8 Strads in de bocht


Felix Mendelssohn-Bartholdy was het proto-type van de gevoelige, romantische componist, maar beschikte ook over allerlei andere talenten. Geboren in een gefortuneerd nest schreef hij al op zeer jeugdige leeftijd volwassen stukken van een vaak onstuitbare vrolijkheid. En passant ontrukte hij J.S. Bach aan de vergetelheid door de uitvoering van (gedeelten van ) diens Matthäus Passion en hij overleed veel te vroeg op 38-jarige leeftijd in 1847. Zijn grootvader Moses was een vooraanstaand filosoof, zijn vader Abraham bankier, zijn zusje Fanny een eveneens getalenteerd musicienne en componiste. De tweede naam, Bartholdy, was erbij aangenomen en als het aan zijn vader had gelegen was het wel erg Joods in het oog springende Mendelssohn helemaal vervallen, maar Felix wilde daar niet aan.

Te oordelen naar veel van zijn muziek moet Felix een onverstoorbare optimist geweest zijn. Het octet voor 8 strijkers, dat hij als 16- jarige schreef, is al even vrolijk als de toneelmuziek voor Shakespeares Midzomernachtsdroom, die twee jaar later ontstond. Het octet is een overrompelend meesterwerk, dat in zijn behandeling van de instrumenten ook nog ongewoon is; in zoverre dat er niet voor dubbel strijkkwartet maar inderdaad voor 8 individuele stemmen is geschreven. Het resultaat is een geliefd stuk, dat voor de uitvoerenden heerlijk moet zijn om te spelen.

Dat plezier straalt ook van deze opname af, maar behalve de muziek is daar nog iets anders debet aan. De musici - L'Archibudelli en de Smithsonian Chamber Players samen - hebben namelijk voor de gelegenheid de beschikking gekregen over 8 Stradivariussen (of is het Stradivarii, dat weet ik nooit). Van deze Rolls Royce onder de violen worden om de een of andere reden veel exemplaren bewaard in Washington, D.C.. The Smithsonian Institute leverde 5 instrumenten, de Library of Congress 1 en de beide andere komen uit privé- collecties aldaar. Voor deze unieke opname werden de violen met darmsnaren bespannen, waardoor een mildere klank (en minder spanning op het instrument) ontstaat dan met de hedendaags stalen snaren.

Deze opname is een feest geworden en niet alleen der herkenning. Om te beginnen is nergens te horen dat hier twee ensembles bij elkaar zijn gevoegd; het samenspel laat werkelijk niets te wensen over. Technisch wordt deze buitengewoon virtuoze muziek met al die kleine nootjes in de begeleiding perfect zuiver en gelijk afgeleverd. Waarschijnlijk mede dankzij de darmsnaren is de klank warm en vol en ondanks die sonoriteit niet te glad. De opname laat dit alles helemaal in tact door de instrumenten ruimte en lucht te geven zonder een overdreven galm. De luisteraar heeft het gevoel dat de 8 musici in een royale halve cirkel voor hem/haar zitten, waardoor elke stem afzonderlijk is te volgen (voor wie zo merkwaardig zou willen luisteren...). De microfoons zijn zo geplaatst geweest dat er afgezien van een enkele keer luidruchtig inademen door een van de musici geen (storende) bijgeluiden zijn vastgelegd, terwijl de muziek plezierig direct en in balans klinkt. Wat we hier horen is pittig, licht en extravert spel, dat niet eindeloos doorstoomt, maar middenin al die stuwing ook rustpunten kent.

In zo'n eerste deel vol dynamische contrasten is de intensiteit tastbaar. Tweede en ook derde deel (Scherzo) worden meer ingehouden gespeeld waardoor die spanning wat onderhuidser wordt. Knap vind ik de suggestie van een knipoog op sommige momenten in dat tweede deel. Het Scherzo lijkt welhaast te schuifelen, met alle spanning van dien. In de beweeglijke Finale vliegen de vonken er weer vanaf. Er wordt opzwepend en meeslepend in de snaren gegrepen. Opnieuw veel activiteit die desondanks niet vermoeiend wordt omdat er terdege gefraseerd wordt. Aan het eind van dit verrukkelijke stuk in een minstens zo verrukkelijke uitvoering had ik de neiging 'Hoera' en 'Bravo' te roepen, een beetje gek zo in mijn eentje in de huiskamer, dus schrijf ik het hier maar op.

Mendelssohn staat op het moment meer in de belangstelling dan een hele tijd het geval is geweest. Hoewel het octet in talloze uitvoeringen verkrijgbaar is, zijn deze 8 Stradivariussen in de bocht toch een aanwinst op dit front. Die waarde wordt nog versterkt door de koppeling met het nooit eerder opgenomen octet voor dezelfde bezetting van de Deense componist Niels Gade (1817-1890), die in Mendelssohn op verschillende gebieden zijn voorbeeld vond. Zo volgde hij hem na zijn dood op als dirigent van het Gewandhaus in Leipzig. Maar de beide componisten hadden elkaar voordien ook goed gekend, want Gade was Mendelssohn's assistent-dirigent en gaf tevens les aan de Muziekakademie in Leipzig, waar Mendelssohn de leiding had. In het octet horen we hier niet de nationalistisch geïnspireerde stijl uit veel van Gade's werken, maar de duidelijke invloed van Mendelssohn.

Ook hier acht afzonderlijke stemmen in leuke, luchtige muziek. Wat direct opvalt is het feit dat die toch minder elegant is dan die van zijn voorbeeld: aangenaam om te horen en virtuoos om te spelen, maar gewoner, minder overrompelend. En dat ligt zeker niet aan de uitvoering, want die is minstens zo geïnspireerd is in Mendelssohn. Ook hier speels en actief spel, rustpunten en vaak ook golfbewegingen. Het slotdeel is daar het overtuigendste voorbeeld van met in de opening een soort aanloopje dat het allemaal heel spannend maakt. Net als in Mendelssohn een ensembleklank die klinkt als een klok en niet zelden een veel groter aantal instrumenten doet vermoeden. Kortom, Sony heeft met deze nieuwe opname in de roos geschoten. Opname, uitvoering en presentatie gooien hoge ogen. Voor de volledigheid geef ik hier ook nog alle namen van de musici, met daarbij de aantekening dat L'Archibudelli een Nederlands ensemble is: Vera Beths, Jody Gatwood, Lisa Rautenberg en Gijs Beth, violen; Steven Dann en David Cerutti, altviolen en Anner Bijlsma en Kenneth Slowik, celli.

PRISKA FRANK


©St. NoPapers

Terug naar overzicht