Tango's en zo


Voor tangoliefhebbers is de vorig jaar overleden Astor Piazzolla natuurlijk geen onbekende. Deze bandoneon- (een soort kleine accordeon) spelende musicus is in dit genre ook het meest actief geweest; velen zullen niet weten dat hij ook 'serieus' werk heeft geschreven. Dat blijft een probleem: iemand die in een populair genre aan de top staat, wordt niet geacht op het serieuze vlak ook iets te kunnen voorstellen. Het omgekeerde blijkt zelfs ook op te gaan - ik heb dat elders al eens eerder gesignaleerd - als een stuk van een serieuze componist (bijvoorbeeld Gorecki) populair wordt op een breed front, dan wordt die muziek in eigen kamp opeens verdacht. In de eerste helft van deze eeuw zorgde George Gershwin in dit opzicht al voor problemen. Behalve als componist van songs en (succesvolle) musicals had hij ook serieuze ambities. Hoewel zijn muziek technisch niet zo goed in elkaar zit heeft hij zeker met de 'zwarte' opera Porgy and Bess een aantal grenzen overschreden. Desondanks besteedt de toonaangevende 20-delige Grove dictionary of music and musicians nog geen hele bladzijde aan hem; verwijst voor een overzicht van zijn oeuvre zelfs naar een ander boek! Piazzolla wordt in Grove helemaal niet genoemd en dat terwijl hij toch lessen volgde bij niemand minder dan Nadia Boulanger (een van de mensen bij wie Gerswhin graag les had gehad) in Parijs. Maar wat daaraan vooraf was gegaan was kennelijk reden genoeg om deze kant van Piazzolla te negeren.

Hoe dan ook, Astor (geboren in 1921) kreeg in New York vanaf zijn achtste jaar les op de bandoneon bij een docent die hem daarop ook Bach en Mozart liet spelen. Als 13-jarige speelde hij met het befaamde Carlos Gardel bioscoop-orkest en vijf jaar later, inmiddels helemaal ingevoerd in de Argentijnse populaire muziek, met het Anibal Troilas ensemble. Na de tweede wereldoorlog ging hij zich ook met het schrijven van 'zwaardere' composities bezig houden. Eerst film- en toneelmuziek, vervolgens ook kamer- en orkestwerk. Zijn voorbeelden waren onder meer Bartok en Stravinsky. Zijn eerste symfonie mèt obligaat bandoneon werd echter een flop, maar genoemde Nadia Boulanger herstelde in 1953/4 zijn zelfvertrouwen. Daar begon zijn nu bekende stijl zich te ontwikkelen. In Argentinië was hij geliefd bij bossa nova en jazz musici; vanaf het begin van de jaren '70 begon zijn naam ook (ver) daarbuiten bekend te worden. In zijn composities gebruikt Piazzolla folkloristische elementen, maar ook de tango, milango, rumba, ragtime, bossa nova en jazz.

CD
Op Ondine kwamen drie 'suites' van Piazzolla uit: om te beginnen de 6 études tanguistiques voor fluit solo. Nu is het overtuigend spelen van een tango op een (slechts een-stemmige) dwarsfluit op zich al niet eenvoudig, en het feit dat het hier ook nog om etudes gaat maakt het alleen maar moeilijker. Toch vind ik aan deze stukken ook af te horen dat de componist er zo zijn problemen mee heeft gehad. In de eerste, décidé, wordt meerstemmigheid gesuggereerd (zoals ook bijvoorbeeld Bach dat deed in zijn solosonates voor diverse instrumenten) en ziet fluitist Mikael Helasvuo met een prachtig omfloerst geluid ook kans om dit overtuigend uit te voeren met name door een ongelooflijk lange adem. Een enkele keer gaat het er wat wild aan toe.

Nummer 2, anxiuex et rubato, is met 7 minuten aan de lange kant. De vloeiende en virtuoos geblazen arpeggio's klinken fraai maar veel passages er tussenin zijn hier gereduceerd tot vrijwel onsamenhangende losse noten. Met uitzondering van de langzame en verstild gebrachte nummer 4, lento - meditativo, blijft dat een beetje mijn bezwaar tegen deze uitvoering. Maar de componist geeft ook de indruk een beetje vast te zitten aan steeds dezelfde grote intervallen en ritmische wendingen. Vooral de laatste 2 etudes zijn daardoor op het eerste gehoor zelfs nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Overigens betreft het hier een opnameprimeur.

Gitaar
Muzikaal veel aardiger vind ik de cinco piezas voor gitaar, waarvan nog slechts een andere complete opname bestaat. Het tangobloed kruipt natuurlijk toch waar het niet gaan kan, maar niet alle vijf de stukken zijn zodanig 'gekleurd'. De hele stille opname laat het technisch buitengewoon verzorgde spel van gitarist Jukka Savijoki goed uitkomen. De musicus beheerst zijn instrument tot in de finesses, kan met name ongelooflijk zacht spelen en hele kleine dynamische nuances aanbrengen. Jammer genoeg blijkt hij niet altijd zo goed uit de voeten te kunnen met het vrije, soms swingende aspect van deze muziek. Zijn interpretatie is dan plotseling wat stijfjes en houterig, hoewel dat soms in de loop van een stuk weer bijtrekt ook. De slagwerkeffecten op kast en snaren klinken niet echt van harte.

Prachtige muziek trouwens, met bijvoorbeeld in Tristón die typisch Zuidamerikaanse melancholie, die hier op het scherp van de snede, bijna te langzaam, wordt gebracht. De vier deeltjes van de Histoire de tango voor fluit en gitaar uit 1986 zijn al twee keer eerder compleet opgenomen. Het Finse duo brengt hier wel de benodigde feestelijkheid en vooral uitvoeringsvrijheid tot uiting. Met name in de laagte klinkt de fluit prachtig warm en de gitarist geeft meer dan eens de indruk zomaar te improviseren. Heel knap qua samenspel vind ik de manier waarop de talloze tempoveranderingen steeds heel vloeiend gemaakt worden. De musiceervreugde straalt hier gewoon vanaf bij beide partijen.

Wat de opname betreft toch nog een minpuntje: de balans ligt bij de soli wel erg veel naar links (op de meeste versterkers kan dat wel gecorrigeerd worden). Verder is deze CD zeker een aanwinst op de markt.

PRISKA FRANK


©St. NoPapers

Terug naar overzicht