Heleen Pott:
'De liefde van Alcibiades; Over de rationaliteit van emoties'
Enige tijd geleden werd in deze rubriek een boek besproken met filosofische
beschouwingen over het medium film. De recensente vond het vooral geschikt
voor wat zij noemde de 'intelligentia'. Uit de context van haar stuk viel
op te maken dat ze met name het taalgebruik, het filosofische jargon, een
te hoge drempel vond voor de gemiddelde lezer.
Dat de taal en de terminologie waarvan filosofen zich bedienen om hun vak
te bedrijven, niet altijd uitblinkt in helderheid en transparantie zal
iedereen die ooit een filosofisch werk ter hand nam bevestigen. De vraag
is echter of het kunnen volgen van een filosofische redenering in eerste
instantie ook maar iets te maken heeft met de intelligentie van de lezer.
Met de kwalificatie 'moeilijke boeken' wordt m.i. minstens zo vaak bedoeld
dat de lezer zich een zekere inspanning moet getroosten om de inhoud van
het geschrevene te begrijpen en in zich op te nemen. Helaas lijkt in onze
huidige leescultuur (voor zover daar nog sprake van is) de opvatting te
hebben post gevat, dat een boek alleen maar goed kan zijn als het lekker
vlot wegleest.
Zo'n boek is 'De liefde van Alcibiades' van Heleen Pott niet. Toch
verdient het de aandacht van een breed en groot publiek, omdat het een
schitterend en rijk boek is: vanwege de grote eruditie waarmee het geschreven
is, vanwege de originele aanpak en benadering van het door haar aangesneden
onderwerp en in de eerste plaats vanwege het onderwerp zelf: de menselijke
emoties.
Valt daar wel iets over te zeggen? In brede kring heerst nog altijd de
opvatting (die eeuwen geleden al door bepaalde filosofen werd aangehangen)
dat gevoelens zo individueel, zo irrationeel zijn dat er in wezen weinig
zinnigs over te zeggen valt: je voelt wat je voelt. Bovendien leeft de
gedachte dat men door het nadenken en praten over emoties de emoties zelf
niet serieus neemt, tekort doet. Beide veronderstellingen gaan er vanuit
dat emoties, hoewel strikt persoonlijk, universeel en van alle tijden zijn.
Meteen in het eerste hoofdstuk maakt Pott duidelijk dat dit niet het geval
is. Zij geeft een historisch overzicht van het filosofische denken over
emoties door de eeuwen heen en komt tot de conclusie dat Plato, Zeno, Descartes,
Hume of Kant het niet over hetzelfde hebben wanneer zij hun opvattingen
erover verwoorden.
Niet alleen de emoties zijn echter onderwerp van deze beschouwing, met
de emoties als aanleiding schetst de auteur de wegen en ontwikkeling van
de filosofie zelf. Als vertrekpunt koos zij daarbij voor Plato's verslag
van de liefde tussen Socrates en Alcibiades. Lange tijd volgde de filosofie
de 'weg van Socrates': de aardse genoegens en banale emoties zijn niet
meer dan stappen naar het hogere, het schone, het ideale.
Pott meent (zoals uit de titel van het boek al blijkt) dat de filosofie
zich gaandeweg meer bezig is gaan houden met de concrete werkelijkheid,
niet met beschouwingen vanaf een hoger gelegen standpunt van waaruit alles
goed zou zijn te overzien en 'beter' is, maar met erkenning van de chaos
en het gebrek aan logica waaraan mensen (en zeker menselijke emoties) ten
prooi zijn. Alcibiades mag zich dan wel niet op het 'hogere plan' van Socrates
bevinden, in de door Plato beschreven liefdesverklaring aan zijn minnaar
Socrates heeft Alcibiades in alle oprechtheid blijk gegeven van zijn liefde
die hij bepaald niet lager/minder acht dan de verheven ideeën van
Socrates. Bovendien, zo vraagt Pott zich met Alcibiades af, heeft die verhevenheid
nog wel iets met het menselijke te maken?
In andere hoofdstukken belicht de auteur onderwerpen als het verband (en
het onderscheid) tussen emoties, de wijze waarop en de weg waarlangs zij
zich uiten. Zijn emoties 'voorspelbaar'? Zeker is dat veel mensen in vergelijkbare
situaties dezelfde emoties ervaren. Maar het omgekeerde lijkt veel vaker
te gebeuren: emoties gaan, oppervlakkig bezien, hun eigen gang en staan
los van bepaalde gebeurtenissen die er aan vooraf (zouden) zijn gegaan.
Dat het wat ingewikkelder in elkaar zit, weet Heleen Pott met verschillende
voorbeelden treffend te illustreren.
In een ander hoofdstuk belicht de auteur de invloed van Sartre op het moderne
denken over emoties. Zij doet dat zeer uitvoerig en vooral in dit hoofdstuk
verwoordt zij zeer helder de basis-opvattingen van de Franse filosoof,
zodat het ook voor niet-ingewijden goed te volgen blijft.
Het boek wordt afgesloten met twee afrondende hoofdstukken. In het voorlaatste
hoofdstuk past Pott de door haar geleidelijk in de voorgaande hoofdstukken
ontwikkelde stellingen met betrekking tot het denken over emoties toe op
de begrippen verliefdheid en liefde. Zij gaat in op de begrippen eros,
agape en seks.
In het kader van haar totale studie ligt het voor de hand dat ze slechts
twee van de begrippen die de Grieken gebruikten om het woord liefde aan
te geven (de verschillende woorden gaven uitdrukking aan de 'soort liefde'
die werd bedoeld) gebruikt, maar ik zou het interessant hebben gevonden
als ze ook de twee andere Griekse woorden voor liefde (philia en storge)
in haar betoog zou hebben betrokken.
In het laatste hoofdstuk tenslotte geeft Heleen Pott, weer met behulp van
het eerder te berde gebrachte, een goed inzicht in hoe het veranderende
denken in de filosofie de filosofie zelf diepgaand heeft beïnvloed
en dat nog doet. 'De liefde van Alcibiades' is een diepgravend onderzoek
naar de aard en het wezen van emoties. Daar kan niet alleen over gedacht,
gesproken en geschreven worden, dat moet ook.
Heleen Pott presteerde het om niet minder dan een 'archeologie van de gevoelens'
te schrijven. Zou het toeval zijn dat juist een vrouw dit studie-onderwerp
koos?
HARRY FLEURKE