Bij Chandos' heruitgave van Famous Folk-Settings:
Percy Grainger schreef méér dan 'Country Gardens'


De voor velen misschien toch nog wel onbekende componist Percy Grainger geniet (in beperkte kring) voornamelijk bekendheid door zijn volksmuziek-achtige composities en bewerkingen, waarvan Country Gardens veruit de bekendste is. De in Melbourne (Australië) geboren (1882) en als genaturaliseerd Amerikaan in White Plains, New York in 1961 overleden Grainger kreeg overigens zijn professionele opleiding in pianospelen en compositie aan het conservatorium in Frankfurt, waar zijn leraren Knorr en Kwast (...) waren. Hij verbleef een aantal jaren in Londen van waaruit hij uitgebreide concerttournees ondernam en een grote liefde opvatte voor met name Scandinavië - Grieg was een persoonlijke vriend van hem evenals Delius in Engeland. Al voordat hij lid werd van de Englisch Folksong Society in 1905 is de affiniteit met en de aantrekkingskracht van dit genre in zijn muziek terug te vinden, zoals blijkt uit de op 17-jarige leeftijd geschreven Youthful Suite, waarover straks meer.

Net als in Hongarije Kodály en Bartók actief waren met het verzamelen van authentieke volksmuziek, ging Grainger westelijker aan het werk. In 1906 introduceerde hij de fonograaf met wasrollen om in het veld opnames te kunnen maken -een soort voorloper van de Nagra, dus- zodat het uitschrijfwerk elders en later kon gebeuren. Grainger beperkte zich niet tot Engeland, hoewel het meest bekende materiaal dat hij verwerkte in eigen compositeis daar wèl vandaan komt. Maar hij maakte ook een aantal studiereizen door het Deense Jutland, waar hij samen met de folklorist Kristensen zo'n 500 nummers vastlegde. Overigens had hij zich daarvóór, in 1914, al in de Verenigde Staten gevestigd, waar hij ondermeer voorzitter van de muziekafdeling van de Universiteit van New York was.

Zijn pianistische en vooral compositorische activiteiten werden in de loop van de tijd meer en meer overschaduwd door het volksmuziekonderzoek. In 1938 opent hij in Melbourne een door hemzelf opgezet Grainger Museum waar hij (een deel van) zijn materiaal stationeert en ook op andere manieren mogelijkheden aan derden biedt om op dit terrein aan de slag te gaan. Echter, Graingers oeuvre zelf verdient inmiddels ook uitgebreid onderzoek. Behalve met de 'famous folk-settings' heeft hij zich namelijk ook op andere fronten van de muziek bezig gehouden.

Zich afzettend tegen de Centraaleuropese traditie die hem in Frankfurt was onderwezen, deed hij tal van experimenten met vrije en onregelmatige ritmiek, daarbij de natuur (water) en gesproken woord als leidraad gebruikend. Ook ensemble- improvisatie en onzinteksten komen voor. Het bekende Handel in the Strand is een resultaat van zijn spelen met Edwardiaanse variëté-muziek. Steeds blijkt dat Grainger een fijn oor voor details had en die nauwkeurig wist te gebruiken, terwijl hij tevens een duidelijk herkenbare stijl heeft. Een voorliefde voor ongebruikelijke orkestinstrumenten is te horen in zijn hele uitgebreide oeuvre, dat alle bewerkingen en verschillende versies meegerekend ruim duizend nummers omvat.

CD
Op de CD staan voornaamlijk de bekende volksmuziek-bewerkingen. Maar om te beginnen zijn er de delen 2 en 4 uit de al genoemde Youthful Suite, die al verrassend 'typisch Grainger' klinkt. In deel 4, Eastern Intermezzo, wordt met een hele batterij (Westers) slagwerk doeltreffend een gamelan-orkest neergezet. Een bewondering voor Bach blijkt uit het begin van Blithe Bells, free ramble - on a theme by J.S. Bach (uit cantate 208) nog niet meteen. De zoetige opening in EO-sfeer - fluit en klokkenspel - belooft niet veel goeds, maar weldra ontstaan een krachtige puls en complexe stemmenbeweging. De stijl is een intrigerende mengeling van lichte en 'zware' muziek.

Van de volksmuziekjes is een enigszins objectieve beoordeling moeilijk: kreten als 'leuk' en 'aardig' dienen zich aan, maar zijn niet genoeg. De hier opgenomen werkjes zijn stuk voor stuk charmante juweeltjes. Ook in deze ontwapenende muziek gebruikt de componist ongebruikelijke orkestinstrumenten. De prominente positie van de piano zal voor sommigen deze muziek al 'degraderen' tot amusementsmateriaal. Heel subtiel zijn soms ook harmonium en accordeon hoorbaar. Deze laatste juist niet op volksmuziek-achtige wijze.

Wat Grainger doet zou bij anderen platvloers klinken, zoals de vele geraffineerd geïnstrumenteerde unisono passages. Hoe goed de componist stijlen opzoog, blijkt uit zijn strijkersgebruik, dat bijvoorbeeld in Green Bush en My Robinis to the Greenwood Gone niet anders te omschrijven is dan als 'typisch Engels'. De prachtige sonoriteit en donkere altviool in My Robin... doen ook denken aan sommige hedendaagse Engelse titelmuzieken bij televisieseries (inspector Dalgliesh !).

Compositorisch het minst geslaagd op deze CD vind ik de Youthful Rapture met een schitterend gespeelde cello-solo door Moray Welsh. In een poging tot maximale intensiteit te komen, worden de orkestregisters overdreven ver opengezet met een wat brallerig resultaat. Daarentegen swingt de Mock Morris (met vage herinneringen aan Boccherini's Menuet) flink en is het bij deze stralende uitvoering moeilijk om stil te blijven zitten. Ondanks enkele ongelijke inzetten en voetgestommel in het orkest naast een royale akoestiek (was het soms de bedoeling de 'open air' te suggeren?) hebben we hier te maken met klasse uitvoeringen. De straffe tempi blijven dansant en klinken meer eenvoudig losjes dan virtuoos (wat ze wel zijn).

Deze verzameling Grainger composities zijn hier in al hun even briljante als simpele aanstekelijkheid vastgelegd.

PRISKA FRANK


©St. NoPapers

Terug naar overzicht