Eco, Umberto

DE ERNST EN LUIMEN VAN HET SPEL DAT TAAL HEET


Umberto Eco: 'De grenzen van de interpretatie'

Hoe men verder ook over zijn werk mag denken, Eco lezen blijft altijd een intellectuele uitdaging. Wat betekent de bovenstaande zin? Niet: wat zou de schrijver er mee bedoelen, maar wat vertelt de zin, de tekst zelf de lezer over de (mogelijke) betekenis? Die vraag lijkt eenvoudiger te beantwoorden dan het is, zeker wanneer men de mogelijke intenties van de auteur buiten beschouwing laat.

Allereerst veronderstelt de zin namelijk een zekere voorkennis bij de ontvanger: de lezer weet wie Eco is (hij is er in ieder geval van op de hoogte dat Eco een schrijver is) en hij weet wat er met de metafoor 'Eco lezen' bedoeld wordt, namelijk dat de naam van de schrijver staat voor en verwijst naar het door hem gepubliceerde werk. Bovendien doorziet de ontvanger van de tekst de truc van de schrijver, die een uiterst persoonlijke mening presenteert alsof het om een onweerlegbaar feit gaat (de auteur zegt niet: ik vind Eco lezen altijd een uitddaging, maar het ís een uitdaging). Vervolgens is het van belang om te constateren dat de tekst de openingszin is van een stuk dat nog moet komen. Die positie impliceert dat in het vervolg de gedane bewering wordt onderbouwd, zo men wil bewezen.

Het gedeelte van de zin voor de komma bevat de, nauwelijks verborgen, boodschap dat er blijkbaar verschillend gedacht wordt (of kan worden) over en dat er geen eenduidige waardering bestaat voor het werk van Eco. Die uitspraak over 'waardering' is overigens al zeer gewaagd, omdat het begrip 'hoe' waarmee de zin opent, een aantal mogelijkheden toelaat: goed/slecht maar ook gemakkelijk/moeilijk, saai/levendig of, anders geformuleerd: de waardering kan verschillende zaken betreffen.

Dit is wellicht een erg lange en omslachtige manier om de mogelijke duidingen van één zin te illustreren, maar het voorbeeld is kenmerkend voor de inhoud van 'De grenzen van de interpretatie'. Het boek sluit direct aan bij eerder door Umberto Eco besproken thema's uit de literatuur-filosofie, die werden opgenomen in (eveneens bij Bert Bakker verschenen) essay-bundels als 'Hoe schrijf ik een scriptie', 'Lector in fabula' (over de rol van de lezer in narratieve -dit zijn verhalende- teksten) en 'Wat spiegels betreft'.

In hoeverre en in welke mate kan en mag de lezer met een tekst 'op de loop gaan'? In het eerste essay 'Intentio lectoris; aantekeningen over de semiotiek van de receptie' schept Eco een theorisch kader voor zijn opvattingen over wat naar zijn oordeel wel en niet kan. In principe kan de lezer een oneindig aantal betekenissen aan een tekst geven, maar dat wil allerminst zeggen dat al die betekenissen ook juist zijn. Eco maakt in dit verband een onderscheid tussen de interpretatie en het gebruik van een tekst.

Het tweede essay is te beschouwen als een eerste toepassing van de in het eerste hoofdstuk beschreven theorie. Eco gaat in op de traditie van de hermetische literatuur (geschriften over 'geheime genootschappen', met 'geheime informatie' waarvan de betekenis alleen door het ontdekken van een sleutel of een bepaalde manier van lezen ontdekt kan worden) en op de alchimie (waarom trouwens in de vertaling met een i en niet met een e gespeld?), waarin 'de taal van de tekens' zo'n belangrijke rol speelt. Dit essay is vooral ook boeiend, omdat het veel toevoegt aan en verduidelijkt over Eco's tweede roman 'De slinger van Foucault', waarin geheime genootschappen en geheimzinnige teksten die ontraadseld moeten worden zo'n cruciale rol spelen. Daarnaast komen nogal merkwaardige interpretaties van o.a. Dante's 'Divina Commedia' aan de orde.

Het derde hoofdstuk belicht 'de daadwerkelijke interpretatie', waarin de auteur ondermeer zijn gedachten laat gaan over bepaalde betekenissen die zijn gegeven aan 'Finnegans Wake' van James Joyce en aan zijn twee eigen romans 'De naam van de roos' en 'De slinger van Foucault'. Uiteraard is Eco het niet steeds eens met de betekenis die aan onderdelen en soms minieme details van met name 'De naam van de roos' wordt toegekend, maar voor wie 'De naam...' kent, blijft het interessant om van die interpretaties kennis te nemen.

Aardig in dit verband zijn ook twee voorbeelden die Eco geeft over de totstandkoming van bepaalde fragmenten, waarin het onderbewuste een grote rol blijkt te hebben gespeeld. Uiteraard is dit een invloed op de tekst die buiten de context van de tekst zelf valt en dus voor buitenstaanders nooit te interpreteren.

Dat er ook dertien jaar na dato nog zoveel valt te zeggen over 'De naam van de roos' zegt natuurlijk veel over de ongelooflijke rijkdom van de roman.

In het slotessay, het vierde en laatste hoofdstuk van het boek, beschrijft Eco de voorwaarden voor interpretatie en hoewel dit een behoorlijk technisch hoofdstuk is, compleet met figuren en modellen, kan de echt geïnteresseerde lezer het betoog blijven volgen door de vele concrete en vaak humoristische voorbeelden, waarmee Eco zijn theorie illustreert. Concluderend stelt de auteur dat niet of nauwelijks valt aan te geven wat de mogelijkheden van de interpretatie zijn. Wel weet hij overtuigend aan te tonen waar de grenzen liggen en wat absoluut niet kan, althans voorlopig. Wat de schrijver van de eerste zin van dit artikel bedoelde was dit: Eco lezen is niet gemakkelijk, dat geldt zowel voor zijn romans als voor zijn wetenschappelijke publicaties. In eerste en laatste instantie is taal voor de auteur een spel dat zowel met ernst als met plezier gespeeld dient te worden.

Voor iedereen met een passie voor het fenomeen taal zijn de geschriften van Umberto Eco echter een genot om te lezen en de inspanning die men zich daarvoor moet getroosten meer dan de moeite waard. Dat geldt ook voor 'De grenzen van de interpretatie'.

HARRY FLEURKE


'De grenzen van de interpretatie'
Umberto Eco
Uitg. Bert Bakker - Amsterdam
ISBN 90 351 1281 4
f. 59,90

© St. NoPapers

Terug naar overzicht