Drie topviolisten?


Hoewel er veel interessante kanten aan zitten, is dit nu niet de plaats om uitgebreid in te gaan op de parallellen tussen sport en muziek. Een overeenkomst wil ik hier echter wel noemen. De uitslagen van muziekwedstrijden zijn vaak net zo onvoorspelbaar als bijvoorbeeld die van Wimbledon waar het de mannen betreft. Toeval en willekeur (van juryleden resp. scheids- en lijnrechters) en niet spel-eigen elementen blijken een onverwachte rol te kunnen spelen.

In het onlangs in Brussel gehouden Koningin Elisabeth Concours hebben uiteindelijk twaalf laureaten gestreden om de verdeling van de prijzen. Dankzij de Belgische radio en televisie hebben we dat ook in Nederland zes lange avonden kunnen volgen en ons zo een oordeel kunnen vormen over de prestaties van de violisten en over hoe ze tenslotte beoordeeld zijn door de 18-koppige internationale jury. Aan het winnen van muziekwedstrijden zijn vaak voor de hoogst- geëindigden niet alleen geldprijzen gekoppeld, maar ook (of zelfs alleen maar in sommige gevallen) engagementen. Want hoewel geld voor het betalen van dure (en niet altijd om de hoek wonende) en befaamde docenten natuurlijk altijd welkom is - hoewel je kunt afvragen of je zo'n dergelijke soms verplichte bestemming als ontvanger niet als een belediging moet opvatten, want kennelijk word je geacht er nog niet helemaal te zijn... - moet een musicus m/v zich toch met name laten horen en als je niet tot de bekende top behoort krijg je daar maar heel moeilijk de kans voor. Ziedaar dus het belang van dergelijke engagementen.

Het Koningin Elisabeth Concours is op zich gewichtig genoeg om de bovenaan geëindigde laureaten toegang te geven tot de internationale muziekpodia. Een groot probleem is echter dat met name grote zalen en goede orkesten jaren vooruit plannen maken en vastleggen, waardoor er nauwelijks flexibiliteit is om in te springen op de zojuist ontdekte nieuwe talenten, die mogelijk tijdens zo'n concours opstaan. Daarom is het heel plezierig dat Robert Prins de stap heeft gewaagd blanco geprogrammeerde concerten te organiseren, waarvan de invulling pas op het laatste moment is gebeurd toen eenmaal bekend was wie de eerste drie prijzen hadden weggehaald in Brussel en dus ook wat deze violisten wilden spelen. Geweldig ook dat Lucas Vis en zijn Noordhollands Philharmonisch Orkest bereid waren mede zo'n gok te wagen, want in amper twee weken tijd moest alles worden ingestudeerd. Zo konden dus op drie plaatsen in Nederland en een in Tunesië de eerste drie prijswinnaars van het 'Koningin Elisabeth' zich onder normale concertomstandigheden aan het publiek voorstellen en kon het publiek zelf nog eens beoordelen of ze het al dan niet met de jury eens zijn.

Bij de bekendmaking van de prijzen lieten de in Brussel aanwezige muziekliefhebbers enigszins demonstratief merken met name de toekenning van de eerste prijs aan de 25-jarige Japanse Yayoi Toda niet terecht te vinden. En inderdaad had ze zich tijdens het concours laten horen als een technisch heel begaafde violiste, die echter muzikaal minder had te vertellen dan sommige van de lager beoordeelde kandidaten. Ze speelde ook tijdens de concerten met het Noordhollands het vioolconcert van Sibelius, waarin een hoop passie verwerkt kan worden. Evenals onder wedstrijdomstandigheden speelde Toda technisch min of meer vlekkeloos en met een fraaie ronde klank uit haar Guadalini-instrument uit 1908. Maar in muzikaal opzicht bleef er opnieuw veel te wensen over. De introverte en vrij schoolse interpretatie van deze violiste gaat volledig voorbij aan de heftigheid - de programmatoelichting hanteerde aanduidingen als 'expressief, energiek, romantische lyriek - van het stuk. Dat viel des te meer op omdat Lucas Vis het orkest wel opstuwde naar spanning, maar zelfs dan slaagde Toda er niet in haar inzetten dezelfde intensiteit te geven.

Het Utrechtse publiek was enthousiast en een toegift, een deel uit een van de suites voor viool solo van J.S. Bach, volgde. Niet zo'n gelukkige keuze overigens, maar wel kenmerkend voor de speelstijl van deze musicienne. Want met een veel te bescheiden toon werd ook dit polyfone werkje weinig meer dan muzikaal een verplicht nummer.

Braaf
Tweede prijswinnaar Liviu Prunaru is 24 jaar oud, bespeelt een ongelooflijk warm en rond klinkende Guarneri en koos voor Saint- Saëns' derde vioolconcert. Tijdens het concours had deze violist zich laten horen als iemand met temperament die bereid was risico's te nemen, kortom iemand die zijn hart durfde te laten spreken. In Saint- Saëns was daar nu helaas maar heel weinig van te merken. Zijn vertolking werd voornamelijk gedragen door zijn instrument, dat inderdaad van grote klasse is, maar voor het overige klonk het wat braaf, voorspelbaar vaak. Prunaru durfde wel heel zacht te spelen en werd daarin ook feilloos gevolgd door dirigent en orkest, waardoor er wel een zekere spanning ontstond, maar pas in het derde en laatste deel was er sprake van enige uitstraling. Het pure en onopgesmukte spel van deze violist kan het in veel muziek goed doen, maar ik waag te betwijfelen of juist Saint-Saëns gebaat is bij een dergelijk aanpak.

De derde prijswinnaar, de Taiwanees Keng-Yuen Tsjeng, kwam al in het introductiefilmpje tijdens het concours naar voren als een levendige persoonlijkheid, die ook buiten muziek nog andere belangstellingen heeft. Hoewel zijn Gagliano uit 1750 duidelijk de minste is van de drie instrumenten die tijdens het concert bespeeld zijn - minder vèrdragend, minder warm en rond, hier en daar een scherp randje - vond ik Tsjeng toch veruit het best spelen. Hij koos voor het vijfde vioolconcert van Vieuxtemps, dat in feite een virtuoos niemendalletje is, dat vooral technisch hoge eisen stelt. Maar het was opvallend hoeveel muzikaliteit deze violist uitgerekend uit dit stuk wist te halen. Hij verkoopt de muziek zonder daarbij zijn toevlucht te hoeven nemen tot platvloerse methodes en er dik-op-liggende effecten. Bij hem ondanks de vele noten ook een bepaalde rust, virtuositeit zonder effectbejag (als dit geen contradictio in terminis is...). Tsjeng bracht het hele scala van brede virtuoze gebaren tot intieme fijnzinnigheid, met alle gradaties daar tussenin. En zo werd uitgerekend het muzikaal minst interessante stuk wel het meest boeiende van het programma, eenvoudig omdat het met fantasie en gevoel en niet te vergeten onmiskenbaar showmanship (ik zou zo gauw geen adequaat Nederlands equivalent weten) gebracht werd.

Als smakelijk, maar misschien toch overbodig tussendoortje speelde het orkest nog heel verfijnd en sprookjesachtig Kikimora van Ljadov. Ook hierin, evenals in de begeleiding van Tsjeng, liet Lucas Vis horen dat hij en het Noordhollands Philharmonisch over veel kwaliteit beschikken. Alles bij elkaar hebben zij de prijswinnaars deze gelegenheid mede geboden en ik hoop van harte dat ze dat ook volgende seizoenen weer zullen doen (als Robert Prins tenminste doorgaat met dit initiatief). Fred Brouwers, de BRT-presentator die op de televisie al jaren het Concours volgt, schreef ter inleiding in het programmaboek dat een aantal van de laureaten ongetwijfeld bekende gezichten op de internationale podia zullen worden. Wie dat precies zullen zijn, blijft voorlopig de vraag, want in het verleden is al gebleken dat het winnen van een eerste prijs beslist geen garantie is voor het worden van zo'n bekend gezicht. Ik denk dat dit concert die onzekerheid alleen maar heeft bevestigd en tevens de al genoemde vraagtekens omtrent het oordeel van de jury - het lijkt er toch verdacht veel op dat de instrumenten daarin ook een rol hebben gespeeld - heeft aangescherpt. De tijd zal verder leren of we hier drie topviolisten hebben gehoord die zich over enige tijd kunnnen scharen in de gelederen van de Perlmans, Zimmermanns en Mutters, om maar een paar dwarsstraten te noemen.

PRISKA FRANK


©St. NoPapers

Terug naar overzicht