Staatssymfonie orkest speelt
werken Russische meesters in Vredenburg


Jevgeni Svetlanov dirigeert landgenoten naar grote hoogten

Als mensen lang iets met elkaar hebben, groeit er iets moois. Dit is natuurlijk een discutabele stelling, maar voor het Russisch Staats-symfonie Orkest en haar dirigent Jevgeni Svetlanov gaat hij zeker op. Dat bleek zondag 29 november tijdens een optreden van het orkest en de orkestleider in Muziekcentrum Vredenburg in Utrecht. Vooral bij de uitvoering van Skrjabins derde symfonie, ook wel 'Le divin poème' genoemd, kwamen de twee zeer na tot elkaar, hetgeen ongetwijfeld ook een gevolg is van hun langdurige relatie.

Svetlanov is al sinds 1965 aan het Russisch Staatssymfonie Orkest verbonden. Hoewel hij in Rusland ook als componist bekend staat, is hij vooral beroemd geworden als Chef d'Orchestre. Voorafgaande aan zijn relatie met het Staatssymfonie Orkest was hij tien jaar verbonden aan het Bolshoi Theater. Een man met enige ervaring dus.

Dat kan ook gezegd worden van het orkest zelf. Het werd in 1936 opgericht door de toenmalige Sovjet-regering en moest model staan voor alle Sovjetorkesten. De eerste dirigenten waren Alexander Gaouk en Erich Kleiber. In 1943 voerde het orkest de beroemde Zevende symfonie 'Leningrad' (over het beleg van de stad) van Dmitri Sjostakovitsj uit. Na de oorlog was Constantin Ivanov tot 1965 de vaste dirigent van het orkest, maar het heeft ook onder leiding gestaan van vele prominente gastdirigenten, zoals Otto Klemperer, Igor Stravinsky, Artur Rubinstein en Svjatoslav Richter. Het Staatssymfonie Orkest beschikt over een enorm repertoire, waarin werken van componisten uit de twintigste eeuw, zoals Sergei Prokofiev en de al genoemde Dmitri Sjostakovitsj, een belangrijke plaats hebben.

Afgelopen zondag hield het orkest zich echter bezig met composities van hun even memorabele 'voorgangers'. Op het programma stonden Mikhail Glinka's Ouverture "Russlan en Ludmilla", de Ouverture "Chovansjtsjina" van Modest Moessorgsky, het "Capriccio Espagnol op. 34" van Nikolai Rimsky-Korsakov, de "Polowetzer dansen", uit de opera "Prins Igor" van Alexander Borodin en de Derde symfonie van Alexander Skrjabin.

Alle werken, behalve de Derde van Skrjabin (1903) zijn geschreven in de tweede helft van de vorige eeuw. Glinka geldt als de 'vader van de Russische muziek'. Hij liet zich sterk inspireren door de muziek van Westerse componisten uit zijn tijd, zoals Weber, Rossini en Field. In de ouverture "Russlan en Ludmilla" is de invloed van deze componisten duidelijk hoorbaar. De versnelling aan het slot heeft Glinka overgenomen van Rossini, de melodiestijl lijkt op die van Weber en de harmonie verwijst naar Field.

Over snelheid gesproken: die zat er vanaf de eerste noot in. Het tempo waarin Svetlanov de orkestleden liet spelen was duizelingwekkend, maar ze vlogen niet uit de bocht. Modest Moessorgsky staat bekend als de eerste componist met een 'typisch' Russische stijl. Die stijl is fantastisch mooi te horen in zijn werk "De schilderijententoonstelling". Maar ook in de Ouverture "Chovansjtsjina" was duidelijk dat 'Russische' aanwezig, zeker in het gedeelte waarin celli, pauken, glockenspiel, en reuzengong werden gecompleteerd met het fluwelen geluid van de violen van het orkest. De ouverture eindigde met een verstilde klarinetsolo, prachtig.

Rimsky-Korsakov's "Capriccio Espagnol" bestaat uit vijf delen; Alborada, Variazioni, Alborada, Scena e canto gitano en Fandango Asturiano. Weer waren het de strijkers die zorgden voor kippevel, ditmaal in het tweede deel van de Capriccio. In het daaropvolgende Alborada kon je een gitaar horen, ook al was deze geen onderdeel van het instrumentarium. Het samenspel tussen de concertmeester en de harpiste sorteerde het 'gitaar-effect'.

Het was natuurlijk al eerder opgevallen, maar tijdens de uitvoering van de "Polowetzer dansen" van Alexander Borodin werd echt duidelijk dat Jevgeni Svetlanov een fantastisch dirigent is. Het was zo goed te zien dat hij orkest èn muziek in handen had. Hij had er niet eens zijn beide handen voor nodig. Met een pink (letterlijk) dirigeerde hij het orkest richting pauze. Af en toe glimlachend of nagenietend van een mooie passage.

Na de pauze de Derde van Alexander Skrjabin. Le divin poème (Het goddelijk gedicht). Deze symfonie illustreert Skrjabins gedachten over de muzikale beleving: Hoe heviger men de muzikale extase beleeft, des te meer verliest men het gevoel voor de 'normale' klok-tijd. Inderdaad werden gedachten aan Joegoslavië, Rechtsextremisme in Duitsland en nog wat andere koppijntjes even naar de achtergrond verdreven.

De derde symfonie is een prachtig, maar vrij taai werk, je moet er meer naar luisteren om de schoonheid optimaal te horen. De compositie bestaat uit drie delen. In het eerste deel (Luttes, innerlijke gevechten) is duidelijk dat de handtekening van Skrjabin eronder staat. Niet in de laatste plaats omdat het erg doet denken aan een ander werk van de componist, "Promotheus". Het tweede deel, Volupté, uit sensueel genoegen, en sluit naadloos aan op het derde deel, Jeu Divin. Inderdaad, goddelijk spel nu.

Het orkest glansde inmiddels, met prachtig koperblazerswerk en zijden strijkers. Voor het dirigeren van Jevgeni Svetlanov zijn zelfs superlatieven onv- doende. Maar ook nadat de uitvoering ten einde was gebracht, stond er nog iemand op het podium. Vier maal moest hij terugkomen om het applaus in ontvangst te nemen. De laatste keer hield hij met oprechte bescheidenheid de partituur van Skrjabins werk in de hoogte. Een mooie vent, een mooi orkest, een mooie relatie.

Maar alles is tijdelijk. Svetlanov zal met ingang van het seizoen 1992/1993 chefdirigent zijn van een ander orkest. We hebben mazzel, Het is namelijk het Nederlandse Residentie Orkest. Als mensen lang iets met elkaar hebben groeit er iets moois, zeggen ze, dus wie weet. We zullen het kunnen zien.

CARLO NIJVEEN


©St. NoPapers

Terug naar overzicht