Haydn à la Pogorelich


Bij DGG verschenen er onlangs twee CD's met opnames van Ivo Pogorelich. Op de ene vertolkt hij de Sonate in b mineur van Liszt en een sonate van Skriabin, op de andere twee sonates van Haydn. In de nabije toekomst kunnen we van Pogorelich nog uitvoeringen verwachten van werk van Scarlatti, Chopin en Brahms.

Er is een streven naar veelzijdigheid merkbaar dat zeker moedig genoemd mag worden, zo niet overmoedig. Pogorelich werd beroemd door zijn spraakmakende interpretaties van Chopin bij het Chopin-concours en sindsdien heeft hij zich duidelijk geprofileerd als romanticus pur sang. Het is alsof hij met de nieuwe Haydn-opnames een andere Pogorelich wil laten zien, wat alleen al duidelijk wordt aan de eindelijk bedwongen haardos die op het fotoportret bij de CD waarneembaar is.

Zonder vooraf iets aan zijn Haydn-vertolking te willen afdoen, moet ik toch vaststellen dat Pogorelich niet geheel in staat is gebleken tot een voorbeeldige classicistische zelfbeheersing. Hij houdt zichzelf wel duidelijk in, met vaak intiem en fluisterend zacht spel, maar dat gaat ten koste van de spontaniteit. Zijn spel blijft verder toch op de eerste plaats persoonlijk, en dus romantisch. Hier en daar komt opeens een weinig Haydniaanse breedheid te voorschijn. Pogorelich is misschien ook iets te ernstig en iets te humorloos om tot ideaal Haydn-spel te komen.

Op de CD staat eerst de 31ste sonate in As groot (Hoboken XVI/46) en daarna de 30ste in D groot (Hoboken XVI/19), wellicht in die volgorde omdat de 31ste sonate meer biedt aan schoonheid en diepte. Het is een prachtige vroege sonate waarin voor het eerst sprake was van een voor die tijd buitengewoon breed uitgesponnen opgezette structuur. Verder is in de grote expressiviteit en de rijkdom aan versieringen de invloed van C. Ph. E. Bach hoorbaar. In het delicate eerste thema is meteen hoorbaar dat Pogorelich streeft naar een ingetogen benadering, en dat ondanks een behoorlijk hoog gekozen tempo. Hierdoor klinken de snelle sextolen wat smoezelig en niet zo parelend als mogelijk zou zijn. Pogorelich speelt deze frases duidelijk alleen met het gewicht van de vingers en dit gaat ten koste van de ritmiek. Het verschil tussen sextolen en tweeëndertigsten is dientengevolge storend onduidelijk. In de doorwerking daarentegen is de passage waarin het tweede thema met tweehandig gespeelde loopjes wordt verwerkt weer zeer overtuigend. Ook de behandeling van de talrijke versieringen in dit eerste deel is uiterst smaakvol.

Nadrukkelijkheid

Dat er een romanticus aan het woord is, is duidelijk hoorbaar in het klankaandeel van de linker- en de rechterhand. Rechts speelt Pogorelich vaak mezzoforte terwijl de linkerhand zich verliest in een wel heel bedeesd pianissimo. Maataccenten in het langzame deel worden veronachtzaamd en ook dit gaat voor de luisteraar ten koste van de ervaring van een werkelijke metrische voortgang. In dit deel valt ook bij uitstek de neiging van Pogorelich tot een slepende nadrukkelijkheid op. Ik houd daar niet erg van en ben dan geneigd de visie te verdedigen dat de speler de muziek maar voor zich moet laten spreken. In zeker opzicht doet Pogorelich' benadering van Haydn denken aan het Mozart-spel van Horovitz, wat mij ook niet zeer kan bekoren. Zulk spel ruikt al gauw naar persoonlijke willekeur. Als Pogorelich dan dit ook nog paart aan af en toe zonder accent doorspelen, waar je een accent zou verwachten ( bijv. in maat 70-71, waar Haydn een onverwachte wending naar mineur schrijft), is mijn vertrouwen in de dienstbaarheid van de speler aan de muziek helemaal weg.

In het derde deel van de As-groot-sonate werkt het overhaaste vingerspel van Pogorelich nog storender. Hij wil duidelijk een schitterend miniatuur scheppen, maar dat was hem beter gelukt als hij dit Presto niet zo angstig beheersd had gehouden. Ik heb ter vergelijking geluisterd naar de uitvoering van Zoltan Kocsis, die hier veel frisser en flinker klinkt. Zijn spel heeft bijna letterlijk meer "body", omdat hij zich niet verliest in gewichtloos spel, maar rake klappen uitdeelt, daar waar de muziek erom vraagt.

Over de 30ste sonate wil ik korter zijn. Het is een in zekere zin klassieker werk, dat de vertolker minder ruimte geeft ver van het genoteerde af te wijken. Toch is Pogorelich in het tweede deel weer vrij breedsprakig en zet hij de eerste noten neer op een manier die in een nocturne van Chopin niet zouden misstaan. Verder stoeit hij met de staccato's en legato's uit de oertekst op een weinig orthodoxe, zij het organisch wel verdedigbare manier. Ook in het derde deel weet Pogorelich weer zijn zelfbewuste stempel op de muziek te drukken door tussen de bonte sliert van olijke motiefjes af en toe een maat extra stilte in te lassen. Haydns geestig werkende pauzes in vlotte melodietjes zijn bekend, maar Pogorelich werkt in zijn overdrijving alleen maar drukkend op deze lichtvoetige muziek.

Mocht ik de indruk hebben gewekt dat ik over deze uitvoering niet zo tevreden ben, dan wil ik toch besluiten met te zeggen dat op deze CD een groot musicus te horen is, die voor zijn getrouwen zeker weer zal overtuigen en die mij ook bij vlagen kan ontroeren. Dit is geen echte Haydn, maar het is vaak wel heel mooi. De opname is prachtig, met een groot en sonoor klinkende vleugel.

PAUL VAN DEN BELT


©St. NoPapers

Terug naar overzicht