aan de ander kant van de bar, zo'n anderhalve meter van me af, zag ik twee zwartharige meisjes wild dansen. Ze waren gekleed in de late jaren '80 versie van 'n hippe chick-outfit uit de sixties.
Designer hipdom, inderdaad, maar zo high als ik was, was het een fantastisch, haast vertederend gezicht. De meisjes gedroegen zich alsof ze dansen harder nodig hadden dan ademhalen. De wildste van de twee kronkelde als een dolfijn op haar staart, de handjes met de vingers gespreid horizontaal boven de schouders zwaaiend alsof ze er mee opstijgen wilde, onder 'n dikke laag zwarte make-up de ogen, continue ten hemel geheven met een bestudeerd giga-extatische blik. "Het kind verdient een Oscar!" grinnikte ik in gedachten. "Beste bijrol. Minstens. Hoe oud zouden ze eigenlijk zijn, die twee? Hooguit vijftien. Bij elkaar."

"Ik geloof het nou wel, Pablo," snauwde ik geërgerd, terwijl ik op m'n horloge keek. "Als die kutband over vijf minuten niet uitgespeeld is gaan we gewoon het podium op en rammen ze d'r af!" We staan in de hal van de Gumbo, onze vetkuiven glimmen in het neonlicht, en ik moet schreeuwen om mezelf verstaanbaar te maken. Pablo knikt gespannen. Hij is een zachtaardige gozer, slaat alleen maar op z'n drumkit, zal nooit geweld tegen andere mensen gebruiken, maar op dit moment wil de hele band maar één ding en de rest is bijzaak. Spelen! We zijn The Pain & The Pleasure, we hebben vanaf de winter in de oefenruimte rockabilly en psychobilly staan spelen, het is nu al juni 1985 en we willen eindelijk los! Het publiek plat! Ik kijk om naar Caroline die voor de vierde maal in tien minuten tijd haar gitaar staat te stemmen. Ze kijkt naar ons en valt me bij: "Ik ben maar een klein meisje. Mij slaan ze toch niet. Ik begin wel." Pablo schiet in de lach. Ik kijk weer op m'n horloge. Het is een half uur na onze geplande aanvangstijd. In rocktermen gemeten loopt alles op schema, 'n band begint altijd minimaal een half uur te laat. Maar daar hebben we niks aan. Iedere rockmuzikant wil al vanaf het ontwaken het podium op en we zijn al minstens tien uur wakker. Ready to rock, man. Ready to roll! Het is hoog tijd dat we gaan spelen en gelukkig zijn - in plaats van ongeduldig te staan wachten en gelukkig zijn. Walter komt de zaal uit en wil naar boven lopen om z'n bas te pakken. Die ligt nog in de kleedkamer. Hij ziet ons alle drie gespannen naar hem staren en zegt: "Dit is het laatste nummer. Ik heb op hun setlist gekeken. Hierna stoppen ze." Niks te vroeg, denken we er collectief achteraan. We zijn al elf uur wakker!

De stonede waan liet los. Ik keek op en dacht: "Okay. Ik wist het eigenlijk al de hele tijd. Ik heb tegenslag gehad, want de band ging uit elkaar en we zijn zojuist voor de vierde maal in evenveel jaren opnieuw begonnen. Ik heb voorspoed gehad, want ik bleek een dichter te zijn en het ziet er naar uit dat het sneller gaat als ik alleen werk. Dat ik doodziek word van die poëzie en Godverdomme al jarenlang een succesvolle band had kunnen hebben als ik niet eerst Caroline de band uitgeslagen had en daarna omring door ruggegraatloze dickheads die niet eens spelen konden was geweest, hoeft er niet toe te doen -ware het niet dat ik m'n lied verloren heb en door poëzie m'n verstand verlies. Helaas is er geen keus meer. Ik heb een hele tijd geleden al besloten. Dus gewoon volhouden tot m'n beide bezigheden vruchten beginnen te werpen, tot ik deze fase voorbij ben, is alles wat ik nog kan doen. Simpel."
(Alleen wilde ik gisteren al dringend weg uit deze kutstad. En het langer dan nog twee maanden volhouden leek m'n getormenteerde geest een onmogelijke klus. Dus hoera. Ik zou nog minstens twee jaar in deze situatie gevangen zitten, zoals ik het zag. Volhouden? Ha. Het was een gevecht dat ik niet kon winnen, man. Zó zag ik dat. Maar ik ben een trotse man. Opgeven is m'n stijl niet. Soms denk ik dat ik niet weet wanneer ik verslagen ben. Tis wat.)
Ik stootte Leroy aan en wees op de extatisch dansende meisjes. "Revelation, here it is!" Leroy maakte een instemmend geluid, een verbaasde kreet van opwinding meer, en ik maakte m'n tweede opmerking. "Zeg eerlijk, wil jij dáár in geloven?" Ik knikte weer naar de meisjes, nog steeds dansend alsof ze ervoor gehuurd werden. "Dachut niet," sneerde ik er meteen achteraan. Leroy had bijna "ja" willen zeggen, maar daar kreeg-e de kans niet voor. Ik had het onderwerp aangesneden en onmiddellijk weer afgesloten. Ik had nergens zin in. Volgens mij was ik in een rotbui maar wilde ik het nog niet weten. Volgens mij wilde ik bloed zien.

Tegen de tijd dat ik weer merk waar ik ben zijn we halverwege het eerste nummer en speel ik de tweede solo, gitaar op de heup geklemd, wild op en neer springend tussen de snoeren en monitorboxen. Links van me op het toneel staat Caroline, ze speelt een smerige riff op d'r Fender en komt dreigend op me af, het zwarte instrument als een speer op m'n maagstreek gericht. Als twee krijgers in de jungle draaien we behoedzaam om elkaar heen en spelen erbij de opwindendste rock'n'roll die de planeet ooit heeft gehoord.
Man, we zijn vertrokken! "Aarde?" Waar ligt dat? Caroline en ik komen langzaam binnen elkaars bereik. We keren onze gitaren tegen de buik, leunen nog steeds doorspelend voorover en leggen koppen tegen elkaar. Dan wentel ik om m'n as, neem een reuzesprong naar de microfoonstandaard, corrigeer m'n landing, kom naast de kluwen snoeren terecht, speel de overgang, lach naar Walter, grijns naar het publiek, Pablo geeft een vette roffel en ik zing de eerste regel van het volgende couplet: "Finally gettin' down, thought we never would ..." Het publiek begint te brullen. Ze zijn behoorlijk opgewarmd door de vorige band, maar wij zijn The Pain & The Pleasure en iedereen gaat uit z'n dak bij het zien en horen van the real thing. We spelen ze plat, man. We nemen ze mee.

Carmijn zet nieuwe drankjes voor ons neer. Leroy en ik klonken elkaar toe. Ik was nogal knetter en m'n gedachtenprocessen liepen niet altijd meer parallel. In m'n borstkas jeukte het nonstop en de inhoud van m'n geest lag zonder samenhang door m'n schedel verspreid. En binnen in die schedel resoneerde het nogal. Hiphop. House. Acidhouse. Weed. Deephouse. Weed. Dansende tienermeisjes. Rook. Af en toe barstte er eentje op de dansvloer los in gelukkig gehuil, anderen pikten het op en voor je het wist jankte het hele huis een paar minuten lang eensgezind "Acieed! Acieed! Acieed!" Daarna was men weer stil en stond iedereen op de vloer minstens een kwartier autistisch in zichzelf te freaken. Het werd me teveel. Ik kreeg er genoeg van.
"Yo, Bro! Ga d'r vandoor. Hebbut wel gezien," zei ik kortaf tegen Leroy, gleed van m'n kruk af en beende geagiteerd de discotheek uit. Mensen groetten me bij iedere stap, maar ik reageerde niet meer. Ik was zo kwaad, zo rusteloos, zo kwaad, zo woedend, ik wilde een mens vermoorden maar ik wist dat het geen nut had. Ik zou God vermoord hebben als-ie bestaan had en ik 'm wist te vinden.
Ik snelde vloekend en godverend de steeg waaraan de Haunted gelegen was uit en zette de kraag van m'n motorjack op. Het was midden in de nacht en het was kil. Ik wist waar ik God vinden kon - in het diepst van m;n gedachten, right on! En indien in staat geweest zo diep te komen en er langdurig te verblijven zou ik niemand hoeven doden. "Ik ben de vijand. Er is geen ander," schoot het bitter door me heen. Ik stopte abrupt. "Ik ben het ook. De andere vijand." Binnensmonds vloekte ik, een eenzame rocker op een natte, nachtelijke straat, worstelend met zichzelf, met iets dat groter was dan hij. "Ik heb een schedel. Ik heb hersens. Twéé verdomde helften vol!" Ongeduldig ritste ik m'n jack open, graaide naar pen en papier en schreef in dwingende haast m'n gedachten op. "Ik ben de vijand. Er is geen nader. Ik heb de oorlog hier in m'n hoofd!"
De enige reden waarom alles in m'n hoofd zat was omdat ik in m'n lichaam woonde dat gevangen zat in een fucking spelprogramma! De eindige realiteit uit, man! Ontsnappen uit de tijd! Weg uit dit leven! - Voor ik het wist stond ik als een dolleman op en neer te springen in de natte straat, alsof ik daarmee de werkelijkheid overstijgen kon.
"Hee, Rick ...." hoorde ik een meisjesstem op voorzichtige toon achter me zeggen. "Wat ben je aan het doen?" Ik landde op de grond en draaide me op m'n hielen om. Ik schrok. Het was de waternimf. -Ik noemde haar zo in twee gedichten en een verhaal dat ik over d'r geschreven had. Ze was zo mooi en blond en slank, ze was een wonder op de dansvloer, ze straalde als 'n zonne-explosie als we samen dansten, man, wat had ik anders kunnen doen? - Ik wist niet dat ze m'n naam kende. Tenslotte danste ik alleen maar met het kind. "Ach man, wat lul je nou?" raasde het scherp door m'n geest. "Je bent een plaatselijke beroemdheid en je wordt veel beroddeld bovendien. Tuurlijk kent ze je naam, Rick! - Get it together, my man. Laat 'r niet merken dat je nu zo gek bent." Ik riep mezelf weer naar de voorkant van m'n schedel en keek het meisje aan. Ze droeg 'n openhangend zwart met zilver belijnd leren jack en 'n pastelgroen stretchjurkje. Haar lange benen waren verpakt in zwarte netkousen. "Is er iets met je?' wilde ze weten.
Ik trok een getergd gezicht, staarde kwaad even weg en rolde met m'n schouders. "Ik ben de drukverschil-tolerantiewaarde aan het bepalen en dat valt niet mee want de planeet geeft nog niet mee. Hoezo?" Myrthe staarde me een volle seconde aan alsof ik gezegd had dat ze haar haar in poep kon wassen. Dan barstte ze in schaterlachen uit. Quasi-geïrriteerd trok ik m'n kraag recht en speelde de door Myrthe's reactie in gang gezette situatie uit.
"Sommige mensen hebben werk te doen terwijl anderen plezier kunnen maken. Wist je dat niet?" Het kostte me weinig moeite om het superdroog te laten klinken. Man, ik was bloedserieus. Ik zag nergens nog echt de humor van in.
Myrthe richtte zich, nog nagiechelend, weer op en bezag me met grijsgroene blik. Ze vroeg zich niet langer af wat ik zoëven aan het doen was. Met een terloops gebaar pakte ik haar hand en speelde gedachteloos even met de vingers van het meisje. "Wat wilde je gaan doen?" vroeg ik haar op de afstandelijk-vriendelijke toon. (Er waren drie dingen aan de hand. Ik was zojuist wild van woede geworden en de uiting daarvan was abrupt afgekapt. Dus ik was kwaad! D'r zat sinds nog geen halve minuut een gloednieuw gedicht in m;n binnenzak. Dat maakte me leeg, uitgeput én kwaad! Ik was knettergek, man. Maar ik ging er Myrthe niet mee lastig vallen. Tenslotte ben ik de cool Rick Rococco. Ik heb een lading blues 'n' trouble in m'n buik ter grootte van een heel universum en de hoeveelheid hulp die ik daarvoor nodig heb is nogal groot, wel. Dat zou een grove verkrachting van haar behulpzaamheid betekenen. En in mijn boek is gekte daarvoor juist en vooral géén aanvaardbaar excuus. - Volgens mij maakten die gekte en de daaruit voortvloeiende afstandelijke aardigheid - die ik dus eigenlijk niet meer op kon brengen - in totaal víér dingen. Hoe het ook zij, ik was er niet best aan toe. And that's putting it mildly.)
Myrthe draaide een beetje heen en weer en had nog geen antwoord gegeven. M'n vinger gleden tussen de hare vandaan, in een vloeiende beweging door naar de riem van m'n jack, net voor zij haar vingers terug had willen trekken. Ik had het nog steeds. Ik bezat de timing nog. Zo leeg als ik me voelde verbaasde het me; maar ik herken plotselinge mazzel als ik het tegenkom. Opeens zag ik mogelijkheden. "Wel?" zei ik vriendelijk, in een geduldige B-mineur. "Het liefste gaan dansen op een wolk, natuurlijk. Maar met die raketprijzen van tegenwoordig ..." Ik had mezelf geantwoord op 'n quasi-verongelijkt toontje, puur spelletjes aan het spelen, maar het werkte. Myrthe viel er voor. Ze barstte andermaal in hoog gegiechel uit en pakte m'n hand, als om steun bij me te zoeken tijdens een giechelbui. Goed. Dat was bingo. Nu kon ik voor de jackpot gaan. Waar ik het vandaan haalde was me werkelijk een raadsel - voor zover ik wist was ik woedend, en de emotie woede kon de lege geestelijke voorraadkist niet vullen - maar ik glimlachte allercharmantst tegen het meisje en gedroeg me weer als de charmeur in de tijden van loos geneuk.
"Okay, Rococco," hoorde ik mezelf in de geest zeggen, "de derde opmerking sluit de eerste set af en je hebt nog één seconde - en ik ga niet tegen haar zeggen dat ik een nieuwe gedicht over d'r geschreven heb. Dat is teveel het verhaal van de getergde dichter. Ik ben géén dichter, ik ben een rocker en ik dicht toevallig op 't moment! Deze realiteit waarin ik een dichter ben is de mijne niet! Now, play your cards right, you crazy cat you!" De seconde was verstreken. Ik denk snel.
Met de gespeelde blik en houding van de dromerige, gevoelige jongen die nadenkend zijn geliefde omhelst trok ik Myrthe tegen me aan. Ze speelde gewillig mee. In deze eerste halve seconde deden we allebei nog alsof, maar we waren beiden bereid het spel in ernst te gaan spelen. Het gloeide tussen ons op, dwars door onze leren jassen heen. Ik zei: "Zonder je eerste miljoentje kun je uitgaan hier eigenlijk wel vergeten, mijn lieve waternimf. Het is een harde wereld." Ik sprak nog steeds in B-mineur en wiegde het meisje zachtjes heen en weer. Ze lachte weer, nu wat minder uitbundig. Van het moment dat ik haar ruggelings tegen me aandrukte tot haar reactie op het wiegen waren er hoogstens vier seconden verstreken. Soepel zweefde ik van Myrthe's warme lichaam weg, keerde haar bij de schouders naar m'n gezicht toe en liet m'n armen langs m'n heupen vallen. We keken elkaar aan in de neonverlichte straat, er kwam een auto voorbij, we deden twee stappen opzij en Myrthe opende haar elvemondje en zei: "In dat gedicht... dat gedicht dat je over mij hebt gemaakt, Rick.." Ze stokte even. Ze had het over m'n eerste gedicht, 'Het gezicht van extase'. (Eeuwenoud. Kan ik me alleen nog- vaag-herinneren omdat het een van de betere is.) Myrthe maakte zachtjes haar verlegen zin af: "Daarin heb je geschreven dat je bij me wonen wilt?" Haar stem rees omhoog bij het einde van de zin. Opeens klonk haar anders zo ferme spraak breekbaar en onzeker. Het was geen vraag geweest. Ze was emotioneel op hoog niveau van triestheid. Ze leek iets te eisen. Geluk? Volgens mij had ze net ruzie met haar vriend gehad. "Ik heb de hele nacht naar water gestaard." Ik sprak de woorden uit het gedicht als kwamen ze voor het eerst in me op en keek haar strak in de ogen. "In jouw buik liet ik mij wonen." - Het was een enorm belachelijk iets om in deze situatie te zeggen, zoals alles wat ik tot nog toe gezegd had. Ik vroeg me af hoe lang ik er mee weg kon komen. En óf ik er wel weg mee wilde komen. Het kon zijn dat het niet goed was wat ik deed., Myrthe was duidelijk uit haar doen vanwege iets. Het kon zijn dat zij hulp nodig had. Het kon zijn dat ik geen geile lul moest zijn. Wist ik veel. "Ik heb net ruzie met m'n vriend gehad," zei ze zachtjes, en liet er halfaarzelend op volgen: "Ik wil lol maken en niet alleen zijn vannacht." "Het kan ook zijn dat ik een geile lul ben die flink in de kaart gespeeld wordt." dacht ik bij mezelf. Echt blij kon het me niet meer maken, echter. We lieten een seconde stilte vallen. Het was alleen mijn beurt als Myrthe de volgende seconde niets zou zeggen, wist ik. Ze zweeg en ik sloeg toe. Aanvang tweede set.

Ik zat al een half uur in de Haunted aan de bar, kwaad en leeg en ik zat knetterstoned m'n poëzie-performance te herkauwen. Ik had alles goed gedaan. Dus waarom had ik er dan geen reet aan? Ik voelde me zwaar hol. Met vermoeide blik bezag ik de uitgelaten dansers om me heen. M'n blik dwaalde af en ving 'n glimp op van m'n vriendin achter de bar, die vooroverboog, 'n kast open deed en er blind een fles drank uit pakte. Haar billen swingden op de beat mee, haar lippen mimeden de tekst mee. Make my day. "Het is een verdomde vráág, man!" schoot het onverwacht door me heen. "Ze eist het recht op geluk voor zichzelf zoals ze nu is en ze begrijpt het niet!"

Caroline kijkt op. In haar ogen ligt een gelukzalige blik en ze houdt zich innig tegen me aangedrukt. Het optreden is een succes geweest. We hebben onze derde toegift gespeeld en daarbij de helft van onze songs voor de tweede maal gedaan en we sloten af, spontane inval van mij, met een bloedmooie bluesballad in B-mineur, die ik de band pas één keer voorgespeeld had, en iedereen in de zaal was even doodstil geweest voor het gejuich begon en tot het kookpunt steeg toen we daarop voor de derde keer Pain & Pleasure, onze instrumentale showstopper, door raasden en Walter, Caroline en ik zover als onze gitaarsnoeren reikten de zaal ingesprongen waren, Pablo op z'n drumkit was geklommen, we gedrieënlijk terug naar het podium renden, op de monitorboxen sprongen en met bebloede vingers onze gitaren in de lucht hieven voor het laatste akkoord. We hebben gespeeld als baarlijke duivels en de hele zaal is gek geworden van de wildste rock'n'roll die 'n blanke band maar voortbrengen kan. The word is out; The Pain & The Pleasure is the real thing! M'n hoofd lijkt onder m'n kuif te exploderen, zo gelukkig ben ik, gone all the way en ik ben ook dolblij met Caroline's enthousiasme voor mij. Ik begeer haar al van de winter af. Haar nog wat dichter tegen me aandrukkend buig ik m'n hoofd naar haar gezichtje en eis een overwinnaarskus. Caroline geeft het me onmiddellijk. Ik wil nog meer.

Carmijn zwaaide gracieus de whisky-fles omhoog en wilde hem op z'n kop in het drankrek boven de bar laten glijden. Het was een routinegebaar, maar iets in de beweging trok m'n aandacht. M'n blik klemde zich aan Carmijns arm vast. De tijd bewoog opeens trager dan de muziek. De dansers leken niets te merken. Door de te snelle zwaai kaatste de fles met 'n hard geluid en donderde uit Carmijns hand, op de vloer af. De beat sloeg nog door maar de tijd ging niet meer mee. Er was plotseling alle tijd van de wereld om te merken dat de handeling mislukken zou, nog voor-ie voltooid was.
Het vallen van de fles leek een maanwandeling lang te duren en onderwijl sprong Carmijn achteruit en zwaaide wat met haar handen ter hoogte van d'r schouders, handpalmen omhoog, ellebogen naar haar dijen gekeerd en een trek op haar gezicht die zei: "Met deze situatie wil ik niets te maken hebben. Ik hóéf me er niet eens mee te bemoeien, want het vangen van die fles is iets wat ik toch niet hoef te kunnen. Laat 't maar gebeuren."

"Ik ben van plan te dansen tot er niets meer open is en m'n lichaam te laten swingen tot de beat is verstomd en daarna heb ik nog geen plannen. En verder kan de planeet inmiddels m'n rug op. - Gaan we naar de Haunted, Myrthe?" M'n timing, m'n frasering, gebaar en gelaatsuitdrukking, alles was perfect. Myrthe lachte vaag en gaf me de blik. Het was me niet duidelijk of het meisje het zelf al wist, maar de rest van de nacht zouden we ons spel samen spelen.
Ze keek zoekend naar me en probeerde in het donker m'n pupillen te onderscheiden. Die waren klein en zwart. Ik knikte haar als in slowmotion betekenisvol toe, maar hield het gebaar klein en subtiel genoeg om te zorgen dat Myrthe vol overgave glimlachte en haar ogen neersloeg in een instemmend gebaar, zonder dat ze zelf kon zeggen waarom en op wat precies ze zo gretig en bereidwillig geantwoord had. "Tweede set onderweg en soepel lopend, meneer Rococco," bedacht ik. Ik bood de mooie blondine galant m'n arm aan en knetterstoned, en in haar geval ook nog bezopen, zo te ruiken, met onze harten hangend op hun dieptepunt en onze geesten halfverwaaid, liepen we in een tweezame waas de straat af, naar Haunted toe.

Ik was alert, charmant en geestig. Myrthe lachte en gleed millimeter voor millimeter dichter tegen me aan terwijl we de steeg indoken. We haalden het niet tot aan de discotheekdeur. Halverwege het met tegenelkaar gegooide fietsen bezaaide steegje kwam de eerste kus. Die was niet mis. Een tijdje lang hielden we elkaar daarna alleen maar vast, Myrthe met haar goddelijke kont op de fietsen geleund, en ze hijgde en leek ook zachtjes erbij te snikken af en toe. Ikzelf was cool maar hongerig.
De tweede maal dat onze hongerige lippen naar elkaar grepen bleek het de eerste kus van een hele serie te zijn. Myrthe ritste m'n jack open, ik hoopte even dat dat niet het enige zou blijven, en we drukten onze bovenlijven tegen elkaar aan. Mijn T-shirt, noch haar jurkje leken ons vlees nog van elkaars warmte te kunnen scheiden. Ik voelde myrthe's opgerichte tepels hard en dwingend op m'n middenrif drukken, terwijl ik in haar haar beet, m'n handen onder het jack over haar ruggegraat liet glijden en ze rilde en zachtjes m'n naam uitsprak. "Myrthe danst in waterland," fluisterde ik haar teder in het oor. "Ik heb een nieuw gedicht over je geschreven. Je blijft me inspireren." We kusten elkaar weer, zo mogelijk nog heviger deze maal. - En nogmaals, dat ik dit kon doen, en er resultaat mee boekte bovendien was me een volslagen verrassing. Ik had besloten te profiteren van de situatie. Ik had het nodig. Maar ergens in m'n schedel resoneerde er een trilling hardnekkig tegen de overige in. Alsof er 'n alarmbel afging. Of een wekker. "Ik geloof hier niet echt in," dacht ik, terwijl Myrthe's tong de mijne in haar mondholte ving.

Het leek of de halve tent met Carmijn ademloos zat te wachten tot de fles breken zou en de tijd versnellen zou op het ritme van het brekende glas. Met 'n doffe bonk raakte de drankfles de vloer. Hij bleef heel. Carmijn pakte hem opgelucht op, de toeschouwers verloren iedere belangstelling en wendden zich onmiddellijk af, als hadden ze nooit opgelet. Carmijn hield de fles even wantrouwig in haar handen, alsof-ie toch nog kapot springen zou, voor ze hem alsnog in het drankrek hing. Ik had het hele voorval ongelovig aangezien. Ik zat niet in Carmijns lichaam, stond zelfs niet achter haar en toch was ik in staat geweest de fles moeiteloos op te vangen - ware het niet dat ik aan de andere kant van de bar gezeten was. Carmijn had tijd zát gehad om haar reactie te bepalen en uit te voeren. Ze had bewust gekozen om te stom te zijn om een vallend flesje uit de lucht te grijpen! "Dat is tekenend door d'r," klonk het in me op. "En verdomd, ze heeft nog zo'n onhebbelijk trekje! Het valt me nu pas op."
Iedere keer als Carmijn langdurig na moet denken zakt haar humeur naar nul. Ik heb het al een paar keer meegemaakt als ik met haar over m'n gedichten discussieerde. Ze legt haar handen over haar oren en knijpt haar ogen dicht. Als ze zit buigt ze ook nog voorover naar de vloer en laat daarbij haar hals onbedekt. Ze is als een sirene op de slachtbank, terwijl ze gilt dat ze er niet meer over nadenken wil. Carmijn is niet echt een doorzetter als het aankomt op intellectuele arbeid - of zelfs maar emotioneel volwassen gedrag. Eigenlijk beviel ze me niet meer zo. Eigenlijk kon ze me niet meer geven wat ik nodig had. Voor een rusteloze rocker en dichter... Nee. Het lag dieper. Dit was wat het was: als een Griek in een vreemd land was ik gelijk Odysseus op drift geslagen en Carmijn was mijn haven niet. "Bravo, Rococco," klonk het met eindeloos cynisme in m'n hoofd. "Je hebt het door. Nu al." Ze was op dat moment twee maanden m'n vriendin geweest. Een eeuwigheid.

Caroline maakt zich van me los en stapt opzij. Ik wil haar tegenhouden maar als ze met één voet op de trap gaat staan en met twinkel-oogjes vraagt "Zullen we naar boven gaan?" begrijp ik wat ze van plan is. Ik zwijg en grijns en we lopen met de armen rond elkaars lichaam geslagen de treden op. In gehaast tempo. Ik ben een rocker in zijn bedrijf en ik ben gelukkig zo - revelation, here it is!

"Ik weet wat het is. Zelfs in waterland, zelfs in Myrthe's mond, haar warme rug kronkelend onder m'n handen, raast m'n geest voort," schoot het met onverwacht inzicht door me heen. Myrthe's handen lagen als koel, stromend water over m'n oren en sloten alle buitengeluiden af. Mensen liepen in de steeg voorbij, er kwam zelfs iemand langs die de fiets meenam waartegen Myrthe leunde, maar we bleven vrijen met wanhopige hartstocht - en wat mij betrof met een boos soort genoegen om mijn beheersing van dit spel, dit door mijn hand sidderende en zinderende meisje eveneens. We waren er wel. Maar ik wist dat het niet blijven kon. In een doolhof blijft de rat maar rennen, ook als er geen uitgang is.


Myrthe danst in Waterland

in de 20ste eeuw verving men
de bossen door het water
het kolkt nu in de stadsnacht
men zoekt het steeds weer op

de harde zee
van wilde tonen, opzwepende noten
de luide zee
van onstuitbare breaks, ontembare beats

alle benen
zwemmen met de maat mee
alle hoofden varen weg
alle voeten
stromen zich de vloer toe
alle dansers
dansen hier het zweetballet

het drijvend ritme
doet hen de geboden weten
iedere tel van het ritme
legt opnieuw de regels uit:

je zult dansen tot de tijd stopt
je zult zweten tot je oplost
tot de pijn van ieder nieuwe dag
je in je nu-dans niet kan raken

dit is de eeuw van de lege bossen
waar geen boom meer is te plaatsen
waar het water, zo blijkt bij zonsopgang

bestaat uit leeggedanste druppels
die de zee, met de komst van
de eerste tram, een voor een verlaten

dit is de eeuw die geen vrucht draagt
in het water, verzameld in haar nachten
de zee die geen vloed kent

maar smeken moet, iedere druppel
verleiden moet, met elke tel
in haar harde groove

's nachts jammert de stroom
en stuwt zich voort
de beat jaagt
voluit door de speakers

de bassen kreunen
en ieders ruggemerg rilt
de dansers
breken in hun sokken

de velen met het besef van
de prijs van vergetelheid,
kortstondige ongenaakbaarheid,

erger dreunend in de schedel
dan de trillingen van de beat
gaan verloren met de ochtend

de weinigen, niet gedeerd door het besef
dat het niet anders is, zo'n zweetballet
dan een schaduw en
een lege schim, zijn het

met wie het wonder zich
dansend iedere nacht voltrekt
ik ken een meisje dat
iedere nacht opnieuw vertrekt

ze zegt het mij, ik kijk haar na
voor ik vertrek tel ik mijn harten na
dan duik ik mee, ver onder ons verstand

Myrthe mijn muze, mijn maannimf
we vinden onze oorsprong, bestaanszin
alles hier in waterland


©St. NoPapers

Terug naar overzicht