Bruno Bettelheim: 'De laatste grens'
De Amerikaanse pedagoog en auteur Bruno Bettelheim werd in 1903 in Wenen geboren. Hij maakte kennis met de psycho-analyse, zat twee jaar gevangen in de concentratiekampen van Buchenwald en Dachau en emigreerde in 1939 naar de Verenigde Staten. Al tijdens de oorlogsjaren schonk hij in publicaties aandacht aan de kampen. Na de oorlog legde hij zich toe op het werken met autistische kinderen, waarmee hij zijn naam en faam als pedagoog vestigde. Wereldberoemd werd hij door zijn behandeling van gestoorde kinderen. Op zijn zesentachtigste maakte hij een eind aan zijn leven, in het voorjaar van 1990.
De bundel essays 'De uiterste grens' is niet het eerste in het Nederlands
vertaalde werk van Bettelheim. Eerder verschenen: 'Massificatie en zelfbehoud'
(1965), 'Het nut van sprookjes' (1980), 'Het verlichte hart: over de psychologische
gevolgen van het leven met extreme angst' (1988) en 'Niet volmaakt maar
goed genoeg' (1990).
Omdat het aantal beschikbare vertalingen van Bettelheim beperkt is en enkele
boeken in de eerste plaats interessant lijken voor deskundigen en vakgenoten
is deze bundel uitstekend geschikt als eerste kennismaking met het werk
van de auteur. Ook de keuze van de opgenomen stukken draagt daar in niet
geringe mate aan bij.
Zowel het herhaaldelijk terugkerende thema van de holocaust komt uitvoerig
in twee essays aan de orde als zijn andere grote onderwerp: de opvoeding.
Daarnaast een kort artikel over psycho-analyse (hoewel kort is dit stuk
schitterend in eenvoud, zeggingskracht en helderheid) waarin ook weer
een kind een hoofdrol speelt en een beschouwing over kunst en kunstonderwijs,
waarin een directe link met de pedagogie wordt gelegd.
Als er een gemeenschappelijk thema in de opgenomen stukken terug
te vinden is, dan is dat het begrip vrijheid. Vragen komen aan de orde
als: wat betekent een vrije opvoeding (het stuk over Summerhill), hoe vrij
waren de Joden (Bettelheim was zelf Jood) in hun keuzes voor en gedurende
de tweede wereldoorlog (vooral de vraag naar het ontbreken van daadwerkelijk
verzet tegen de onderdrukking en misdaden van de Nazi's worden door Bettelheim
indringend besproken) en wat hebben creativiteit en vrijheid - alsook het
onbevangen, c.q. vrij naar kunst kijken - met elkaar te maken?
De artikelen stemmen tot nadenken en prikkelen - niet in de laatste plaats
door de ferme en resolute stellingname van de auteur - tot tegenspraak.
Vooral het essay over de 'vrije opvoeding' zal menig goedwillende ouder
in het verkeerde keelgat schieten. Maar ook die reactie kan leiden tot
een kritisch zelfonderzoek van opvoeders inzake hun pedagogisch gedrag.
Hoewel er dus de nodige vraagtekens te zetten zijn bij sommige van Bruno
Bettelheims opvattingen, verdienen zij een breed publiek. Niet in de laatste
plaats omdat de beschouwingen over de holocaust op recente gebeurtenissen
als de kampen in het voormalig Joegoslavië en het opkomende neo-nazisme
een ander en voor sommigen wellicht nieuw licht werpen.
In zijn inleiding bij de bundel schrijft Jaap van Heerden dat Bettelheim
een eind aan zijn leven maakte 'gekweld door depressies en het verblijf
in een bejaardentehuis' dat hem mateloos deprimeerde. Die zelfgekozen dood
verleent de notities over overleven, die Bruno Bettelheim maakte in het
gelijknamige essay, een bijzonder perspectief.
De vertaling van Karin Spaink is over het geheel genomen onberispelijk,
wat de foutjes die wel terug te vinden zijn des te slordiger en irritanter
maakt. Zo heeft Bettelheim het over een pater Kolbe. In het Engels heeft
de auteur de man een zin later 'Father Kolbe' genoemd, een in Engelstalige
landen algemeen aanvaarde aanspreektitel. Maar om dat in het Nederlands
nou klakkeloos te vertalen als 'Vader Kolbe'...
Een tweede fout is storend en voor niet-ingewijden wellicht onbegrijpelijk.
In de vertaling staat er dat Bettelheim verwijst naar het '...gebed met
Passover...'. Hij bedoelt: het bij het Joodse Paasfeest uitgesproken gebruikelijke
gebed. Elk Engels woordenboek geeft de betekenis van het woord Passover.
Tenslotte moet in een overzichtswerk als dit het ontbreken van een bibliografie
als een omissie worden beschouwd.
Harry Fleurke