EEN PASSIE VOOR NEW YORK


Er is nauwelijks een stad in de wereld te noemen waarvan zoveel mensen die er nooit zijn geweest toch zo'n duidelijk beeld hebben als New York. Elke financiële crisis die de stad (zoals eind jaren zeventig) beleeft is wereldnieuws. Een storing in de elektriciteits-voorziening waardoor het licht uitvalt en duizenden plunderaars op jacht gaan eveneens. Een crash in Wallstreet heeft repercussies op wereldschaal en crack & Aids vormen dankbaar voer voor journalisten. Studio 54 was ooit het lichtend voorbeeld voor trendy uitgaand Europa en Nina Hagen stak in het nummer 'New York, New York' de loftrompet over de 'heißeste Stadt'. Talloze films spelen tegen het decor van de metropool: bekendere produkties als 'Midnight Cowboy' en 'Taxi Driver', de New Yorkse episode uit 'Night on Earth' en niet te vergeten de Woody Allens, maar ook typische low budget filmhuisfilms als 'Permanent Vacation', My father is coming', 'Histoires d'Amériques' of 'A New York Fiasco' om er maar eens een paar te noemen. Veel van deze films spelen in snobistische intellectuele en artistieke milieus of juist aan de zelfkant van de samenleving.

Het beeld dat zo opdoemt is dat van een bruisende, veelzijdige metropool waar van alles te doen is, maar die tegelijkertijd gevangen lijkt in een spiraal van financiële chaos, geweld en criminaliteit.

Voor de gemiddelde argeloze toerist linke soep. Voor je het weet beland je in een wijk als Spanish Harlem, staat er iemand met een mes voor je neus met de woorden 'you've got a big problem, man' en word je van geld en papieren verlost. Drommen toeristen komen jaarlijks naar de stad. Nog veel meer mijden haar.

Zo niet Rudie Kagie. Ofschoon zijn eerste verblijf in New York, halverwege de jaren tachtig, met de nodige problemen gepaard ging -op weg van het vliegveld naar Manhattan al een rip-off - weerhield hem dit er niet van verliefd te worden op de stad. Kagie heeft het voordeel dat hij behalve schrijver ook journalist is en de stad beroepshalve kan bezoeken, en in die hoedanigheid vele 'onderhoudende en ontwapenende' gesprekspartners ontmoet. Sinds zijn 'maiden trip' komt hij elk jaar in New York, en wel zo lang mogelijk.

In 'Een passie voor New York' probeert de schrijver uit te leggen waarom hij liever twee maanden naar New York gaat dan twee weken, hoewel 'het een rotstad en een heksenketel is. De sirenes van politie, brandweer en ambulances vullen de straten vierentwintig uur per etmaal met naargeestig geloei. Iedereen heeft er haast. Altijd. En alles draait om geld.' In zijn queeste naar een antwoord op deze persoonlijke vraag, neemt Kagie ons op sleeptouw. Een bonte stoet New Yorkers passeert de revue. Een Young Urban Professional (jawel ook het verschijnsel Yuppie komt uit NY) als superzakenvrouw Elaine Garzarelli lijkt een vrouwelijke tegenhanger van de hoofdyup uit Tom Wolfes 'Bonfire of Vanities'.

Kagie voert de lezer naar Broadway, praat met New Yorkse collegaschrijvers en -journalisten. Uitvoerig weidt hij uit over de New Yorkse jazz scene die het jammerlijk genoeg van vergane glorie en Japanse toeristen moet hebben, en gaat op bezoek bij door fanatieke vrijwilligers gerunde jazz-radiostations.

De lezer krijgt een kijkje in de bonte keuken van de Nederlandse gemeenschap in New York, die zelfs een Nederlandstalige blad, 'De Nieuwe Amsterdammer', op poten heeft gezet. Tussen de bedrijven door komen we ook nog een en ander te weten over de zwarte steenrijke reverend Al Sharpton en de (geschiedenis van de) New Yorkse metro, de ondergrondse met het grootste aantal kilometers rails ter wereld.

Het zal niet verbazen dat 'Een passie voor New York' een zeer persoonlijk verslag is, ook al is het gebaseerd op artikelen die eerder in NRC Handelsblad en Vrij Nederland verschenen en vermijdt Kagie zoveel mogelijk de ik-vorm. Dat is an sich geen bezwaar; integendeel veel goede reisliteratuur is juist zeer persoonlijk getint. Bovendien zouden de schrijvers in SUA stedenserie geen reisbeschrijvingen geven, maar juist persoonlijke impressies van hun geliefde stad.

Helaas is Kagie te veel als de stuurman die zijn bemanning korthoudt. De New Yorkers komen zelf aan het woord, maar slechts vluchtig. Constant heb je het gevoel dat Kagie tussen hen en jou in staat.

Op het moment dat je echt geïnteresseerd raakt in de eigenaar van het roemruchte Hotel Chelsea of de Ierse kroniekschrijver van Broadway, stapt Kagie alweer over naar het volgende item dat zijn passie voor New York begrijpelijk moet maken. Alsof de auteur zijn passie zou moeten verdedigen.

De 'leidende' rol van de schrijver wordt nog eens versterkt doordat Kagie zich op momenten met 'tips' rechtstreeks tot de lezer oftewel de (potentiële) bezoeker\toerist richt. Hij vindt The Pink Tea Cup lang niet slecht, maar dat vette soul food, tja... Het prijsniveau is inderdaad bespottelijk laag. Of je nou op dit soort informatie zit te wachten? Dan kun je beter meteen The Rough Guide to New York pakken. Dat de metro weliswaar gevaarlijker is dan de bus, maar drie keer zo snel en bovendien een veel betere indruk geeft van het echte New York, krijgen we zelfs twee keer te lezen.

Dit soort reisgids passages misstaat een boek met persoonlijke impressies die verder het midden houden tussen journalistieke reportages en literaire essays. Een dergelijke mix geeft 'Een passie voor New York' een wel erg hybride karakter. Dat is jammer, want Kagie beschikt over een zeer vlotte, beeldende en humoristische stijl. Zodanig zelfs dat ik ondanks 'al het gegids' het boekje in een ruk uitlas en New York wel degelijk ging leven.

Dat een aantal dingen de regelmatige krantelezer en televisiekijker bekend over zal komen, is nauwelijks storend. Komt het beeld dat Kagie van New York schetst overeen met dat wat je uit al die films, muziek, boeken, documentaires, berichten, kranteartikelen, journaals en verhalen kunt distilleren? Grotendeels wel, maar niet helemaal.

Ook Kagies New York is de onstuimige stad waar hét gebeurt, een uitvergroting van de Westerse (stedelijke) samenleving. Innovatief en individualistisch, materialistisch en artistiek, maar de chaos, het geweld en de criminaliteit komen slechts zijdelings aan de orde. Dat Kagie kennelijk weinig heeft rondgekeken in de goot, in de ghetto's tussen de zwervers en de junks en de gangs, valt hem nauwelijks te verwijten. Dat is een ander New York en oorlogsverslaggeving moet je liggen.

Maar waarom geen woord over al die miljoenen 'Archie Bunkers' in de sub- en exurbs? Ze zullen hem toch opgevallen moeten zijn, op straat terwijl ze zich haasten naar het werk, of 's middags in de lunchrooms of in het park. OK ze figureren als passagiers in de metro, maar dat is ook alles. Juist ook de 'gewone man' bepaalt de sfeer van zijn woonplaats, en is dus van belang voor een boek dat een indruk van een stad wil geven, hoe persoonlijk ook. Een paar sfeertekeningen uit en gesprekken met bewoners van bijvoorbeeld Westchester, Nassau of Fairfield, in pakweg dertig extra pagina's, hadden in ieder geval een realistischer portret van deze boeiende metropool opgeleverd.

Dat stond Kagie dus niet voor ogen; hij heeft zich duidelijk beperkt tot het overbrengen van zijn eigen passie voor de stad. En daar passen de forenzen niet in.

Trouwens gaat de doorsnee (Nederlandse) toerist\bezoeker wel rondneuzen in de saaie New Yorkse suburbs? Dit mag dan in de optiek van de schrijver een alleszins logische keuze zijn, naar mijn mening is het toch een gemiste kans. Eenzijdige selectie is nog geen meesterlijke 'beschränkung'.

HENK BOON


'Een passie voor New York'
Rudie Kagie
Amsterdam - SUA
ISBN 90 6222 243 9
f. 24,50

© St. NoPapers

Terug naar overzicht