Kersten/Gruber:
'Het Jezus-komplot. Het bedrog rond de lijkwade'
Jezus was één meter twee-en-tachtig, woog 79 kilo en
had bloedgroep AB.
Niet dat het er theologisch gezien iets toe doet, maar het maakt hem als
historisch figuur ineens een stuk menselijker, al zal het definitieve bewijs
dat deze 'harde' gegevens kloppen wel nooit met volledige zekerheid bevestigd
kunnen worden.
Niet dat het profiel als zodanig niet zou kloppen (met allerlei ingenieuze
technieken stelden Kersten en Gruber het samen op basis van de gegevens
die de befaamde (beruchte?) lijkwade van Turijn hen verschafte) maar of
het daadwerkelijk op Jezus van toepassing is, zal uiteindelijk in de nevelen
van het verleden gehuld blijven.
In 1988 kwam de doek, waarop vaag de afdruk van een mannelijke figuur valt
waar te nemen, voor het laatst in het nieuws. Op verzoek van het Vaticaan
hield een team wetenschappers zich bezig met een onderzoek naar de echtheid
van de lijkwade.
Door middel van de koolstof- of C14-methode kwam de wetenschap tot de conclusie
dat de doek uit de 14de eeuw dateerde en derhalve niet een afdruk van Jezus
kon zijn.
Holger Kersten en Elmar Gruber volgden het nieuws en hadden zo hun twijfels.
Dat stelde hen voor de cruciale vraag of het Vaticaan er misschien belang
bij had dat de authenticiteit van de lijkwade werd aangevochten (en als
het kon wetenschappelijk ondersteund) en zo ja, wat kon dit belang dan
zijn? Bovendien: als het om het belang van de kerk te doen was, hoe zat
het dan met het onderzoek?
In het eerste deel van 'Het Jezus-komplot' gaat Kersten uitvoerig in op
deze laatste vraag. Hij zet alle onderzoeken die er in de loop van de
jaren zijn gedaan op een rijtje, waarbij vooral het onderzoek naar resten
stuifmeel op de lijkwade in het verleden interessante gegevens opleverde.
Het laatste en voorlopig definitieve onderzoek uit 1988, waarbij onderzoekcentra
uit Amerika, Engeland en Zwitserland werden betrokken, bepaalde zich tot
de vaststelling van de ouderdom, op basis van enkele vezels van de doek
zelf, met behulp van de C14-techniek.
In zijn speurtocht naar de reconstructie van dit onderzoek moet Kersten
nogal wat tegenstand overwinnen: wetenschappers die niet met hem wensen
te spreken of hem zelfs willens en wetens mijden, die uiterst vaag blijven
over de gevolgde procedures tijdens het onderzoek, die aan plotseling geheugenverlies
lijden en over elkaar tegensprekende onderzoeksresultaten blijken te beschikken,
waarvoor ze geen redelijke verklaring kunnen geven.
Ook met het vergelijkingsmateriaal dat de onderzoekers kregen (vezels van
een 13de eeuwse koormantel van de heilige Lodewijk) blijkt behoorlijk gerommeld
te zijn en van de in 1988 gedane uitspraak dat drie instituten onafhankelijk
van elkaar tot een zelfde datering zijn gekomen, laat Kersten weinig overeind.
Terwijl het onderzoek nog liep, hadden de centra contact met elkaar en
een vergelijking van de resultaten laat grote verschillen zien. Redenen
genoeg kortom voor ernstige twijfels aan de betrouwbaarheid van de uitslag.
Maar waarom dat geknoei met de waarheid?
In het tweede hoofdstuk schetst Elmar Gruber de geschiedenis van de lijkwade,
die veel verder terug blijkt te gaan de 14de eeuw. Tenminste voor wie bereid
is mee te gaan met de reconstructie van de auteur, die zich in zijn verhaal
voornamelijk baseert op oude geschriften en zijn interpretatie daarvan.
Zoals bij veel relikwieën het geval is, blijken ook bij de lijkwade
van Turijn de Tempeliers een belangrijke rol gespeeld te hebben en omgekeerd:
in de religieuze praktijken van deze nog steeds even fascinerende als mysterieuze
geestelijke ridderorde had de doek - alweer in de optiek van Gruber - een
centrale functie.
De auteur weet met zijn methode het spoor van de lijkwade praktisch terug
te volgen tot Jezus' tijd.
Het derde hoofdstuk, ook door Gruber geschreven, gaat uit van de veronderstelling
dat de lijkwade inderdaad aan Jezus heeft toebehoord en reconstrueert de
gebeurtenissen in Jezus' leven op basis van wat de bijbel er over meldt.
Daarnaast geeft de auteur veel aandacht aan het gedachtengoed van de Essenen
(van wie met name veel meer bekend werd door de Dode Zeerollen - zie daarover
BOEK0251.HTM), waarmee Jezus' leven en leer volgens veel moderne bijbelse
historici nauw verbonden was.
'Het Jezus-komplot' sluit af met een beschrijving van de veronderstelde
motieven achter de 'wetenschappelijke zwendel' en de belangen die het Vaticaan
daarbij had.
Kersten en Gruber gaan er vanuit dat de afdruk op de lijkwade inderdaad
van een gekruisigde is en dat die gekruisigde Jezus was. Alleen is, alweer
volgens de auteurs, Jezus nooit dood geweest.
Het Vaticaan moet dat geweten hebben en had er alle belang bij om openbaarmaking
van die wetenschap te verhinderen. Want Jezus' opstanding uit de dood heeft
een spil-functie in de christelijke theologie. Door die weg te laten stort
het hele bouwwerk in. En dat kon natuurlijk niet. 'Dus' kan de lijkwade
van Turijn niet de afdruk van Jezus bevatten. Want de leer is sterker dan
de geschiedenis.
Kersten en Gruber dragen een overvloed aan materiaal aan om hun veronderstellingen
te staven en te onderbouwen. Desondanks is ook met 'Het Jezus-komplot'
het laatste, definitieve woord over de historische figuur Jezus en zijn
enorme betekenis voor miljoenen mensen niet gezegd, zoals eerder opgemerkt.
Maar dat het fascinerende lectuur op kan leveren is zeker.
HARRY FLEURKE