Heeft de medische ethicus recht van spreken?


Gerard de Vries:
'Gerede twijfel; over de rol van de medische ethiek in Nederland'

Waar hoort de medische ethicus zich mee bezig te houden? Anders gesteld: waarover mag de ethicus, krachtens zijn deskundigheden en daarvan afgeleide bevoegdheden, uitspraken doen?
Naarmate de medische technologie zich verder ontwikkelt, nemen de vragen betreffende de gewenste of juist ongewenste toepassing van de technieken toe. Nieuwe methodes vereisen antwoorden op vragen naar de morele toelaatbaarheid. Anderzijds dwingen maatschappelijke (sociale en economische) ontwikkelingen eveneens tot een bezinning op bijvoorbeeld het gebruik en de verdeling van middelen in de gezondheidszorg. Zijn daar selectie-criteria voor te ontwikkelen?
De laatste decennia wordt in de media in toenemende mate een beroep gedaan op de deskundigheid van de medische ethicus om uitspraken te doen over de morele implicaties en ethische dilemma's inzake uiteenlopende geneeskundige vraagstukken. Heeft de ethicus recht van spreken?
De hoogleraar wijsbegeerte Gerard de Vries betwijfelt dat. Vooral de rol die de ethicus zich in de loop van de tijd heeft aangemeten, stelt De Vries daarbij ter discussie.
De ethicus dient zich in de eerste plaats op te werpen als de vertolker van wat er leeft, van de morele problemen die er zijn zoals ze er zijn; hij heeft een observerende en inventariserende rol en beschrijft de problemen. Dat is niet niks, want die formulering is al een belangrijke stap tot mogelijke oplossingen. Dit wil echter niet zeggen dat de ethicus ook de bevoegdheid heeft om zelf oplossingen aan te dragen. Want, aldus De Vries, dergelijke oplossingen zijn noodzakelijkerwijs generaliserend, omdat ze dienen te gaan over een grootste gemene deler. En dat is precies wat er gebeurt.
De medische ethicus gaat niet in op de wezenlijke problemen, maar formuleert standaard-procedures met een grote algemene toepasbaarheid. Om verschillende redenen is dit een aanvechtbare zaak. Door het vastleggen van procedures, het beschrijven in protocollen van toetsingscriteria, treedt verstarring op. Maar de moraal is veranderbaar en kenmerkt zich door flexibiliteit.
Ter illustratie verwijst De Vries naar de opkomst van de narcose, waartegen aanvankelijk veel ethische bezwaren bestonden, uit de hoek van zowel de medici als de moraaltheologen.
Een ander voorbeeld is het grote morele bezwaar van veel medici tegen het plegen van onderzoek onder patiënten naar het effect van nieuwe geneesmiddelen in het begin van deze eeuw, terwijl daar vandaag de dag aanmerkelijk minder negatief over wordt gedacht en steeds vaker de noodzaak van dergelijke research wordt benadrukt.
Een ander bezwaar tegen de medische ethicus als probleem-oplosser is echter ernstiger. Verreweg de meeste morele problemen spelen zich af in het grensgebied van de geneeskunde. Veelal gaat het om exceptionele situaties: wel of niet een te vroeg geborene met grote aangeboren afwijkingen met alle medische hulpmiddelen te verzorgen/in leven te houden; wel of niet reageerbuisbevruchting of kunstmatige inseminatie; wel of niet euthanasie; wel of niet een transplantatie of andere grote chirurgische ingreep?
Achter de verschillende cases die de ethicus gebruikt om het eigen vertoog te ondersteunen, zitten even zovele persoonlijke, vaak tragische levensgeschiedenissen. Die laten zich niet vangen in toetsingcriteria, protocollen, procedures en algemene overwegingen van morele aard.
Wie zelf met de tragiek van deze dilemma's geconfronteerd wordt, persoonlijk of beroepshalve, komt er snel achter dat een afweging zich niet uitsluitend dan wel hoofdzakelijk afspeelt op een of ander belangenniveau, maar dat emoties een overheersende rol spelen. En die laten zich nu eenmaal niet in regels vangen. Dat maakt ze niet minder legitiem als meewegende factor in fundamentele besluiten betreffende leven of dood.
Een ethicus heeft daar geen antwoorden op. Dat hoeft ook niet. Hij dient er echter wel rekening mee te houden, zijn beperkingen te onderkennen en terug te treden waar die persoonlijke tragiek in het geding is. Daar horen geen pasklare oplossingen. En daar zou de medische ethicus in het beroepsmatig optreden het ethische fatsoen moeten hebben zich bescheiden terug te trekken.
Gerard de Vries heeft het bewonderenswaardige vermogen om ingewikkelde problemen op een heldere manier te verduidelijken, ook waar hij schrijft over zijn eigen vakgebied, de filosofie. 'Gerede twijfel' is een boekje dat iedereen die met de gezondheidszorg te maken heeft of krijgt zou moeten lezen. En dat doen we tenslotte allemaal.

Harry Fleurke


©St. NoPapers

Terug naar overzicht