Lindsay Kwartet:
het laatste woord over de 'Sieben Worte'?


Als in de filmindustrie een bepaald thema of een bepaalde formule een kassucces wordt, volgen er steevast een reeks klonen (b.v. Jaws, Jaws II, III, IV, Rocky, Rocky I...). Het is daarbij voor de filmmaker zaak dat hij zelf snel met een nieuwe 'aflevering' komt voordat iemand anders een film maakt van gelijke strekking. Maar de regisseur hoeft in ieder geval niet bang te zijn dat iemand anders een film maakt over b.v. precies dezelfde moordzuchtige vis, en bovendien plastic opblaas-Jawsjes, leuke lunchboxjes en kleurboekjes op de markt brengt.

Als in de tijd van Haydn - een tijd waarin auteursrechten nog uitgevonden moesten worden - een bepaald muziekstuk grote populariteit genoot, deed de componist er verstandig aan zo snel mogelijk een aantal versies voor andere bezettingen te produceren. Rond 1786 schreef Haydn op verzoek van de Kathedraal van Cadiz het orkestwerk 'Die Sieben letzten Worte unseres Erlösers am Kreuze'. Het bleek al snel een doorslaand succes. Haydn schreef daarom een versie voor strijkkwartet, zodat het werk ook in kleinere kring uitgevoerd kon worden. Voor wie zelfs dat een te grote (en kostbare!) bezetting was, kwam er een versie voor piano. Later volgde er voor liefhebbers van zang nog een oratoriumversie.

Als u gewoon op een moderne manier van 'Die Sieben letzten Worte' wil genieten, in uw eigen huiskamer vanuit uw luie stoel luisterend naar de cd-speler, moet u beseffen dat dit nogal verschilt van de oorspronkelijke opvoeringswijze. De meeste delen zijn adagio's en zijn allemaal in dezelfde stemming geschreven. Eentonig is het werk echter bepaald niet. Het bestaat uit een introductie, zeven sonates en een afsluiting getiteld 'Il Terremoto' (De aardbeving). In de achttiende eeuw werd de opvoering onderbroken door korte preken. De zeven sonates dienden als interludium (oftewel tussenspel) tijdens diensten waarbij de laatste zeven uitspraken van Christus door de bisschop werden toegelicht. Om een authentieke opvoering te kunnen imiteren, bevat het CD-boekje bij de meest recente uitvoering door het Lindsay Kwartet (op het label ASV) bespiegelingen van dr. John V. Taylor, voormalig bisschop van Winchester. Maar ook voor de muziekliefhebber die minder geïnteresseerd is in de theologische achtergronden, is dit gevarieerde en boeiende werk een essentieel bezit.

Wat vooraf ging
Van 'Die Sieben letzten Worte' zijn een groot aantal uitvoeringen beschikbaar, waarvan ik er hier een paar noem. Het Amadeus Kwartet (op Deutsche Grammophon) brengt een sterk dramatische Sieben Worte. Het glissando van dit ensemble, m.n. dat van de eerste viool, heeft een soms sentimenteel, haast huilerig effect. De geluidregistratie heeft, ondanks haar ouderdom (1972, ADD), de mooie volle klank die we gewend zijn van DG-opnames. De CD met 'Die Sieben Worte' wordt gecombineerd met twee andere CD's, waarop in het totaal zes kwartetten zijn opgenomen.

Op het label Philips verscheen in 1981 een uitvoering van Gidon Kremer, Kathrin Raks, Gerard Caussé en Ko Iwanski. Technische gezien valt er weinig op deze opname aan te merken. Het tempo wat deze musici over de gehele linie aanhouden, ligt echter zeer hoog; gejaagd zou men haast zeggen. Bovendien wordt er bijzonder luidruchtig gespeeld. Al met al een wat onbehouwen uitvoering met weinig oog voor de geest van het stuk.

De opnamekwaliteit van de uitvoering door het Sjostakowitsj Kwartet (Melodia, 1986) is vrij direct. Er zijn bijgeluiden en een rare echo te horen. Daarbij komt nog dat er met een opvallend sterk vibrato gespeeld wordt. In het slotstuk, 'De aardbeving' maakt de cello een hinderlijk knorrend geluid, en laten de musici een paar steken vallen, wat te wijten lijkt te zijn aan het niet goed op elkaar afgestemd zijn van hun tempi. Niettemin levert het gerenommeerde Sjostakowitsj Kwartet hier een gevoelige uitvoering. Een ander voordeel is dat de Melodia-CD wat lager geprijsd is dan de anderen.

De visie van het Delmé Kwartet (op Hyperion, DDD, 1988) kenmerkt zich door een sterk legato (een sterke gebonden stijl). Het tempo is over het algemeen mooi en gedragen, maar neigt soms naar gedraal. Bovendien lijkt het er niet op dat het langzame spel leidt tot extra diepe overwegingen. In vergelijking met de meeste andere uitvoeringen zijn de tempowisselingen talrijk, en vaak wat onverwachts; een rubato alsof het een Ballade van Chopin is.

Twee Hongaarse opnames, door respectievelijk het Tátrai Kwartet (op Hungarton, 1979) en het Quatuor Festetics (op Harmonia Mundi, 1991) moet u absoluut vermijden. Belangrijkste redenen zijn dat de opnamekwaliteit van beide CD's beneden peil is, en dat beide ensembles een weinig subtiele visie hebben op het stuk.

Het laatste woord?
De opvallendste eigenschap van de meest recente uitvoering, die van het Lindsay Kwartet, is dat het een krachtige, felle en spannende interpretatie is. De Christus van dit ensemble is geen Christus die zich alleen maar lijdzaam beklaagt over Zijn lot, maar die zich af en toe ook vurig en verbeten tot Zijn Vader richt. Hierdoor krijgt de muziek een extra dimensie die het in andere uitvoeringen moet ontberen. Doordat het ensemble nauwelijks legato en vibrato gebruikt, zijn de lijnen scherp tegen elkaar afgezet. In het laatste deel valt op hoe tam de meeste interpretaties afsteken tegen die van het Lindsay. In deze vertolking is duidelijk sprake van een serieus metafysische catastrofe, en (bij wijze van spreken) geen Moldau die in de zee uitstroomt.

De enige serieuze concurrentie voor het Lindsay Kwartet is m.i. een opname door het Cherubini Kwartet (DDD, 1989). Dit ensemble geeft een ontroerende visie op het werk. Het stelt krachtige, felle passages tegenover broze, kwetsbare gedeeltes. Onder de hier boven genoemde CD's heeft het Cherubini een monopolie op een subtiel gebruik van stiltes. Als de uitvoeringen van het Cherubini en die van het Lindsay met één woord gekarakteriseerd zouden kunnen worden, zou dat respectievelijk 'subtiliteit' en 'spanning' zijn. De uitvoering van het Cherubini verscheen op het label EMI (7496822).

Het valt moeilijk te zeggen welke opvatting de beste is. Misschien zijn er mensen die van mening zijn dat de door het Lindsay opgeroepen spanning ten koste gaat van het oorspronkelijke religieuze piëtistische karakter van de muziek. Misschien is het een te moderne visie, hoewel we natuurlijk wel met een Sturm und Drang componist te maken hebben. Aan u de keuze.

Het ensemble heeft voor het label ASV ook een tweetal verzamelingen Haydn-strijkkwartetten opgenomen, die op meer dan bevredigende wijze uitgevoerd werden, en die zeer goed ontvangen zijn door de kritiek. Een fraaie en met een Edison bekroonde uitvoering van de oratoriumversie verzorgt Harnoncourt met het Schönberg Chor en het Consentus Musicus Wien (Teldec: 2292-46458-2, DDD, 1992).

JèMELJAN HAKEMULDER


©St. NoPapers

Terug naar overzicht