Artsen Zonder Grenzen: 'Brieven naar het thuisfront'
Artsen Zonder Grenzen ontstond in het begin van de jaren '70, o.a.
uit onvrede met de beperkingen van de bestaande hulpverleningsorganisaties,
of beter: uit onvrede over de traagheid waarmee de hulpverlening tot stand
kwam (o.a. door allerlei bureaucratische regels) juist daar waar die het
hardst nodig was, bij natuurrampen en in oorlogssituaties. AZG stelde zich
drie doelen: dáár te zijn waar anderen niet komen, een snelle
interventiepolitiek en de plicht om 'te getuigen', d.w.z. de wereld kond
te doen van wat de medewerkers van AZG waarnemen in het veld.
In de tachtiger jaren maakte AZG een enorme groei door en vandaag de dag,
ruim twintig jaar later, is de organisatie niet meer weg te denken. Hoewel
het werk van AZG, mede door de informatie via de media, weliswaar bekend
mag worden verondersteld, bleef de vraag wat de activiteiten in vaak hoogst
erbarmelijke, primitieve en deprimerende omstandigheden voor de werkers
zelf betekent, tot nu toe onbeantwoord.
'Brieven van het thuisfront' voorziet in die leemte met een verzameling
brieven, die de werkers in de loop van de jaren, globaal vanaf het midden
van de jaren tachtig t/m juni van dit jaar, stuurden naar vrienden, bekenden
en familieleden.
De toon en inhoud van het geschrevene varieert van gedetailleerde verslagen
over gebeurtenissen tot uiterst geëmotioneerde beschrijvingen van
de persoonlijke ervaringen. Grote tegenslagen en kleine overwinningen wisselen
elkaar af en fundamentele vragen naar de zin van het werk worden niet uit
de weg gegaan en zijn door de samenstellers niet buiten de verzameling
gehouden.
Vergelijkbare ervaringen leiden soms tot tegengestelde conclusies. Een
medewerker die in een Afrikaans land met de gevolgen van oorlogsgeweld
wordt geconfronteerd, schrijft dat hij blij is dat hij ooit militaire dienst
heeft geweigerd en dat hij voorstanders van 'militair ingrijpen' in bepaalde
situaties graag eens zou uitnodigen om hen te confronteren met de gruwelen
van het geweld.
Een andere medewerker bericht vanuit het voormalige Joegoslavië dat
hij soms zou willen dat de blikken voedsel die hij distribueert, granaten
zouden zijn, zo uitzichtloos lijkt de wederzijdse genocide in het diep
verdeelde land.
Wat opvalt is ook dat de veldwerkers weliswaar gruwen van de alom heersende
dood die zij op hun arbeidsterrein tegenkomen, maar dat het verlies van
persoonlijke bekenden, met name naaste medewerkers, minstens zo diep snijdt.
In enkele brieven wordt het werk van AZG vergeleken met een poging om een
vierkant te laten rollen, wat er in de praktijk op neerkomt dat geprobeerd
wordt de scherpste hoeken af te ronden, aldus een van de brievenschrijvers.
Ondanks de uiterst zorgelijke omstandigheden waaronder de werkers hun werk
moeten verrichten, klinkt in veel brieven een toon van gematigd optimisme
door en weet men regelmatig de humor te bewaren.
Op enkele uitzonderingen na bevat het boek geen literaire hoogstandjes,
maar dat was uiteraard ook allerminst de bedoeling. Wel krijgt AZG door
de brieven een menselijker en persoonlijker gezicht. En dat lijkt me een
belangrijke bijdrage in de kijk op deze en vergelijkbare organisaties,
waarbij het pathetische en de valse heroïek voortdurend op de loer
liggen.
HARRY FLEURKE