Vioolconcerten van Glass en Schnittke:
gemakkelijke successen?


Alweer zeker een decennium geleden maakte ik via de toen nog LP Glassworks kennis met de ongebruikelijke minimal music van Philip Glass. En ik zal de enige niet geweest zijn, die geen weerstand kon bieden aan deze in feite zo eenvoudige vorm van hedendaagse muziek, die gebaseerd is op (eindeloze) herhaling van korte fragmenten. Inmiddels is het bon ton het 'minimal-lopende-band-werk' van Glass te verguizen en de voorkeur te geven aan generatiegenoot Steve Reich, die veel voor slagwerk schrijft en het minimal procédé ook ritmisch toepast, en de jongere John Adams, die het minimal element knap verwerkt in muziek voor gewoon symfonieorkest.

Terug naar Glass. Vooral zijn opera's, te beginnen met Einstein on the beach (1975/6), zijn spraakmakend geweest, niet in de laatste plaats vanwege de samenwerking met Robert Wilson, die een heel gestileerde minimal regie maakte. De tweede opera in deze trilogie, Satyagraha (over Ghandi) werd geschreven in opdracht van de stad Rotterdam voor de Nederlandse Opera. Nummer drie zou Aknaten (de Egyptische farao) worden, maar voor die tijd, in 1981, kwam Glassworks tot stand. Wie geïnteresseerd is in veel meer informatie hierover kan terecht in Glass' zeer lezenswaardige 'Opera on the beach' (uitgeverij Faber and Faber, 1988). Glass had net een contract getekend met CBS (nu Sony) en het zou een digitaal opgenomen produktie worden met het geheel uit synthesizers bestaand Philip Glass Ensemble, waaraan enige akoestische instrumenten waren toegevoegd. Een produktie overigens, die in eerste instantie ontstaan is voor de opnamestudio en bedoeld was om het werk van Glass bij een breder publiek bekend te maken. Het idee was om afwisselend een opera en 'iets anders' uit te brengen. Opgemerkt moet worden dat Glass altijd onderscheid heeft gemaakt tussen een live uitvoering en de vorm waarin een stuk muziek wordt opgenomen. Zo is er zelfs een aparte mix voor walkman gemaakt van Glassworks en aan de live uitvoeringen van deze 6-delige cyclus is een vocale partij toegevoegd. Aanvankelijk was het zeer de vraag of er wel een markt zou zijn voor deze muziek, maar Glass verwierf zich al heel snel een eigen en heel gevarieerd publiek.

De concerten van het PGEnsemble zijn in Nederland altijd uitverkocht en men kan zich afvragen waarom. Is het de eenvoud van zijn muziek, de Oosterse 'langdradigheid' ervan of de pop-achtige presentatie met batterijen, reusachtige luidsprekers en oorverdovend veel decibels? Wie zal het zeggen? Dit 'gemakkelijke' succes wordt Glass dus kennelijk misgund door de 'serieuze muziekkenners'. Een tendens die onlangs ook waarneembaar was toen de derde symfonie van Górecki (te horen in het komende Holland Festival) zo aansloeg dat er meer dan 100.000 CD's van zijn verkocht. Dat schijnt nog niet eerder vertoond te zijn door een nog levende componist (althans in het serieuze genre), en prompt vroeg Ernst Vermeulen zich in zijn column in Entr'Acte af of we hier te maken hebben met een 'cult- of (flauwe) kul componist'. Geen van tweeën goed om serieus genomen te worden, lijkt me. Is dit succes dan zo verdacht?

Vioolconcert
Glass beweegt zich in uiteenlopende genres van opera, via film- theater- en dansmuziek tot materiaal voor zijn eigen ensemble. In 1987 kwam daar in de vorm van het vioolconcert het eerste echte orkestwerk bij: een meer traditionele vorm is nauwelijks denkbaar. Het is geschreven in opdracht van The American Composers Orchestra voor violist Paul Zukofsky en dirigent Dennis Russell Davies, die op 4 april 1987 in de Carnegie Hall in New York de première gaven. Het concert werd in nauwe samenwerking met de violist geschreven, waardoor Glass uiteindelijk afstapte van zijn oorspronkelijke plan voor vijf delen en uitkwam op de traditionele drie, met notabene een langzaam middendeel. Het slotdeel heeft een langzamere coda waarin in feite wordt teruggegrepen op eerder gebruikt materiaal. Het werd trouwens een jaar voor traditionele zaken, want ook pianist Rudolf Fiskusny gaf een opdracht voor ...kadenzen voor Mozarts 21e pianoconcert (KV 467)!

Onlangs verscheen de eerste CD-opname van het vioolconcert met Gidon Kremer als solist. Deel 1 is harmonisch buitengewoon statisch en voorspelbaar, voornamelijk in C majeur. In typisch Glass-idioom kabbelt het orkest voort, de zeer bescheiden ritmische variatie komt van de kleine trom, die in deze live opname met vrijwel onhoorbaar publiek geheel links zit. Deze positie is binnen het orkest geen ongebruikelijke, maar gezien de vrij belangrijke rol van dit instrument in met name het slotdeel was voor een (letterlijk) gevoel van evenwicht een plek meer in het midden plezieriger geweest. Dit zwelgen in tonaliteit krijgt door de vlekkeloze uitvoering vol dynamiek van zowel solist als orkest (Wiener Philharmoniker) toch veel spanning. Jammer genoeg zakt dit deel aan het eind een beetje in. Het tweede (quasi?) melancholieke deel zit vol schuifelende strijkers, een passacaglia-achtige dalende 5-noten baslijn en een bijna naïeve solopartij. Deze laatste, met tal van losse noten, wordt door Gidon Kremer intens en gevoelig neergezet. Ook dit deel komt tenslotte min of meer tot stilstand. De eerste 7 minuten van deel drie zijn snel en opzwepend met soms felle syncopen waardoor de muziek gaat swingen en ik de neiging had het afspeelvolume eens fors omhoog te draaien. 'Makkelijk' of niet, hier gebeurt wat; zo'n deel kan ik ettelijke malen achter elkaar draaien zonder dat de energieke uitstraling ervan verloren gaat. De muziek van Glass zit op de een of andere manier zo in elkaar dat je er als luisteraar helemaal in wilt kruipen; ideaal voor het gebruik van de koptelefoon dus. Daarom vind ik het jammer dat het orkest in verhouding enigszins schuil gaat achter de vrij prominent opgenomen viool. Alles bij elkaar overigens een stuk èn een opname, die ik niet graag gemist had.

Schnittke
De reputatie van de Russische Alfred Schnittke heeft in relatief korte tijd de omvang van die van een cult-componist gekregen. Alweer een aantal jaren terug vormde zijn werk een van de hoofdmoten van het Holland Festival en sindsdien is de belangstelling voor zijn werk, zeker hier te lande, alleen maar toegenomen met als (voorlopig) hoogtepunt de wereldpremière van de opera Het leven met een idioot, waarover in de nabije toekomst meer. Hoe het ook zij, Schnittke (geb. 1934) wordt over het algemeen gezien als een van dé componisten van deze tijd. Discussie daarover lijkt al bij voorbaat uitgesloten.

Zelf heb ik zijn muziek altijd wat moeilijk te verteren gevonden, zwaar op de hand. Het doet me dan ook genoegen dat collega Maarten Brandt in Luister (maart '93) Schnittkes muziek typeert als een combinatie van 'stroefheid en compacte duisternis' die leidt tot 'moeilijk te pruimen melodramatiek'. Nu is gelukkig de melodramatiek in het Concerto grosso nr. 5 voor viool, onzichtbare piano en orkest (1990/1) niet overheersend. Er zitten nogal wat parodistische en 'poly-stilistische' elementen in. Hoewel de titel refereert aan een van oorsprong barokke vorm met diverse solisten tegenover een tutti-orkest hebben we in feite te maken met een vioolconcert pur sang.

Een aantal aspecten vallen op. In de eerste plaats is daar als vreemde eend in de bijt van het moderne orkest het clavecimbel, dat overigens tijdens dit concert kennelijk versterkt was en van het type 'spijkerkist'. Van een (eventueel historisch verantwoorde) continuopartij is echter geen sprake. Het enige instrument dat naast de viool echt op de voorgrond treedt, is de 'onzichtbare' (want achter het podium opgestelde) piano, die eveneens versterkt is. Hierdoor is het mogelijk het hele orkest te overdonderen en hoe dan ook een onwezenlijk effect te bereiken. De laatste paar minuten van dit werk bestaan uit een enkelvoudige pianomelodielijn die wordt begeleid door een zachte, bijna statische toon van viool en orkest: 'de grote verstilling' slaat toe, waarna de viool in de allerhoogste en zachtste regionen nog wat nootjes kriebelt en in het niets verdwijnt.

Vivaldi krijgt het van Schnittke ook te verduren, en niet alleen vanwege de 4-jaargetijden-achtige achtergrond van dit werk. Aan het begin van het Allegro vivace (deel drie) heeft de viool een solo, waarin het werk van Vivaldi op een wat flauwe manier op de hak wordt genomen: een gemakkelijk succesje? In het hieraan voorafgaande deel komt overigens voortdurend een walsje om de hoek kijken naast Vivaldiana.

Gidon Kremer speelt ongelooflijk beheerst en laat zelfs de meest agressieve passages (en dat zijn er niet weinig) nog mild klinken. Met zijn veelheid aan noten is dit concerto grosso minstens zo virtuoos als het concert van Glass. Maar hoewel de lange rustige vioolsolo ter opening misschien die verwachting oproept kan de luisteraar Schnittke's muziek beter niet zoals die van Glass over zich heen laten rollen zonder de veiligheidsriemen om te gorden: daarvoor gebeurt er ook teveel. Ondanks een aantal prachtige passages moet me hier toch van het hart dat ik van mening ben dat Schnittke het toch te vaak niet kan laten dramatisch te zijn om de dramatiek. Opname en uitvoering zijn zowel in het werk van Glass als in dat van Schnittke eigenlijk voorbeeldig. Of de muziek dat allemaal waard is zal voorlopig wel een twistpunt blijven. Het oordeel is aan u, lezer/luisteraar.

PRISKA FRANK

Zie ook MUZE0404.HTM in de afdeling populaire muziek voor een artikel over Philip Glass' LOW SYMPHONY


©St. NoPapers

Terug naar overzicht