'...om levenslang te leren wie je bent...' (blz. 73)


André Zegveld: 'Een plaats om te wonen.
Over spiritualiteit en menswording'

In hun onbevangen eenvoud doen kinderen vaak wijze uitspraken. 'Ik weet niet wie God is, dat hebben we nog niet gehad', is zo'n uitspraak.
Lag het maar zo simpel. Waren God en de bijbel maar zo eenduidig als een rekensommetje. De werkelijkheid is natuurlijk, zoals altijd, ingewikkelder, althans ingewikkelder gemaakt. Door volwassenen uiteraard. Juist de overtuiging van groepen mensen dat de bijbel maar op één manier gelezen kan worden leidde (en leidt nog steeds) tot een groot aantal kerkgenootschappen, tot zeer diverse theologische stromingen, tot dogma's en regels die exact aangeven hoe er gelezen diende te worden en welke gevolgen die ene, bepaalde lezing voor het gedrag en de leefwijze van individuele gelovige en groep had.
In wezen is André Zegvelds lezing en uitleg, zoals hij die ontvouwt in 'Een plaats om te wonen' in eerste instantie ook een zienswijze, een eigen manier van kijken en luisteren naar de bijbelverhalen. Een belangrijk verschil met de eerder genoemde lezingen is echter dat de auteur het, voor het werkelijk verstaan van de bijbel, noodzakelijk vindt dat lezers en 'hoorders' leren heenkijken door het stof van dogma's, eenzijdige interpretaties, vernietigende regels en voorschriften, die - geheel in strijd met de bevrijdende boodschap die de bijbel wil zijn - mensen beperken en onderdrukken. Zegveld (zelf benedictijn van de Adelbert-abdij in Egmond) bevindt zich in zijn opvatting in goed gezelschap van 'moderne' en binnen de katholiek controversiële theologen als Schillebeeckx en Drewermann, door wie hij zich nadrukkelijk heeft laten inspireren.

Geloven is niet alleen een kwestie van overtuiging, het geloof kent ook een ervarings- en belevingskant, het terrein van de spiritualiteit. Het gaat daarbij om essentiële vragen naar zin en zijn van het persoonlijke leven. 'Spiritualiteit', schrijft Zegveld, 'is het willen zoeken naar die vragen en gedachten die ten leven strekken'. Die zoektocht loopt niet over gebaande paden, voorgeschreven door een 'papieren paus' (een manier waarop veel gelovigen geneigd zijn de bijbel te gebruiken), maar wordt gekenmerkt door wat Zegveld omschrijft als 'het ongebaande'. Dat vereist dat de zoekende mens bereid en in staat is zich los te maken van dogmatisme en voorschriften en de bijbel ook te lezen als een boek met verhalen van mensen die, net als wij, zichzelf willen verwerkelijken en antwoorden willen vinden op vragen die bijdragen aan hun menszijn en vooral hun menswording.
André Zegveld biedt in die context een frisse en verrassende zienswijze op soms overbekende bijbelverhalen aan, die voor veel mensen, grootgebracht met een benauwend en beangstigend godsbeeld, als hoogst bevrijdend over zal komen.
Zegvelds gedachtengoed is niet nieuw. En hoewel hij in de literatuuropgave niet verwijst naar de 13de eeuwse mysticus meester Eckhart zijn sommige ideeën al in diens preken terug te vinden, o.a. in een preek over 'Menswording. Over vrijheid en leven zonder waarom', en het boek 'Van God houden als van niemand'.
Persoonlijk speelde tijdens de lezing van dit waardevolle en inspirerende boek voortdurend een uitspraak van Multatuli door mijn hoofd: 'De roeping van de mens is mens te zijn'. Tenslotte laat de essentie van wat André Zegveld betoogt zich misschien het beste illustreren met een voorbeeld uit de 'Chassidische vertellingen' van Martin Buber. Rabbi Sussja van Hanipol zei vlak voor zijn dood: 'In de komende wereld zal men mij niet vragen: Waarom ben je Mozes niet geweest? Ze zullen mij vragen: Waarom ben je Sussja niet geweest?'

HARRY FLEURKE


©St. NoPapers

Terug naar overzicht