Rik van Boeckel



Terrasson: het kleine swingende
festival van de verbeelding

In de zomer van 1993 kwam ik aan in het Dordogne-stadje Terrasson, zo'n 50 kilometer van Perigueux. In een grappig boemeltreintje reed ik langs de groene wijnranken. Jacques Brel zong me het afgelegen stationnetje binnen. 'Ne me quitte pas'.
Ik liet het witte gebouwtje achter me. Mijn hart danste in de stilte van de warme julizon terwijl na de weemoedige klanken van Jacques Brel de Senegaleze melodieën en ritmes van Youssou N'Dour mijn oren binnenswingden. 'Set' hoorde ik weer net als in Dakar. 'Set' betekent schoon; het lied verwijst naar de vuilnisbelten op straat die opgeruimd dienden te worden en wellicht ook naar de armoede in Afrika, materiële vuilnis zogezegd-en wie ruimt die op, de Europeanen, de Amerikanen of de Afrikanen zelf ? Misschien doen de Fransen het wel, de oude kolonisators van Senegal en andere Afrikaanse landen. Daar hebben ze in feite de morele plicht toe.
In Terrasson, in de Dordogne klonk 'Set' als een ode aan de nette, propere straten en wegen die de steden en dorpen eerder saai dan bruisend maakten. In de stilte, de leegheid van Rue de la Gare voelde de swingende muziek van Youssou N'Dour als een mooi kontrast. De Afrikaanse popster maakte mijn rugzak lichter en prikkelde mijn verbeelding. Ik dacht even dat ik in een door de Fransen gebouwde koloniale stad in West-Afrika liep.
Boulangeries had ik in Senegal ook gezien, vooral in het in Franse stijl gebouwde deel van Dakar. Had niet een Franse madam me daar een cafè au lait en twee croissants met brie geserveerd?

Ik liet de gedachten aan Afrika weer achter me en liep zonder walkman op van 'les chemins de la realité' naar 'les chemins de l'imaginaire'. Achter mij glansden de rails, voor mij lag een nobel glanzend oud stadje, door midden gedeeld door de Vezère.
Een spandoek over de drukke Route Nationale van Brives naar Perigeux kondigde het theaterfestival van Terrasson aan. Ik was uitgestapt op een stationnetje dat mij zou voeren naar een nu nog ongerept, dus imaginair festival der verbeelding. De verbeelding aan de macht, hadden de studenten dat niet 26 jaar geleden geroepen, in mei '68 ?
Zittend aan de rivier dacht ik terug aan St.Antoine d'Auberoche, een nog kleiner stationnetje, ergens tussen de groene glooiende heuvels met de kleine uit de 17e eeuw daterende torentjes waar de geesten van ridders nog rondwaren. De velden met de stil liggende hooirollen deinden door de gele dalen van mijn geheugen.
Ik betaalde de twee capucino's met tweehonderd franc, maar de garçon deed net alsof ik met honderd had betaald. Ik maakte even amok, maar wist het toen zelf ook niet meer. Ik voelde me echt een vreemdeling in dit stadje en de twee mannen achter de bar zagen er sterk uit. Mijn Frans was helaas niet al te best.
'Bonjour Terrasson'.
Ik liep verder langs de Place des Martyrs. Twee Belgen speelden met gieters, veranderden in vogels die elkaar komkommers toewierpen. Absurdistisch theater op het plein der martelaren.
Ik kocht een programmaboekje, zag dat ze Wurre Wurre heetten en bedacht dat ik ze in Nederland ook al ergens gezien had.
'Adieu Wurre Wurre'. Ik liep verder.
Mijn rugzak voelde nog steeds licht aan. Ik volgde het bordje camping:Ile de France. Ik voelde me nog niet klaar voor straattheater. Ik had drie dagen gereisd. Met de TGV naar Angoulême, met de bus naar Brantôme en Perigueux waar ik de tijd had doorgebracht op terrassen. Op terrassen van de zon. Sandwiches met gruyêre hadden het gevoel versterkt dat ik in Frankrijk was, net als de pernod drinkende mannetjes en de kiosken met de schreeuwende koppen van L'Equipe: INDURAIN INDURAIN INDURAIN. Zou de Bask
de Tour gaan winnen ?

DADADANG, DADADANG, DANGDANG, TSJI TSJI, TREKKETREKKETREKKETREKKE,
ANDIAMO BERGAMO; DADANG DADADANG........... na een korte nacht vond ik de Nederlandse Dogtroep naast de camping en twee dagen later dreunden de slagwerkers van Dadadang door de straten. DADADANG, Noord-Italiaanse slagwerkersparade, science-fictionpercussie, fanfare van de toekomst, anders dan het Quatorze Juilletdefilé van oud-strijders.
QUATORZE JUILLET. DADADANG. Spetterende kleurrijke gedichten vallen uiteen in de lucht, het klaterend applaus als laatste gerucht.Vliegend over het water van de Vezère,de tijd. Zij zag het vuurwerk brug en kerk verlichten, en is toen rustig verder gegaan in haar kano, langs landschappen, alledaags voor de Dordognière, ongewoon voor de buitenstaander. Vliegend over de Vezère, het verdriet, het geluk, de gedachte 'alleen zijn is net zo goed geluk, al is samenzijn gezelliger'. Vliegend over het water van de Vezère, een lied van Edith Piaf, die tijd is even teruggegaan, 'la douce France et la noblesse triste', verzonken met de stroom, alledaagse droom.
QUATORZE JUILLET. Vastlopend verkeer, tut-tut, tut-tut, dadadang tut-tut, dangdangda dangdadang tuttutung doengdoengdoeng doengdada doengdada dadadong tuttut trekketrekke dong. Viegend over de Vezère deltavliegers van het ritme. Ritmo staccato ritmo futuro ritmo Bergamo Dolomito. Parade van stokken, anders dan die van het zand van Dakar, fanfare van bruggen, optocht der ruggen, 'andiamo Terrazono'.
DADADANG, DADADANG, INDURAIN, INDURAIN.
Na een korte nacht vond ik de Dogtroep in het zwembad van hotel Croquant, vlak voordat de laatste voorbereidingen voor het avondoptreden zouden beginnen. Ik nam ook een duik, voetbalde mee, sprak met vriendin Saskia, een van de speelsters en zette de walkman op toen de groep aan het werk ging. Dexter Gordon's 'Round Midnight'.
'Round midnight' op de drums van de Dogtroep, het terras van de zon werd een terras de l'orage. Het vuur spuwen van de ijzeren draak viel samen met de bliksemflits die de lucht in tweëen spleet. Toen het publiek wegvluchtte voor donder en regen, sloeg de oermens in op de draak. 'L'ascension du mandarin' werd een waterballet der Batavieren.
RETTEKETET BOEM BOEM, de trompetten verstomden (Dexter Gordon speelt door ), de rollende donders dreunden eendrachtig verder (BOEM BOEM BOEM BOEM, Dexter Gordon verstomt). Rond middernacht was de camping vervuld van een stille slapende kracht. De donder was verder gerold. De Dogtroep had samen met Wurre Wurre en leden van de Frans-Italiaanse objekttheatergroep Zur toch nog een gezellig samenzijn. De hoteleigenaar had flessen wijn, broodjes salami en een fles plaatselijke likeur (eau de ville-met een adder in de fles) op tafel gezet. Er werd gezongen in het Italiaans, Nederlands, Frans, Schots en Vlaams.
De zingende muze ging de tafel rond en kwam ook bij me terecht. Ik zong 'Jamaica Jamaica Kingston Jamaica. RASTA DE REGGAE CALYPSO JAMAICA VER WEG VAN DE RUSSISCHE BALALAIKA DE OLYMPISCHE TROIKA DE BRAZILIAANSE SAMBA LA BAMBA BOSSA NOVA Y CHACHA RUMBA Y MERENGUE LIGT RASTA DE REGGAE SKA JAH RASTAFARI', trommelend op tafel. Vervolgens klonk een prachtig Italiaans lied, gezongen met de stem van een operazangeres, een fel kontrast met mijn Nederlandstalige dubreggae en het Schotse dronkemanslied daarvoor.
Het was allang droog toen ik het hotel verliet. Het speelterrein van de Dogtroep lag er verlaten bij. De camping was allang vervuld van een stille slapende kracht. In mijn tent luisterde ik nog één keer naar Dexter Gordon, deed mijn ogen dicht en zag hem in gedachten op het podium staan tijdens het North Sea Jazzfestival van 1987. In slow-motion zag ik de pijl van de omvangrijke oerdame het houten huisje van de naakte dorpbewoner uiteenrijten. De Batavier kwam naar buiten en zette een potje thee voor haar. De draak had het vuur eronder reeds ontstoken.

De volgende avond bleef het oerdorp der Batavieren droog en konden de Fransen pas echt genieten. Ze vonden het prachtig. Wellicht deed het hen terugdenken aan de tijden der Franken, Suaven en Galliërs. Toen oerdorpen nog geen Perigueux, Angoulême, Terrason, Sarlat of Bergerac heetten.
In de duinen van Terschelling leek de voorstelling me meer op zijn plaats tegen de achtergrond van wind, regen en klossende Noordzeegolven. Maar het Oerolfestival is iets anders dan het 'Les chemins de l'imaginaire'-festival in Terrasson-Lavilledieu, zoals het stadje eigenlijk heet. 'Rencontres internationales de la Marionette Spectacles de rue Conteurs'.
Wat een prachtige ondertitel van dit festival met veel poppenspelers, vertellers en uiteraard muziek. 'Spectacle du feu, de terre, de lumière et d'eau. Universel et flexible, l'art de DOGTROEP modifie l'univers qoutidien', zo stond onze nationale straattheatertrots geafficheerd.
Liggend in mijn tent hoorde ik tegen middernacht ineens de melodie van Afrikaans swingertje, een Dogtroepnummer dat ik met het Amsterdamse orkest Toeters & bellen speel. Ik zag mezelf al met een groep van Nederlandse djembé-spelers door de straten van Terrasson lopen tijdens een van de volgende zomers zoals ik ooit door de straten van
Riberac, niet ver van Perigueux had gelopen met een horde Nederlandse clowns in 1988.

Reusachtige marionetten rijden in een bus voorbij. 'Les voisins de mer' heten zij.
Tut-tut, tut-tut. Deze poppenfamilie heeft een reis gewonnen, naar Venetië, naar Parijs en naar Terrasson. Zij groeten samen met mij het Dogtroepbusje dat terugrijdt naar Nederland om na anderhalf optreden te gaan spelen in Schagen en Amsterdam-Noord, waar zij hun repetitie-plaats en atelier hebben.
De 'voisins' lachen als ik de brug over de Vezère passeer en via oude trappen de kerk bereik achter de Place Bouquier om een pizza te eten en ' Het duel' van de Baskische groep Kukubiltxo te zien, een straattheaterspektakel met enorme levende marionetten. MARIONETTEN LEVENSECHTE MARIONETTEN. Zij zullen de avond verzoeken stil te blijven staan bij het zomers theater terwijl ik de zoete klank van de rivier hoor ruisen.
Achter één, twee, drie bier bezing ik met mijn hart de nuances van de invallende avond, herinner ik mij de kleuren en geuren van een dichtbij en ver verleden. Even denk ik aan Sevilla, dan weer aan Afrika.
Dichterbij ligt de herinnering aan Brantôme, Afrika aan de Dronne, de bomen in zwijgende regressie. Sona Diabete uit Guinee en Oumou Sanagare uit Mali als walkwomen down the stairs in my ears. Zij brachten een oud verleden terug.

Dan hoor ik de drums. Geen DADADANG, maar DOENG-DE-DOENG. Het publiek stroomt toe. Een man op een fiets klimt nog net even de laatste klinkers op. DOENG-DE-DOENG, het komt dichterbij. Dan zie ik Bobo de nar, de 'voisins de mer' lachen, het publiek volgt. Van beweging naar stilte transformeert hij. Dan ziet hij mij, staande naast een van de 'voisins', een drinkende Fransman die ik 's middags nog in de Vezére had zien vissen.
Hij rent op me af, doet alsof hij mij een hand wil geven, loopt weg, draait zich weer om en geeft mij toch een hand, alsof hij in mij broeder herkent. Dan volgt de rest van de groep, de ridicule helden Modorro en Astapito en een vrouw op een wagen die de trom beroert.
Kukubiltxo maakt van Place Bouquier een middeleeuws plein. Modorro en Astapito rennen nerveus heen en weer op hun stelten, de brute dwazen zijn in duel, één avond lang. Bobo, de acrobatische vlerk, rent van mij naar de wagen, een boot met voeten, springt langs de treden naar de byzantijns-romaanse kerk.

Ik zie hoe zichtbare handen in het Centre Culturel spelen met kleine marionetten, THEATRE DU LOUP BLANC, DU CHEMIN CREUX, DU BOSC DUMAR-CET-KOUGUEL. Oude prehistorische tijden herleven als in een bewegend kleurrijk stripverhaal.
Een NewYorks negermeisje herleeft in de poppenthriller 'Le drole de samedi soir', een bijna onvertaalbare titel.' De grap van zaterdagavond' klinkt eenvoudig niet. De voorstellingen van de marionettentheaters zijn vaak fascinerend en knap in elkaar gezet, maar zij soms ook gewoon saai en langdradig, vooral voor de niet Franstaligen. Het geroezemoes der kinderen wijst er echter op dat sommige voorstellingen voor hen te ingewikkeld en te intellectueel zijn.Kinderen hebben verder weinig boodschap aan de
artistieke pretenties van de makers.

Ik hoor vertellers, een lied van Edith Piaf, van Serge Gainsbourg, Boris Vian, van Django Reinhardt, gespeeld in Franse musettestijl. Ik hoor de draaiorgels van Marcel et Amelie, zij spelen een rumba van Chick Corea, een zachte droom die niet lijkt op de drukke jazzrock van laatstgenoemde.
Bobo groet de Vezère, achter de ramen van het Dogtroepbusje zwaaien de handen-tut tut.'øa cartonne' roepen de Franse kinderen, denkend aan de muzikale fantasie van Marcel et Amelie. Vervolgens draaien ze zich om naar mij, clown incognito. Ik kijk verlegen naar mijn buurman die onbeweeglijk achter zijn tafeltje zit. De andere ' voisins de
mer' zwijgen.

Ik zie mezelf verdwijnen in de tijd, ik reis naar binnen langs de zinnen van mijn bestaan, langs de hemel en de hel, langs het vuur van mijn hart, langs de eenzame dalen waar bossen bleek zien van bladeren, waar gedachten niet meer tellen, waar het verleden een leugen lijkt die de waarheid van het heden geweld aandoet. Ik lees het boek van mezelf, de bladzijden die ik omsla zijn slap,zacht, hard, vol ellendige, vrolijke, bestendige, olijke, onweerstaanbare, opzienbarende spannende angstaanjagende kracht.

Ik zie fietsende clowns op Terschelling tijdens het Oerolfestival 'n jaar terug. Niemand doet ze na, de sjaggerijnige rode bek, de lachende huilmond, de zuchtende naparater. Ze fietsen tegen weer en wind in. 'Gut gut' puft een oud vrouwtje 'zoiets raars heb ik nog nooit
gezien'. Een boer op een hooiwagen groet alsof hij bekenden ziet, een film uit zijn kinderjaren toen straatartiesten nog niet massaal naar Terschelling trokken, maar wellicht een clown langs hoeven en strand reisde om triangel of accordeon te spelen tussen kippen, varkens, geiten of zeemeeuwen. Hoor hem roepen: ' hoor hoe de Noordzee de wind over de weiden jaagt, zodat de fietser vertraagt'.
De clowns fietsen langs elk dorp, zij schminken de kinderen, zij trommelen en spelen de guldens bij elkaar en de mensen kijken hen na, lachend en pruilend. 'Hé nar, doe eens narrig, hè, clown, doe eens vrolijk want dan heb ik geen verdriet, hé, vogel, vertel eens hoe je vliegt van het vasteland naar hier, hé aap, bezorg me een glaasje bier, hé papegaai, herhaal dit eens, dan hebben we een lied zodat iedereen geniet van West tot Oosterend, dan wordt het vast te dol,'overal' op Oerol'.

Ik zie Bobo de nar rollen en rollen naar de oude vrouw, levenloze 'voisin de mer', haar glimlach verstijft alsof een standbeeld uit het verleden haar geheugen binnendrijft. Bobo zwaait naar mij. Zijn ogen zijn de spiegels waarin ik mezelf zie. Modorro en Astapito slapen, het publiek gaapt, de bootsvrouw slaat eentonig op haar lome drum.
Als zij opspringen, zet de stoet zich in beweging. Voor het oog van de kerk zie ik heksen branden, doeng doeng doeng doeng doengdedoengdedoeng, magische slagen, roffels uit andere eeuwen. Ik zie mijn handen spelen, ik zie de gebroken stokken van Dakar dansend in het zand. De 'voisins de mer' lijken te dansen. De bootsvrouw dreunt de maat, het publiek klapt, de middeleeuwen grijnzen naar onze tanden.
Modorro en Astapito rennen door de straten. Achter hen een fanfare van Basken, Fransen en buitenlandse toeristen zoals ik. Bobo danst tussen hen door.
Rond Place Bouquier zingt de nacht haar theatrale lied 'jammer jammer en geniet want het leven is mooi, mooier kan het niet'.

Als de nacht binnentreedt droom ik dat kinderen voor mij een muur omverduwen zodat ik verder kan wandelen van Amsterdam naar Parijs, een zonderlinge reis. Ik zing: 'ik ben een clown die onhandig is, die gelukkig is, die lachen kan om zijn eigen handicap. En als de ander dat kan, dan is het geluk compleet. Maar helaas.... ongeschminkte in dagelijkse kleding gestoken clowns roepen slechts irritatie op'.
Clown Broello, mijn andere broeder, doet op een plein in Avignon een triangelact, hij telt de maat, 1-2-3-4, uitgebeeld door ballonnen. Ik ontmoette hem in 1980, toen ik daar optrad met de allang opgeheven straattheatergroep Gajes. Een van de leden van deze groep is later een modern eetcafé begonnen, een ander is gitarist bij Joke Bruis en ik reis als dichter, schrijver, muzikant en clown Nederland en een deeltje van de wereld rond op zoek naar nieuwe ervaringen en belevenissen, naar nieuwe verse bronnen van de verbeelding.
Na Praag, Senegal, Slowakije, Granada en Sevilla, nu dus het kleine pittoreske Terrasson.

Twee dagen later liep ik overdag over de Place Bouqier. De roffels dreunden niet meer na. Ik keek vanaf een muurtje naar de Vezére en schreef het volgende gedicht over die andere rivier bij Brantome.
Want de ene rivier doet me denken aan de andere zoals het ene theaterfestival me doet denken aan het andere, al lijken ze qua sfeer helemaal niet op elkaar.

's Avonds zong voor mij op hetzelfde kerkplein de gospelzangeres. Zij zong gospels uit een oude tijd, de maan speelde met de wolken als een vlam met het duister. Ik voelde de weemoed zingen in mijn hart. Amor, amor, amor, een ster viel, ik voelde de pijn in mijn hiel. Oh, opzienbarende leegte riep ik tegen de stem van de nacht, hoeveel sterren vullen jouw bestaan, hoe vaak zal ik ze horen, oude gezangen vanuit het hart van de maan. In de glinstering van de rivier, Dronne of Vezère is haar naam, zag ik haar rimpelend gezicht, dansend in het schuifelend licht.

'n Uur later hoorde ik de accordeon. Eerste eentje, toen twee. Ze kwamen uit een zijstraat die langs het cafétje waar ik zat naar beneden liep. Ik herinnerde mij de voorstelling van de Belgische theatergroep Taptoe in het Centre Culturel. In hun beelden weerklonk de nagedachtenis aan de surrealistische Belgische schilder René Magritte en tevens hoorde ik de klanken van de dichter Paul van Ostayen: 'Taptoe oe oe'.
Surrealisten en dadaïsten, in Terrasson leeft de geest van uw verbeelding voort. DADADANG, TUT-TUT, DOENG-DE-DOENG, INDURAIN INDURAIN,
TAPTOE OE OE , RASTA DE REGGAE OE OE TUT-TUT CALYPSO JAMAICA.
Toen ik de derde accordeon hoorde, greep ik mijn pen en blocnote en schreef de ballade van de accordeons:

Na het schrijven van dit gedicht bestelde ik een glas rode wijn. Een aantal organisatoren van het festival zat met vermoeide gezichten aan het tafeltje naast mij. Monsieur Dumas, een artistieke veertiger en hoofd van de organisatie, groette mij. Ik had hem willen vragen, wat deed u in mei '68 ? Maar ik vroeg hem in harkerig Frans naar het ontstaan van het festival. Uit zijn antwoord maakte ik op dat dit de derde editie was. De eerste was een nationale aangelegenheid, maar langzamerhand kwamen er steeds meer internationale groepen.
De Dogtroep had hij in 1992 op het Mimos-festival in Perigeux gezien, een evenement met veel hoogstaande mime en pantomime ( uit Frankrijk, Tsjechië, Rusland), en enkele spectaculaire theatervoorstellingen.
Ik had monsieur Dumas al zo vaak ontmoet en hij mij. Bij alle voorstellingen, ik had er geen één gemist. We hadden elkaar 'n kort ogenblik gesproken, hij had me een glas champagne aangeboden.
'Ja, de marionetten, daar draaide het toch wel om bij dit festival' had hij toen gezegd. De marionetten van de verbeelding even aan de macht!
Ik had mijzelf op de rug gezien op een foto in de Sud-Ouest , toekijkend bij de aankomst van de 'voisins de mer'. De burgemeester van Terrasson had in deze regionale krant gesproken over ' dromen die binnen in ons leven en het licht zien in een concept, in een idee'(vrij vertaald). Dromen die tot leven komen in een voorstelling, in de levensechte verbeelding die de 'voisins de mer' opriepen, in de spectaculaire effecten met ijzer, vuur en water van de Dogtroep.
Effecten die bijna levensgevaarlijk werden toen de natuurelementen ongevraagd een rol gingen spelen bij hun eerste performance. De eerste keer in hun bestaan dat een voorstelling moest worden afgebroken omdat het te gevaarlijk werd. Het spel met de ijzeren vuurspuwende draak kreeg een extra dimensie door het gedonder in de verte en de duidelijke zichtbare bliksemflitsen. De droom werd afgebroken omdat ze anders in een nachtmerrie zou kunnen eindigen.

'Le signe de l'imaginaire', zo luidde de kop van het artikel. Weer een onvertaalbare titel. Het signaal van de verbeelding ? Of gewoon datgene dat tot de verbeelding leidt, vanaf de bron tot het eindpunt: een voorstelling, een boek, een muziekstuk, een lied, een gedicht?
Het imaginaire, 'la force qui nous donne le courage de vivre, d'entreprendre'- de kracht die ons de moed geeft om te leven, om te ondernemen. Want we moeten ergens naartoe en we moeten weten waarheen. Omdat we dat niet eigenlijk weten, is het gewoon het beste ons dat te verbeelden, ons er zogezegd een voorstelling van te maken.
In het theater gebeurt dat letterlijk, er wordt een eindproduct neergezet dat enigszins aan de eerste voorstelling hiervan tegemoet komt. In het leven wordt de voorstelling altijd ingehaald door de werkelijkheid en dient zij steeds te worden bijgesteld. Want 'l'imaginaire' en 'realité' verdragen elkaar soms slecht.

In dezelfde Sud-Ouest had ik een ander artikel gelezen over twee Newyorkers die ik bij elke voorstelling had gezien maar nimmer had gesproken: de grijze kalende Ian en zijn veel jongere vrouw, zanglerares Jane. Zij hadden de geboorte van het festival meegemaakt, drie jaar terug. ' Het festival verandert het idee over Terrasson. Het verlicht letterlijk de stad' zegt Jane in de Sud-Ouest. ' De stad krijgt iets magisch'. Die magie heeft mij in Terrasson gehouden terwijl ik van plan was slechts de voorstelling van de Dogtroep te bezoeken.
De magie van de Dogtroep werd door Ian en Jane geprezen net als de verraderlijke echtheid van de 'voisins de mer'.
' Veel mensen denken dat ze echt zijn ' verklaart Ian die eraan toevoegt het festival zo leuk te vinden omdat het kleinschalig is. Wat hem betreft hoeft het niet veel groter te worden zoals bv. het festival in Avignon of het Mimos-festival in Perigueux. 'L'ambiance bon-enfant est intacte' concludeert de krant.
Een te groot festival zou in zo'n kleine stad niet eens kunnen. Laat de verbeelding maar kleinschalig zijn. In Frankrijk kan dat nog, in Nederland worden populaire festivals als Oerol al te gauw te massaal.
Het bijzondere aan 'Les chemins de l'imaginaire' is daarnaast dat alle voorstellingen gratis toegankelijk zijn en zo openstaan voor het plaatselijke publiek en de toevallig passerende toeristen.

Dionysos uit de stad der wonderen is neergestreken in Terrasson. De wijn vloeit rijkelijk, van dageraad naar dageraad reist mijn hart, Dionysisch hart, vliegend hart, ritmisch rijmend dichtend hart. Het Dionysisch hart van Barcelona - ooit zong zij voor mij haar naam - wordt nu gedragen door de draconische zonen van Hades naar de oever van de Vezère. De carnavaleske duivels, zij donderen, de pyromanen van het hart, zij spuwen vuur en jagen kinderen achteruit.
In het demonisch thetare van Palo Q'Sea ontmoeten Spanje en Afrika elkaar, zoals in
Colombia, op Cuba, Hispanola-cha-cha-cha; Palo Q'Sea, sarabande van vrolijke duivelse energie op ritmes uit een zinderende oertijd.
Dionysos strijkt neer op het terras van de zon, wijn en marionetten; negerinnen, dansend op het plein der sterren, groeten hun verleden, Colombia ontmoet West-Afrika, 'papa blanc' draagt tatoeages op zijn gezicht, lijkt op een Lambiek uit het vreemdelingenlegioen. Denkend aan de Franse pizzaman uit Ziguinchor komt de Casamance ineens weer dichterbij, kanoënd over de Vezère zie ik onzichtbare krokodillen aan de ritselende waterkant. 'Transit Senegambia', oh denkbeeldige piroque, vaartuig langs de oevers van de tijd, ik hoor en zie de Amazones van Guinee, de vrouwenstem van de Wassoulou, de tintelende klanken uit de kora van Dialimadi Kouyaté. Ik voel de heimwee in mijn hart,
Diamono Senegal, Diamono Barcelona, Diamono Terrasson, andiamo Bergamo.
Ver weg die tijd, ver weg de straten van Dakar, het zand aan mijn voeten, de ogen van jonge Afrikanen starend naar een kwellend verleden, naar een warrige toekomst, naar mij, 'mon amie'.
Ik reis weer door de Casamance, het landschap doet me denken aan Zuid-Frankrijk, al mis ik daar de palmbomen. 'Le paysage de Casamance, l'arrondissement d'Oussouye, region du Perigord Noir'. Dionysisch tromgeroffel dendert dondert davert in mijn hart, dansend drijf ik de nacht in op weg naar de volgende dageraad. Maar eerst dromen met de ogen dicht. Want de droom is 'le signe de l'imaginaire de la nuit'.

Het perron van Terrasson was nagenoeg leeg toen ik op de trein stapte. De 'voisins de mer' waren al 'n dag eerder vertrokken. Met trieste gezichten verlieten zij samen met hun schepper Claude Merle het tot rust weergekeerde Terrasson. De Basken, de Belgen, de Catalanen, de Colombianen en de Franse poppenspelers-en speelsters waren hen al voorgegaan op weg naar andere festivals in Frankrijk of elders. Want de zomer van de theaterfestivals was nog in volle gang.
Ik zette mijn walkman op. Jacques Brel zong: 'Ne me quitte pas'. Ik dacht terug aan het lied van Edith Piaf, gezongen door het Trio Croque Coeur op de Place Bouquier. 'Je ne regrette rien'. Want spijt had ik niet gehad van mijn bezoek aan het 20e eeuwse Terrasson.

RIK VAN BOECKEL


©St. NoPapers

Terug naar overzicht