Kalden/Beker (red.):
'Het perfecte kind. Kunstmatige voortplanting in Nederland'
Hoe ver kun je gaan? Waar liggen de grenzen? Mag alles wat kan?
Het waren deze vragen die centraal stonden in de door de journalisten André
Kalden en Peter Beker samengestelde documentaire 'Het perfecte kind'. Daaraan
vooraf gaat de vraag: wat is er mogelijk op het gebied van kunstmatige
voortplanting, toegespitst op kunstmatige bevruchting, bevruchting buiten
de moeder, in een reageerbuis, met een wetenschappelijke term aangeduid
als In Vitrio Fertilisatie ofwel IVF.
Omdat een documentaire uiteraard gebonden is aan beperkingen en het niet
voor uitzending gebruikte interview-materiaal waardevol genoeg was, besloten
de samenstellers van 'Het perfecte kind' de resultaten van de gesprekken
in bewerkte vorm te bundelen in een boek dat dezelfde titel als de documentaire
kreeg.
Hoewel reageerbuis-bevruchting aanvankelijk op nogal wat weerstanden stuitte,
lijkt de methode als redelijk succesvolle behandeling tegen onvruchtbaarheid
inmiddels voldoende ingeburgerd om op brede schaal toegepast te worden.
Dat daarmee de bezwaren allerminst zijn verdwenen, is het eerste wat opvalt
in het boek. Het betreft om te beginnen bezwaren die het gevolg zijn van
de methode zelf: de kans op het krijgen van twee- of meerlingen neemt drastisch
toe en blijkt o.a. uit het procentueel sterk gestegen aantal meerlingen
op het totaal aantal geboren kinderen over een aantal jaren bekeken.
Dat dit ingrijpende gevolgen heeft voor het gezin hoeft geen nader betoog,
maar enkele geïnterviewden zien dit toch als een (soms nogal zwaar
aangezet) bezwaar of op z'n minst een probleem.
De kosten die aan de behandeling zijn verbonden zijn hoog, zo hoog dat
in enkele gesprekken de vraag wordt opgeworpen of de hoogte van de immers
door de gemeenschap te dragen kosten wel opweegt tegen het resultaat. Desgevraagd
heeft de medisch ethicus Heleen Dupuis bij verschillende gelegenheden deze
kosten ook genoemd als een mogelijk moreel bezwaar. Immers: het geld kan
maar één keer worden uitgegeven en in die context dringt
de vraag zich op of er in de geneeskunde geen andere prioriteiten gesteld
dienen te worden. Overigens wordt dit argument in 'Het perfecte kind' slechts
zijdelings genoemd.
Bijzonder boeiend zijn de bijdragen waarin een relatie wordt gelegd tussen
de beschikbaarheid van de methode en de toenemende tendens van vrouwen
om op steeds latere leeftijd kinderen te krijgen. Naarmate een vrouw ouder
is, neemt de kans op onvruchtbaarheid toe. Bij steeds effectievere resultaten
van IVF hoeft die keuze echter nauwelijks een probleem te zijn; zo kan
een vrouw eerst aan haar carrière werken en pas later aan kinderen
denken. Maar naarmate vrouwen op latere leeftijd kinderen krijgen, stijgt
ook de kans dat er iets met het kind is en/of dat er complicaties bij de
bevalling optreden. Wat dan weer de vraag oproept of er geen andere maatregelen
van de overheid getroffen zouden moeten worden, die het hebben van zowel
kind als baan mogelijk maken, zonder verlies van carrière-mogelijkheden
en een al te grote teruggang van inkomsten.
In 'Het perfecte kind' wordt overigens door een van de sprekers wel een
erg rechtlijnige redenering gevolgd: kinderen zijn een investering in de
maatschappij van morgen, daar hebben alle burgers belang bij dus zou ook
de samenleving als geheel op moeten draaien voor de extra kosten in het
geval van bijvoorbeeld langere periodes van ouderschapsverlof met behoud
van (een gedeelte van) de inkomsten. Maar dat lijkt mij nou juist éen
van de dilemma's. In onze tijd met nagenoeg volmaakte anti-conceptie kan
bijna iedereen kiezen voor kinderen en als zodanig zou het wel bijzonder
onredelijk zijn als de samenleving als geheel (laat staan de mensen die
er voor kiezen om geen kinderen te krijgen dan wel ze niet kunnen krijgen)
in gelijke mate voor die kostenpost op moet draaien. Een van de centrale
ethische vragen waar het boek om draait is het manipuleren met embryo's.
Het gaat daarbij om twee verschillende toepassingen:
Zowel voor- als tegenstanders van beide worden door de journalisten
aan het woord gelaten, zodat een aardig compleet beeld ontstaat van de
argumenten voor en tegen.
Een kort overzicht: Onderzoek van embryo's op genetische afwijkingen is
mogelijk, correcties zijn in bepaalde omstandigheden heel goed realiseerbaar,
maar moet je dat wel doen? Ook bij een normale zwangerschap zal onderzoek
naar afwijkingen (via vlokken- en vruchtwateronderzoek) in principe alleen
maar plaatsvinden wanneer dat om de een of andere duidelijke reden geïndiceerd
is.
Omgekeerd geldt: heeft een ouderpaar dat te maken krijgt met IVF de mogelijkheid
om een dergelijk onderzoek te weigeren. Heel ongenuanceerd zou de vraag
dan kunnen luiden: heeft een echtpaar 'het recht om het risico te lopen'
om bijvoorbeeld een mongooltje te krijgen? Of, aansluitend bij een eerdere
opmerking: bevordert genetisch onderzoek van het embryo niet het krijgen
van kinderen op latere leeftijd, omdat het risico immers verkleind wordt?
Is het terecht dat de methode voor dit soort doeleinden gebruikt wordt?
De vraag naar gebruik van 'rest-embryo's' voor onderzoek is zo mogelijk
nog ingewikkelder en hangt nauw samen met de vraag naar het begin van het
leven: wanneer is sprake van menselijk leven? De discussie is op zich niet
nieuw, want kwam bij de hele abortus-wetgeving ook al uitvoerig aan de
orde. Dat heeft toentertijd weliswaar geleid tot een grens voor wat betreft
het aantal weken tot waar abortus onder strenge condities is toegestaan,
maar uit die grens mocht en kan niet worden afgeleid dat men daar ook de
grens legde voor 'menselijk leven'.
In 'Het perfecte kind' wordt de vraag gelukkig niet definitief beantwoord
en dat zal ook in de toekomst niet zo gauw gebeuren. Juist dit soort zaken
beweegt zich voornamelijk in het ethische vlak en absolute uitspraken op
dit terrein zouden een ontkenning zijn van de pluriforme samenleving van
onze dagen.
Mensen hebben verschillende opvattingen over leven, over kwaliteit van
leven en over de bevoegdheid, het recht van de mens om actief in te grijpen
in het leven van anderen. Toekomstige wettelijke regelingen zouden dan
ook, zo bepleiten enkele zegslieden in het boek, deze pluriformiteit moeten
weerspiegelen: er mogen grenzen gesteld worden maar met een zo ruim mogelijke
marge, die de individuele keuzemogelijkheid van de burger, gebaseerd op
diens eigen overtuigingen, respecteert.
Ondertussen blijft het uiterst twijfelachtig of de vraag: mag alles wat
kan nog wel enige zin heeft. Helaas hebben de ervaring en de geschiedenis
maar al te vaak geleerd dat wat kan ook gebeurt. Al blijft het prijzenswaardig
dat er mensen zijn die ongeacht de omstandigheden en de ontwikkelingen
met regelmaat die vraag luid en duidelijk stellen.
'Het perfecte kind' levert een uitermate zinvolle bijdrage aan de maatschappelijke
discussie over de macht van de wetenschap, over de gecompliceerde maatschappelijke
ontwikkelingen en over de waarden die er mee gemoeid zijn, juist op een
terrein dat in de meest letterlijke betekenis van vitaal belang is voor
de toekomst van de mensheid. Daarom verdient het boek de belangstelling
van een groot en breed publiek, opdat de discussie zich niet zal beperken
tot uitsluitend direct betrokkenen.
HARRY FLEURKE