Balletten uit de twintigste eeuw


El amor brujo van Manuel de Falla, La Création du monde van Darius Milhaud, Façade van William Walton en Fox Trot van Frank Martin: allemaal balletmuziek uit de jaren twintig van deze eeuw. Dit is wel ongeveer de enige overeenkomst tussen deze vier stukken, die onlangs verenigd op een CD uitkwamen. Qua stijl zijn de overeenkomsten ver te zoeken en ook de diverse ontstaansgeschiedenissen hebben vrijwel niets met elkaar gemeen.

Zo ontstond het ballet in één bedrijf, zigeunerscène uit Andalusië, El amor brujo (liefde, de tovenaar) in 1914/15 voor de danseres Pastora Imperio, die behalve dansen ook wilde zingen. Het ballet sloeg niet aan bij het publiek en Falla maakte van de muziek een suite, die merkwaardigerwijs wel succes had. Internationaal brak de muziek echter pas door in 1928 als gevolg van toch weer een balletproduktie in de Parijse Opéra-Comique. De Spaanse sfeer is overigens gebaseerd op quasi-Andalusisch idioom. Van de dertien nummers zijn er vier met inderdaad die vocale partij. Ze worden op deze opname gezongen door de mezzo Jennifer Larmore, die ze met een prachtig donker, 'authentiek' Spaans timbre zingt. Het materiaal mag dan niet, zeg maar, verantwoord zijn, de muziek is voor de luisteraar onmiskenbaar Spaans. Dat schept ook verplichtingen voor de uitvoerenden, want Spaans wordt nu eenmaal geassocieerd met fel, ritmisch en temperamentvol. The Saint Paul Orchestra, dat zich hier onder leiding van music director Hugh Wolff presenteert, werd in 1959 in de VS opgericht. Volgens de toelichting bij de CD wordt het door de critici beschouwd als een van 's werelds meest vooraanstaande kamerorkesten vanwege kwaliteit en avontuurlijke programmering. Aangezien dit mijn eerste confrontatie met dit orkest is kan ik daar niet over oordelen. Onderhavige CD is naast de wetenschap dat het orkest ook veel Mozart - toch niet echt origineel - heeft opgenomen, al het materiaal dat ik voorhanden heb. Waar het dit ballet van Falla betreft moet ik constateren dat er alleen al van de complete versie meer dan een dozijn opnames beschikbaar zijn. Andermaal niet zo origineel dus. En als het nu de definitieve uitvoering en opname waren, die alle andere overbodig zouden maken dan zou dat geen probleem zijn. Maar ondanks de fraaie verrichtingen en expressieve voordracht van de zangeres, mis ik meer dan eens het al genoemde temperament in deze muziek. Zo'n introductie en scene (nr.'s 1 en 9 en ook nog 11) zijn fel, opzwepend en kleurrijk genoeg, maar de Danza del Terror klinkt verre van angstig. Daar ontbreekt soms de spanning, hadden contrasten extremer gekund en elders blijkt de vrij kleine strijkersgroep soms verre van homogeen (nr. 11). De muziek blijft onverwoestbaar en daar kan ook deze opname met een wel heel direct klinkende piano iets aan veranderen. Deze Amor brujo is bij tijden wel erg keurig Spaans, op andere momenten vliegen de vonken er echter wel degelijk vanaf zoals in de Finale.

Schepping
Een totaal andere muzikale taal treffen we aan bij de Fransman Milhaud, die typisch Franse kleuren vermengde met jazzinvloeden. Zijn ballet La Création du monde baseerde hij op een idee van dichter Blaise Cendras. Het was een opdracht van de Ballets Suédois in 1923. Na een voorspel wordt in vijf delen de schepping vanaf de chaos ervoor tot en met de eerste kus van het menselijk paar, waarna maan en sterren beginnen te schijnen. La Création bevat een belangrijke partij voor de saxofoon, die een groot deel van het 'jazzy' materiaal voor zijn rekening neemt, maar ook andere instrumenten worden daarvoor gebruikt. Deze muziek heeft behalve een swingend ook bepaald een eigenwijs karakter. Zo moet het ook gespeeld worden: hoekig en dwars, mysterieus ook soms. Gelukkig is tussen de laatste track van Falla's werk en dit stuk genoeg tijd gelaten om als luisteraar even helemaal op adem te komen, want qua sfeer is het een bepaald harde overgang. Er wordt zeker door de saxofonist geïnspireerd gespeeld, vooral het derde deeltje, verschijning van planten en dieren, is goed pulserend en toch zacht en bijna dreigend uitgevallen. Opnieuw, enige muziek, die overigens wel redelijk kwetsbaar is. Het zou overdreven zijn om te stellen dat de musici van de Saint Paul's Milhauds werk onrecht hebben aangedaan. Ik laat me echter graag overrompelen door een uitvoering van een dergelijke karakteristieke compositie en dat gebeurt hier gewoon niet. Het ontbreekt met name her en der aan pure baldadigheid. Overigens bestaan van deze creatie ook al tien andere CD-opnames.

Andermaal een suite, en dit keer uit Waltons Façade, staat als derde op deze Teldec CD. In de loop van de tijd heeft Walton meer dan veertig van de vaak onzinnige gedichten van Edith Sitwell op muziek gezet. Oorspronkelijk schreef hij deze kostelijke muziek voor zes instrumenten, maar de zettingen waren dermate populair dat de componist er al snel twee suites uit samenstelde. Overigens is niet alle muziek bij Sitwells gedichten overgeleverd, zodat onlangs ook een versie op CD kon worden uitgebracht waarop enkele gedichten zonder begeleidende muziek worden voorgedragen (op het label Discover). Voor de suites breidde hij de bezetting ook uit naar klein orkest. Deze suites dateren uit respectievelijk 1926 en 1938. Het balletgedeelte uit dit verhaal dateert pas uit 1931, toen de befaamde choreograaf Frederick Ashton delen van Façade gebruikte als basis voor een ballet. Het Saint Paul ensemble zette de twee suites achter elkaar op CD. Dit betekent dat de bijbehorende gedichten niet hoorbaar zijn, maar des te meer de vaak heel geestige al dan niet parodiërende muziek in uiteenlopende stijlen. Evenals in Milhauds Création hoort de luisteraar hier regelmatig een baldadige en uitgelaten componist in actie. In de parodieën en salonmuziekachtige gedeeltes kunnen uitvoerenden nauwelijks teveel overdrijven. En een enkele keer horen we ook inderdaad musici die 'lekker gek' doen, zoals in de Tango-Pasodoble en in het laatste nummer, Tarantella Sevillana. Het orkest voelt zich met alert en veelal spits spel kennelijk thuis in dit repertoire, al had ik soms nog extremere uitersten willen horen. En natuurlijk zijn deze suites, waarvan al verscheidene opnames bestonden, niet te vergelijken met de complete Façade. Persoonlijk ben ik nog steeds zeer gecharmeerd van de opname die Riccardo Chailly een paar jaar terug op Decca maakte samen met de London Sinfonietta, de inmiddels overleden Dame Peggy Ashcroft en Jeremy Irons: verrukkelijk.

Als een soort toegift is tenslotte de Fox Trot van Frank Martin, die tevens wis- en natuurkundige was, opgenomen. Deze wat dromerige en soms bepaald melancholieke dansmuziek krijgt een kalme en innige vertolking. Martin schreef in 1924 een Ouverture en Fox Trot voor 2 piano's. Laat nu de in 1928 ontstane orkestbewerking door de componist zelf bij deze voor het eerst op de plaat gezet zijn. Een aardig besluit van een programma waarvan de samenstelling ongebruikelijker is dan de verschillende onderdelen op zich. Wie voor deze combinatie kiest zal waarschijnlijk elders geen alternatief vinden, maar wie op zoek is naar opnames die deze vier stukken het best tot hun recht laten komen, zou best wel eens kunnen kiezen voor andere uitvoeringen. De consequentie is dat men dan ook meer dan één CD zal moeten aanschaffen. En alweer zal een keuze tussen economisch en artistiek belang gemaakt moeten worden. Waar hebben we dat eerder gehoord?

PRISKA FRANK


©St. NoPapers

Terug naar overzicht