Discutabele 'derde weg' voor verpleging


Gerlinde Schwartze:
'Verplegen en genezen met de kracht van het hart'

De introductie van het Hoger Beroepsonderwijs voor Verpleegkundigen in het begin van de zeventiger jaren heeft er in belangrijke mate aan bijgedragen dat de verpleegkundige theorievorming in Nederland goed op gang kwam. Er werd veel werk verzet en sinds het midden van de jaren tachtig is het mogelijk om verplegingswetenschappen te studeren in eigen land.
Vanaf het begin van deze ontwikkelingen is gezocht naar een filosofische bedding voor de verpleegkunde en aanvankelijk meende men die vooral te kunnen vinden in het holisme, waarmee in dit kader werd bedoeld: zorg en aandacht voor de totale zieke mens, in het besef dat een mens meer is dan zijn ziekte.
Waar de geneeskunde zich richt op de preventie en behandeling van de ziekte, beweegt de verpleegkundige zich eerder op het terrein van het ziek-zijn.
Hoewel het holisme als denkbeeld na enige jaren weer uit het oog werd verloren, kreeg de visie erachter zeer concreet vorm in de praktijk met de invoering van de integrerende verpleegkunde, waarbij de taakgerichte verpleging het veld ruimde voor de totale zorg voor een patiënt door één verpleegkundige: nieuwe begrippen als patiënten-toewijzing, het verpleegkundig dossier en het werken met verpleegplannen werden ingevoerd en kregen binnen enkele jaren hun beslag in de verpleeg-praktijk, zowel in de eerste (thuiszorg) als in de tweede lijn (zorg-instellingen).
Lange tijd waren de verwachtingen over een meer wetenschappelijke, theoretische benadering van de verpleegkunde dermate hooggespannen dat sommige voortrekkers nog wel eens door konden slaan. Zeker in de eerste deeltjes van de befaamde reeks 'Verpleegkundige studies' benadrukken de auteurs regelmatig hoe belangrijk de omslag is van een traditionele, vooral intuïtieve naar een meer theoretisch gefundeerde verpleegkunde. Overigens zou het nogal wat jaren en veel moeite kosten voor de bevlogen ideeën van de theoretici doordrongen tot en toegepast werden in de praktijk.
Pas de laatste jaren begint de verpleging te beseffen dat men weliswaar terecht veel meer aandacht aan de theoretische grondslagen van het beroep heeft besteed, maar dat men wellicht wat al te snel het kind met het badwater heeft weggegooid: dat intuïtieve element, dat in het verleden overheerste in de verpleging, is - hoewel misschien nauwelijks benoembaar - zo eigen aan de zorg dat het daar onmogelijk van kan worden losgekoppeld. Simpel gesteld: zorg, waarin die intuïtie ontbreekt is slechts half en ontoereikend. Want: hoe meet ik troost?

Een boek met de titel 'Verplegen en genezen met de kracht van het hart' kon dan ook alleen maar gaan over dit enigszins verwaarloosde aspect van de verpleging, zo meende ik. Helaas blijkt dit slechts zeer ten dele het geval te zijn en dan nog ergens tussen de regels.
De auteur Gerlinde Schwartze put uit haar jarenlange ervaring in de verpleging, in dit geval de Duitse verpleging.
Het beeld van de verpleging bij onze oosterburen zoals dat opdoemt in haar boek is niet florissant: de verpleegkundige als verpleeg-techneut, die steeds minder tijd heeft voor de patiënten en zich beperkt tot de hoogst-noodzakelijke handelingen en verzorging.
Zeker in vergelijking met Nederland lijkt de theorievorming aan Duitsland grotendeels aan de verpleging voorbij te zijn gegaan. Schwartze rept er althans met geen woord over en voor zover zij dat wel doet, suggereert ze dat ze zelf het wiel heeft uitgevonden.
De empathische benadering van patiënten (door Schwartze omschreven als 'toewijding') wordt al sinds jaar en dag als een belangrijk en onmisbaar onderdeel van het professionele verpleegkundige handelen beschouwd in Nederland, maar blijkt - weer afgaand op de auteur - tot Duitsland nimmer te zijn doorgedrongen. In ieder geval signaleert zij een enorme discrepantie tussen theorie en praktijk.

Gerlinde Schwartze presenteert in haar boek een andere manier van kijken naar, een andere visie op gezondheid, ziekte en ziek-zijn en daaruit volgt dan een mogelijke andere benadering door de verpleegkundige van de patiënt, een andere vorm van verplegen.
Zij sluit direct aan bij wat binnen het New Age denken steeds meer gemeengoed wordt: de mens die zelf verantwoordelijk is voor zijn gezondheid en ziekte.
Ziek-zijn is in haar optiek een uiting van een 'psychische onvolkomenheid' (wordt op de achterflap voorzichtig geformuleerd). Maar die uitdrukking camoufleert de werkelijke boodschap: een mens creëert zijn eigen gezondheid en ziekte.
Ook wie een dergelijk denkbeeld niet - zoals ik - meteen radicaal afwijst, blijft met de enkele jaren geleden door Karin Spaink luidkeels gestelde vragen zitten. En ook Gerlinde Schwartze omzeilt de meest essentiële van deze vragen: als ik verantwoordelijk ben voor mijn eigen ziekte, hoe kan ik daar mee leren omgaan, mee leren leven (of mee leren doodgaan) zonder me schuldig te voelen?
Voor het overige is het beeld van de verpleging nogal eenzijdig en ongenuanceerd en is Schwartze's visie slechts in beperkte mate van toepassing op de Nederlandse verpleegsituatie. Het is gewoon niet waar dat de gemiddelde verpleegkundige in haar werk bewust of onbewust zo lang en veel mogelijk de afhankelijkheid van de patiënt versterkt en bevestigt. Integendeel. De verpleegkundige is er juist voor om de patiënt zo lang en veel mogelijk zelfstandig te houden en slechts aan te vullen wat een patiënt tijdelijk niet kan.
Dat fundamentele uitgangspunt werd overigens al ergens in de jaren vijftig geformuleerd door een van de pioniers van de verpleegkundige theorievorming Virginia Henderson. Gerlinde Schwartzes pleidooi voor een alternatieve vorm van verplegen staat of valt met de aanname van haar theorieën over gezond en ziek zijn. En vooralsnog zullen maar weinig verpleegkundigen en patiënten zich daarin kunnen vinden. Voorlopig zal ik dus nog even moeten wachten op dat boek over de intuïtieve aspecten van het verplegen. Helaas.

HARRY FLEURKE


©St. NoPapers

Terug naar overzicht