Concert op 20 vleugels: feest voor pianisten en zo


Al maanden van tevoren had het kopieerapparaat op de Concertzolder in Werkhoven legaal (!) overuren gedraaid, slingerden her en der fragmenten rond van een handgeschreven niet nader te identificeren stuk. Daags voor het concert was er in dit Utrechtse dorp en wijde omgeving geen concertvleugel meer te vinden en op die zolder was een cirkel van zes piano's het stille bewijs van driftig repeteren in ongewone bezetting - het had de vorige avond nog 'vreselijk' geklonken. Het waren, kortom, allemaal voorbereidingen voor het evenement, waarmee Evert Snel, ondermeer pianostemmer van de instrumenten van het Utrechtse Muziekcentrum Vredenburg, zijn twintigjarig jubileum in het vak vierde: Concert voor 20 vleugels.

Een dergelijke grootschalige onderneming heeft een zeker sensatie- element in zich en dat is ongetwijfeld de reden waarom het concert in de grote zaal van dat Vredenburg probleemloos uitverkocht. Ondanks enkele toegevoegde rijen stoelen waren er wel minder plaatsen dan gewoonlijk, omdat de gehele parterre was leeggeruimd voor al die vleugels. Het spektakel mocht zich tevens verheugen in de aanwezigheid van radio, televisie èn talloze bekende Nederlanders zoals Maartje van Weegen, Han Reiziger en Theo Olof. Olof was aanwezig als representant van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds en mocht na de pauze van Snel de opbrengst van het concert, ƒ 45.000,--, in ontvangst nemen, die ten goede zullen komen aan de aanschaf van meer instrumenten. De Stichting stelt deze ter beschikking aan muziekstudenten en musici, die zich geen acceptabel instrument kunnen veroorloven. Evenals Snel maakte hij van de gelegenheid gebruik zich omstandig lovend uit te laten en overhandigde de jubilaris vervolgens de erepenning van de Stichting.

Afgezien van deze, zoals gebruikelijk te langdurige plichtplegingen, werd het concert voor 20 vleugels een feestelijke gebeurtenis. Na de wel erg serieuze opening met twee etudes (voor twee handen) van Liszt (1811-1886) door Daniel Wayenberg zat de stemming voor een avondje dollen met muziek er al meteen in toen vervolgens over-enthousiast geapplaudisseerd werd voor twee in het zwart geklede heren die op het podium verschenen. Het waren echter 'slechts' technici van Vredenburg die een vleugel kwamen verplaatsen voor het volgende stuk, Ravels La Valse (1921). Een beetje flauw, maar wel kenmerkend voor de stemming, bleef men de technici ook de rest van de avond zo begroeten. Van dit vier-handige werk is de orkest-versie veel bekender en ook veel kleurrijker, maar Ellen Corver en Sepp Grotenhuis haalden met een genuanceerde vertolking alles eruit wat er in zit. De eveneens oorspronkelijke compositie van Smetana (1824-1884), de Sonate voor acht handen, werd op dezelfde twee vleugels gespeeld. Stukken voor zoveel handen tegelijk zijn zeldzaam, maar helaas is de kwaliteit van dit werk weinig hoogstaand met veel verdubbelingen en herhalingen.

Bewerkingen
Wie muziek met meer dan twee pianisten tegelijk wil spelen, komt al gauw terecht in een soort piano circus. Er is overigens een gelijknamig Amerikaans ensemble van zes pianisten, dat hedendaags werk speelt. Het onderhavige concert werd echter verder gevuld met bewerkingen van muziek voor orkest. Drie van deze stukken werden aangepast door Maarten Bon, die zich zeker na zijn meesterlijke bewerking van Stravinsky's Sacre du Printemps voor vier piano's, waarvan helaas niets werd gespeeld, mag verheugen in een grote waardering en erkenning op dit gebied. Hij voelt zich kennelijk aangetrokken tot het twintigste-eeuwse repertoire.

Zo was er om te beginnen Debussy's Jeux (1912-3) voor acht handen. Prachtig doorzichtig, fijnzinnig en vooral virtuoos spel van de vier pianisten gaf bijna een analyse van de muziek zonder die overigens uit elkaar te rafelen. En dat had allemaal niet gekund zonder buitengewoon alert samenspel.

Veel (orkest)stukken van Ives (1874-1954) bestaan uit verschillende totaal van elkaar onafhankelijke lagen en lenen zich dus goed voor een verdeling over bijvoorbeeld zes piano's. Dat is het geval met Scherzo, Over the Pavements uit 1906-13, dat zich het best laat aanhoren als een muzikale goocheltruc, die de pianisten overigens zichtbaar deed tellen om de draad niet kwijt te raken. Interessante muziek, die overigens nog steeds moeilijk aanspreekt, en dat was duidelijk te merken aan het publiek dat onrustig was, voortdurend ritselde en voor mijn gevoel het hele programma veel te serieus vond voordat de voltallige bezetting van 20 vleugels was bereikt.

Gebit
Die twintig vleugels kwamen voor het eerste tegelijk in actie tijdens de speciaal voor deze gelegenheid gemaakte bewerking door Bon van het Scherzo à la Russe van Stravinsky (1882-1971). Alleen al de aanblik van die twintig in een cirkel opgestelde instrumenten was iets heel bijzonders en riep allerlei associaties op. Anna Enquist heeft het in een van haar gedichten (Voor piano en hobo) over 'het aangetast gebit van mijn klavier' en wat we hier zagen was een gebit van wel pre-historisch formaat. Het beeld van al dat regelmatig glimmende zwart deed me ook denken aan de film-choreografieën van Busby Berkeley, waarin met van bovenaf gefilmde in cirkels opgestelde meisjes al dan niet in het water door het bewegen van ledematen zich openende bloemen en dergelijke worden gesuggereerd. In de film The Golddiggers of 1935 werden door hem overigens maar liefst 56 vleugels gebruikt voor het nummer 'The words are in my heart', maar hoe meer ik naar de foto kijk, hoe meer ik begin te geloven dat het nep- vleugels waren waarachter in elk geval geen pianistes maar chorus girls zitten.

Terug naar Stravinsky. Dit was geen film maar realiteit, waaraan vooral de uitvoerenden zichtbaar veel plezier beleefden. Hoewel niet alle veertig handen voortdurende tegelijk actief zijn, is zo'n aantal op zich al indrukwekkend, maar in Bon's bewerking blijft Stravinsky ook Stravinsky. Er werd deze keer onder leiding van een dirigent, de bewerker zelf, gespeeld. Zo heel veel tijd kan er niet geweest zijn om dit samen te repeteren - want waar vind je die 20 instrumenten bij elkaar - en daarom kan ik alleen maar bewondering hebben voor de soepele manier waarop hier samen gemusiceerd werd. Maar het was direct duidelijk dat het laatste deel van Beethovens zevende symfonie, opnieuw door veertig handen gespeeld en deze keer bewerkt door Joan Berkhemer de show zou gaan stelen. Via de lift in het podium verscheen daar om te beginnen in het halfduister een oude piano met twee brandende kaarsen en een kruk ervoor: theater... Daarna kwam Berkhemer op, mèt viool, zette zich op de kruk en begon piano èn viool te spelen. Met het gebruik van losse snaren, linkerhand pizzicato, de krul van de viool om een pianotoets aan te slaan en het doorklinkpedaal van de piano slaagde hij er in beide instrumenten wel degelijk tegelijk te spelen. Hij eindigde op een spannend moment, pakte doodgemoedereerd zijn viool in, besteeg het podiumpje en hief de dirigeerstok.

Wat er daarna gebeurde, leek soms niet echt meer op Beethoven, maar op andere momenten vergat je als luisteraar dat je hier naar piano's zat te luisteren. Met name door tremolo's (snelle afwisselde herhalingen) werd soms een ongelooflijk realistische suggestie gegeven van blazers. Leuk, boeiend, interessant, spannend en opnieuw uitstekend gespeeld onder leiding van Berkhemer, die als een dompteur ronddraaide in die cirkel van klavierleeuwen. Het succes was dermate groot, dat de act inclusief de viool geheel herhaald werd. Snel had het gehad over 'over vijf jaar weer en dan met 25 vleugels' en als het dan weer op dit niveau is kan ik alleen maar zeggen: graag.

PRISKA FRANK


©St. NoPapers

Terug naar overzicht