Bert Oosterhout



Aardappel

Ik schrijf geen reisverhalen. Uit principe niet. Zoals ik ook geen dagboek bijhoud, vrijwel geen foto's maak, en ook zelden van mijn belevenissen vertel. Mensen die reisverhalen lezen om iets te weten te komen over vreemde culturen en verre volkeren, als zou het een
substituut voor het echte reizen zijn, hebben het gewoon niet goed begrepen.
Reizen gaat om de ervaring, en juist die laat zich niet in woorden vangen: hoe leg je iemand die nooit verliefd is geweest uit wat verliefd zijn is, hoe leg je iemand die nooit de dood van een verwant heeft meegemaakt uit hoe dat voelt?
Op eenzelfde manier laat reizen zich niet 'vangen': als iemand wil weten wat het is moet hij
het doen, en voor mij zou alleen het opschrijven van de ervaring al suggereren dat het toch mogelijk zou zijn om die ervaring over te dragen.
Dit standpunt verbaast de meeste mensen, vooral hen die nooit meer dan een paar weken op pad zijn geweest. Meestal leg ik het dan uit aan de hand van het volgende voorbeeld.

We waren allebei volstrekt geschift, Mary en ik.
Toen we vanuit Hong Kong vertrokken hadden we al het plan om door Tibet te gaan trekken met een beest. We liepen al grappen te maken over 'Jack the Yak', die we mee terug zouden nemen naar ons guesthouse, waar we hem moeizaam het trappenhuis door zouden duwen.
Na een paar weken Lhasa waren we van inzicht veranderd, en nu waren het paarden. Hoe doet er niet toe, maar we hadden onze paarden inmiddels bemachtigd, en we vertrokken met drie van die dieren vanuit het dorpje Penbo terug naar de hoofdstad.
Het begin was uiterst moeizaam: we hadden geen van beiden veel ervaring met het berijden van paarden, en zeker niet met het vooruitbranden van een lastpaard. Bovendien waren we op dat moment nog niet erg handig met het stouwen van bagage, zodat we die eerste dag verschillende keren moesten stoppen om de vracht weer een beetje op orde te krijgen. Verder was het overigens te gek: de zon scheen, het terrein was vrij vlak, afwissellend rotsachtig en begroeid. Op een stuk lichtgrijze vlakte kregen we onze paarden zelfs even in draf. We hadden het gevoel dat onze trip nu echt kon beginnen.
Tegen het vallen van de avond waren we moe, dus zochten we een plaats om de nacht door te brengen. We kwamen bij een naamloos gehucht aan, en - waarom weet ik nog niet - we werden echt onthaald, meer nog dan gezien de Tibetaanse gastvrijheid gebruikelijk is: onze paarden werden binnen de muren gezet, de kinderen gingen hooi en vers gras halen, als ik me goed herinner werd zelfs een groot deel van de overige verzorging van ons overgenomen, het ontzadelen, het roskammen.
Wij werden naar het woongedeelte gemanoeuvreerd, een verdieping hoger. We waren moe, we hadden honger.
Op de tafel stond een schaal en er werd aangegeven dat het ons vrij stond eruit te eten. Het waren koude gepofte aardappels in de schil. De beste aardappels die ik ooit gegeten heb.

Iedere aardappel die ik in mijn leven nog zal eten zal gekleurd zijn door de aardappel die ik daar heb gegeten.
Ik kan het verhaal vertellen, iedereen die het hoort zal begrijpend 'ja' knikken, maar niemand zal er de smaak van een aardappel anders door ervaren. En dat is waarom ik geen reisverhalen schrijf: als je het wilt ervaren moet je gewoon gaan.


'Frisco

San Fransisco was mild. Ik voorzag in mijn onderhoud door de pulsaro's die ik voor een prikje in San Christobal de las Casas had gekocht op straat te verkopen, ik had een winkel met goeie goochelspullen gevonden, in de vaste overtuiging verder te gaan met een
nieuwe, internationale straat-act.
Ik was een beetje over mijn verdriet heen, en het leven ging min of meer zijn normale gang.
De communicatie met het vaderland verliep beter dan vanuit Zuidoost Azië: op verzoek kreeg ik van mijn zus een bandje met een paar van mijn favoriete platen. Om het geheel vol te maken had ze er nog een en ander bijgezet:
sitting on the dock of the bay
watching the tide roll away
I'm sitting on the dock of the bay
wastin' time

Omdat ik veel optrok met Tate, een mime-speler in dezelfde 'jeugdherberg', zag ik ook nog redelijk wat straatartiesten, kreeg ik er een beetje oog voor.
Bij the Fishermans Wharf bekeek ik de act van een stel jongens op hoge eenwielfietsen, ik had ze al een paar keer vluchtig gezien, nu bekeek ik de hele show. Een rustige opbouw naar het bestijgen van die gevaarlijk lijkende dingen, waarbij ze zich lieten helpen door mensen uit het publiek.
Terwijl de aangewezen vrijwilliger druk bezig is met steunen van voeten, het vasthouden van de fiets, het in balans houden van de jongen die zoveel mogelijk stuntelt, rolt de andere en plein publiek zijn zakken. Grote hilariteit.
Maar het werd pas echt leuk toen, blijkbaar ook geheel buiten de routine om, de zakkenroller bekeek wat hij eigenlijk te pakken had: een politiebadge.
"Sorry officer..." en hij gaf hem terug. Ook de agent voelde zich blijkbaar betrapt.
Erg leuk, niet herhaalbaar.

Zo gingen de dagen voorbij: de mimespeler leerde me hoe ik eenvoudige figuren van ballonnen kon maken, veel mensen met wie ik even optrok.
(Wat zou er toch van het meisje geworden zijn met wie ik naar Ashbury Heigt ging om kleren te kopen, recht naar het hart van de zestiger jaren? Zij trok noordwaarts, en ik ging niet mee. Eeuwig jammer.)
We hadden een paar straten verderop een plek waar je goedkoop enorme burrito's kon halen, we keken video's. Ik was door mijn geld heen, verkocht mijn gitaar en ging terug naar Europa.

Een half jaar na mijn definitieve terugkomst zag ik de mimespeler weer op straat, in Utrecht. Ik wist dat hij daar ook zo zijn vaste stek had, maar toch was het een verrassing. Aan het eind van zijn show stormde ik op hem af en we vielen elkaar om de hals - hij kreeg niet eens de tijd om zijn geld in te zamelen. Hij komt hier nog steeds met grote regelmaat, ik zie hem nog wel spelen. Maar ik ben geen reiziger meer, en onze werelden zijn uit elkaar gegroeid. Sorry Tate.


Jongleren

Het had in de bedoeling gelegen om niet meer dan vijf maanden weg te blijven - en dat leek me destijds al heel wat. Pas gaande de reis kwam ik er langzaam achter dat het ook mogelijk was om onderweg in je eigen onderhoud te voorzien: een gesprek in de trein Jayuguan - Lanzhou over de mogelijkheden om Engels te onderwijzen, de adressen die Stefan had over Milkruns, de geruchten over de mogelijkheden in Hong Kong te figureren in de lokale filmindustrie...
Toen ik daar eenmaal was, was het allemaal anders. Niet onwaar, maar gewoon: anders. Ik had net een week mijn klarinet verkend op Hainan, sprak met een paar reizigers over de mogelijkheden om op straat muziek te maken. Al na een paar dagen stond ik met een grote strooien hoed en mijn klarinet bij de ingang van de Star Ferry een eind weg te fiepen. Blijkbaar daar en op dat moment geen alledaagse gebeurtenis: ik heb met die ene middag een reclamekrantje gehaald, inclusief foto.
Vermoedelijk is het commentaar niet mild, maar gelukkig lees ik geen Chinees. Mijn wereldtournee was begonnen.
Uiteindelijk was het niet de klarinet, maar mijn jongleergerei waar ik de kost mee verdiende.

Jaren ervoor was ik vermoedelijk leip als een deur: ik was net verhuisd naar een studentenflat, en mijn nieuw ontdekte talenten als jongleur moest en zou ik met grote regelmaat oefenen, dit niet onder stoelen of banken stekend. Naarmate ik dit fanatieker volhield, kreeg ik meer meewarige blikken en erger, en uiteindelijk heeft dit mede geleid tot het oppakken van meer reguliere bezigheden.
Hong Kong was wat dat betreft mijn persoonlijke genoegdoening: want wie verdiende hier sloten met geld door die lichte geestelijke afwijking?
Vol trots maakte ik fotokopieën van het krantenberichtje, plakte ze op briefkaarten en berichtte al mijn vriendjes en vriendinnetjes in het vaderland van mijn successen op straat.


Opgraving

Er is één plaats die je in Pakistan niet mag missen - volgens de folders en de reisgidsen: Moenjadaro, wereldstad ten tijde van de oudste Grieken, een van de geboorteplaatsen van onze beschaving. Ik dus braaf erheen.
En midden op de dag, in het heetst van de zon zwerf je dan door de opgravingen van wat eens en stad met tienduizenden inwoners geweest moet zijn. Alleen, helemaal alleen.
Een enkel gebouw is uitgegraven of tot herkenbare vorm gerestaureerd, maar dat maakt
niet uit, het is toch wel overweldigend: je schuift wat zand opzij, en je hebt een potscherf in je hand. In Griekenland zou voor minder de hele pot cultuur zijn leeggegooid om er wat moois van te maken, om het geheel te exploiteren, en hier, vandaag: behalve mij geen sterveling.
Wie er de tijd voor neemt kan er waarschijnlijk de vondst van zijn leven doen, en er nog gewoon mee weglopen ook.

Na een paar uur rondbanjeren nog even naar het bijbehorende 'minimal museum' en in de aankomstruimte iets drinken. Er was net een bus Fransen gearriveerd; ze werden door een plaatselijk variété artiest onderhouden met een goochelnummer. Ze zouden waarschijnlijk als het wat koeler werd deze verlaten stad een half uur ingaan, als verplicht nummer.
Vlak voor ik wegging tekende ik nog even het gastenboek. Een paar pagina's doorbladerend, kwam ik tot de conclusie dat hier gemiddeld vier bezoekers per dag komen.


Ouders

Waar ik misschien wel het meest tegen opzag, en wat toch beslist moest gebeuren in die ene week terug in Nederland, was een bezoek aan de ouders van mijn overleden vriendin. Ik moest het verhaal van alle kanten horen, ik wou er achteraf toch bij geweest zijn. Opgebeld, en op zondagmiddag met de trein naar Tiel.
Ik bedacht hoe ik bij mijn eerste liftvakantie, jaren geleden, bij Tiel eindigde, haar adres
niet had, en vandaaraf de trein naar Utrecht had genomen. Betuwe, treinen langs de inmiddels opgedoekte conservenfabriek waar mijn vader werkte, waar ik ook eens acht dagen aan de lopende band heb gestaan. Langs het huis van mijn vroegere wiskundeleraar, die we een keer een groots verjaarsfeest hebben afgedwongen. Een plek waar ik allang los van dacht te zijn.
Het kostte me niet veel moeite het adres te vinden: een huis niet ongelijk aan het soort waar mijn ouders woonden. Alleen het allereerste begin was geloof ik wat stroef: omzichtig werd er gepraat over wat er precies gebeurd was, maar al snel hing er soort vertrouwde sfeer.
Ik zat met haar vader in de achtertuin, we praatten over studie, over filosofie, over reizen en politiek. De tweede wereld-oorlog, de politionele actie in Indonesië. Haar vader een man van intellectueel gewicht, misschien iets te zwaarmoedig. Ik: wereld-reiziger, ook intellectueel. Haar moeder: stiller, meer teruggetrokken, meer één met haar emotie.
De verhalen had ze ongetwijfeld vaker gehoord, maar toch hoorde ze het geheel in liefde aan.
Met haar heb ik die middag het graf bezocht. We hoefden niet veel te zeggen.
Naderhand gaf ze me een paar kleine dingen uit de nalatenschap die ik nog altijd bewaar: een apparaatje om scheerwater op te warmen en een boek dat wij als etage destijds voor haar verjaardag hadden gegeven.
Het voelde allemaal zo vertrouwd: die middag had ik een kind van deze mensen kunnen zijn, en zij mijn zus.
Het werd echt gezellig: ik bleef eten, en het is dat ik mijn echte ouders beloofd had op tijd te zijn, anders was het nog laat geworden.
Van haar moeder nam ik afscheid met drie zoenen, wat ik bij mijn eigen moeder doorgaans niet doe; haar vader bracht me met de auto terug, en hij zei dat als ik ergens in moeilijkheden zat, hij me persoonlijk zou komen halen. Hij meende het.


©St. NoPapers

Terug naar overzicht