Opvattingen over evolutie
Velen hebben geprobeerd om de immens complexe en lange geschiedenis
van kosmos en mensheid te herleiden tot zo eenvoudig mogelijke principes.
Elke omvattende, of samenvattende, visie moet daarbij aandacht besteden
aan de problemen rond de oorsprong van het heelal, het leven en het bewustzijn.
Deze drie problemen laten zich nog eens op twee manieren bevragen: Hoe
zijn ze ontstaan en waarom.
Wetenschap
De wetenschap richt zich op alle drie problemen maar hanteert alleen
de hoe-vraag.
De vraag naar het waarom wordt doorverwezen naar de ethiek, de filosofie
of de religie. De concentratie op de hoe-vraag heeft tot indrukwekkende
resultaten geleid. Het wilde denken rondom de drie problemen is getemd.
Het heelal, zo luidt het verhaal volgens de laatste inzichten, is niet
meer ontstaan uit chaos, of dankzij een zevendaagse werkweek van een scheppende
God, maar doordat een oorspronkelijk 11-dimensionaal 'iets' in elkaar stortte
en zo de fundamentele natuurkrachten naast ruimte, tijd en materie in het
leven riep.
Ook het leven zelf hoeft niet meer verklaard te worden door een bovennatuurlijk
principe als de ziel, maar kan begrepen worden als het resultaat van zichzelf
organiserende chemische reacties.
En recentelijk is dankzij het briljante werk van mensen als Julian Jaynes
('The origin of consciousness in the breakdown of the bicameral mind',
1976 Houghton Mifflin) en met name Daniel Dennett ('Consciousness explained',
1991 Little, Brown and Company) ook het bewustzijn van veel van zijn mysterieuze
waas ontdaan. Niet dat er rond genoemde vragen geen grote onopgeloste problemen
meer zijn, maar de problemen zijn als het ware bereikbaar geworden. De
aloude oorsprongsvragen zijn gekomen binnen de grenzen van wat wetenschappelijk
onderzocht en be-theoretiseerd kan worden.
Wel succes, geen applaus
Dit op zich grote succes van de wetenschap heeft om meerdere redenen
niet geleid tot massaal applaus. De minst leuke reden is de ontstellende
apathie die men als regel tegenover de vraagstukken rond leven en bewustzijn
aan de dag legt.
Volledig bevredigd met wat huis, werk en buis bieden (h)erkent men de wetenschap
alleen als die wat koopbare apparaten oplevert, en (h)erkent men een levensovertuiging
enkel als deze met kant en klare antwoorden komt die vooral niet tot activiteit
aanzetten.
Laten we deze mensen voor de duur van dit stuk verder vergeten.
Creationisme
Wat minder zorgen baren zij die het door de wetenschap geschetste
beeld gewoon niet accepteren.
In deze categorie valt bijvoorbeeld het Creationisme waarin men ervan uitgaat
dat de Bijbel al een adequate beschrijving van mens en natuur geeft.
God heeft elk wezen afzonderlijk geschapen en dus is niet het ene dier
uit het andere ontstaan. Exit evolutie.
De kracht van het Creationisme is dat het goed past in een tamelijk veel
omvattende en normatieve visie omtrent de rol van de mens in de natuur.
Daaraan ontleent het ook zijn primaire rechtvaardiging.
Het Creationisme was bijvoorbeeld een onderdeel van de in 1979 opgerichte
moral majority movement in de VS, geleid door de evangelist Jerry Falwell,
waarin het zich opvallend goed liet combineren met aartsconservatieve stellingnames
rond thema's als abortus, homofilie en feminisme.
Maar hoe goed ook passend in bepaalde religieuze of politieke denkkaders,
doordat het Creationisme zijn uiteindelijke rechtvaardiging in een geloof
vindt staat het op gespannen voet met elke vorm van ontdekkend leren, en
dus ook met de wetenschap.
Exit Creationisme?
De onvolledigheid van de evolutietheorie
Boeiender wordt het wanneer we komen bij hen die menen dat de evolu-
tietheorie op de een of andere manier onvolledig is. Er is een bibliotheek
te vullen met niet zelden prikkelende, soms uiterst controversiële,
en vaak boeiende boeken waarin geprobeerd wordt de evolutietheorie aan
te vullen. Vrijwel zonder uitzondering proberen deze auteurs het beeld
van de natuur wat menselijker maken door er of iets van ons in te leggen
(geest, bewustzijn) of door er een taak voor de mens(heid) aan vast te
koppelen.
Het idee van de onvolledigheid van de evolutietheorie heeft geleid tot een heel spectrum van wetenschappelijke, pseudo-wetenschappelijke, filosofische en religieuze beschouwingen. Qua inhoud laten al deze beschouwingen zich plaatsen tussen twee uitersten.
Waarom? is toch belangrijk
Aan het ene uiteinde van het spectrum staan de beschouwingen waarin
men de waarom vraag niet doorschuift naar andere departementen, terwijl
wel de evolutietheorie als een volledig (of althans minstens net zo volledig
als elke andere theorie) antwoord op de hoe-vragen wordt geaccepteerd.
Vanuit een causaal perspectief mag ze volledig zijn maar de theorie is
doelloos, zinloos en in die zin dus onvolledig.
Aan deze kant van het spectrum vind je een steeds groter wordend
aantal theologisch geïnteresseerde wetenschappers (of wetenschappelijk
geïnteresseerde theologen).
In de natuur menen ze vaak aanwijzingen te vinden voor een 'master plan'
dat het bestaan van een hogere, scheppende, macht suggereert. In deze kringen
wordt ook vaak gewezen op een eigenaardigheid van nogal wat natuurconstanten.
De waarde ervan is precies goed genoeg om het leven in het heelal mogelijk
te maken. Zouden ze een andere waarde hebben dan was er misschien wel een
mooi heelal ontstaan maar dan was er niemand geweest om van het uitzicht
te genieten. Toeval of ontwerp?
Paul Davies heeft in zijn 'God and the new physics' (1983, Dent & Sons)
veel lezenswaardig geschreven over dit onderwerp, vanuit het perspectief
van de kosmologie, dat wel, maar de evolutie komt uitgebreid aan bod.
Causaal onvolledig
Aan het andere uiteinde van het onvolledigheidsspectrum staat de
opvatting dat men in de reguliere evolutietheorie toch een belangrijk principe
over het hoofd ziet zonder welke geen afdoende verklaring van het leven
op aarde mogelijk is. De evolutietheorie is volgens deze denkers dus ook
in causaal opzicht niet compleet.
In hun boek 'De nieuwe biologie' van Robert Augros en George Stanciu (1989,
verschenen bij Lemniscaat) wordt bijvoorbeeld een voorstel gedaan voor
een nieuwe biologie waarin de (menselijke) geest naast de materie wordt
gezien als een werkzame factor.
Evenzo beargumenteert Roger Penrose in zijn magistraal werk 'The Emperor's
new Mind' (1989, Oxford University Press) dat, wil men het bewustzijn als
een natuurlijk fenomeen zien, er eerst een fundamentele herziening van
de natuurkunde nodig is. Hij erkent overigens geen idee te hebben hoe dat
dan zou moeten.
Sommige auteurs combineren beide methoden om de al dan niet vermeende
onvolledigheid van de evolutietheorie aan te vullen. Er wordt dan een nieuw
verklaringsprincipe, of nieuwe eigenschap naar voren gebracht die tegelijk
een richting aan de evolutie geeft en zo de zin er van (mee)bepaalt.
Zeer bekend in dit verband is de Franse pater en paleontoloog Pierre Teilhard
de Chardin. Doordat de materie zich in steeds complexere verbanden organiseert,
zo stelt Teilhard de Chardin, kan het daarin altijd al aanwezige levensprincipe
(le dedans) zich steeds beter manifesteren. Het menselijk brein is tot
dusverre het meest complex en daarom manifesteert het levensprincipe zich
hierin het meest. Hoe hoger de complexiteit, hoe hoger de graad van bewustzijn.
Teilhard beargumenteert verder dat de evolutie niet ophoudt maar voort
zal gaan om via een proces van toenemende vergeestelijking te leiden tot
het ontstaan van een eenheid, een eenheid die gebaseerd zal blijken te
zijn op liefde tot een persoon.
Dan verschijnt de Christus (het punt omega) die daarmee het doel is van
de hele evolutie. Merk op dat er een nieuw principe wordt ingevoerd, het
levensprincipe, en dat de richting van de evolutie bepaald wordt door een
vermeerdering van de werking van dat principe.
Het witte gat in de tijd
Peter Russell schrijft in de aanloop van zijn boek 'Het witte gat
in de tijd: onze toekomstige evolutie en de betekenis van het nu' onder
andere: 'Wat mij interesseert, zijn de achterliggende implicaties van ons
nog onvolmaakte begrip van de wereld. Waarheen wijst het? Waarheen lijkt
onze soort op weg?'
Ook Russell stelt zich derhalve op het standpunt dat de evolutietheorie
onvolledig is. Hij volgt de gewone wetenschap in haar relaas over het ontstaan
van het heelal en het ontstaan en de wordingsgeschiedenis van het leven.
Maar bij het bewustzijn aangekomen slaat hij een andere weg in. Het bewustzijn,
waarmee ook ieder mens behept is, is volgens hem niet van deze wereld.
Het bewustzijn staat buiten ruimte en tijd. Russell behoort dus tot die
denkers die menen dat de evolutie ook causaal onvolledig is. Maar hij vult
die onvolledigheid in op een manier die ik nog niet eerder ben tegengekomen
en dus maar origineel zal noemen.
Culturele evolutie = biologische evolutie + domheid
Het basisidee van Russell schijnt te zijn dat de mensen tot dusverre
niet anders gedaan hebben dan de biologische evolutie op cultureel niveau
door zetten. Niet omdat het niet anders kan, maar omdat de mensen nog niet
het besef hebben dat het ook anders kan. Domheid dus. Laten we zijn relaas
van nabij bezien.
Op de eerste pagina's van zijn boek constateert hij dat de biologische
evolutie een proces is dat steeds sneller verloopt (net als Teilhard dat
deed, naast zeer veel anderen overigens). Dat betekent dat het aantal veranderingen,
Russell spreekt ook wel van noviteiten, per tijdseenheid toeneemt naarmate
evolutie vordert.
Voordat de eencelligen ontstonden, is er heel wat water door de Rijn gegaan
(oh nee, toch niet) maar daarna is de complexiteit van organismen explosief
toegenomen. Sinds de mens op het toneel verscheen is deze groei van noviteiten
gewoon doorgegaan, als je althans de technologische ontwikkelingen meerekent
en dus de culturele evolutie ziet als een uitloop van de biologische evolutie.
En dat doet Russell, zonder de minste schroom.
En waarom zetten mensen die culturele evolutie op deze manier voort?
De motor achter de culturele noviteitentoename, zo antwoordt Russell,
is het menselijk zelfbehoud. Technologie moet behoeften stillen en angsten
voorkomen. Dat lukt nooit helemaal, en soms helemaal niet, en dus is het
een eindeloze weg die alleen maar tot nog meer technologische nieuwigheid
leidt. Het zelfbehoud focusseert mensen op de buitenwereld.
Deze gerichtheid op de buitenwereld heet in het boek de 'materialistische
hypnose'. Het is het bewustzijn dat nog niet beseft dat het zichzelf genoeg
zou kunnen zijn en daarom in de buitenwereld steun zoekt en zelfs aanpast.
Zelfbehoud is de gedaante die de domheid aanneemt.
Einde aan de evolutie
De explosieve groei van de culturele noviteiten, vooral dankzij
het praktisch vernuft van mensen, heeft tot de problemen geleid die we
allemaal kennen. Het milieu kan niet veel meer nieuws aan. Deze evolutie
moet stoppen.
Overigens zijn het niet alleen dergelijke kwalijke gevolgen die Russell
tot de conclusie leiden dat de evolutie een eind heeft. Het feit namelijk
dat er steeds sneller noviteiten verschijnen, maakt dat er ooit een moment
komt dat er een schier oneindig aantal noviteiten per tijdseenheid zal
gaan ontstaan. Dat is een haast logisch eindpunt van de evolutie, een intrinsiek
eindpunt in de tijd. Dit eindpunt is "een finaal eindpunt" het
is de definitieve doorbraak naar een leven waarin men zichzelf weer genoeg
is en waarin de gebondenheid aan de buitenwereld plaats maakt voor een
innerlijke, spirituele evolutie. Dan is het eindpunt geen zwart gat waaruit
niets meer komt, maar een 'wit gat' waarachter veel moois te vinden moet
zijn. Vandaar ook de titel van het boek.
Russell geeft geen datum voor het (mogelijke) verschijnen van het witte
gat, we blijven maar even optimistisch, maar hij haalt wel erg gretig het
werk aan van Terence McKenna die met behulp van een ander, zij het verwant,
model berekent dat er een eind aan allerlei cycli van verandering komt
in december van het jaar 2012 (toevallig (?) ook de einddatum van de kalender
van de maya's).
Dat moment is het moment waarop de externe evolutie zal (moeten)
overgaan tot een interne evolutie. Dat is de enige oplossing, zo stelt
Russell. En daar moeten we volgens hem op dit moment al hard aan gaan werken.
We moeten leren dat ons bewustzijn zichzelf genoeg is. Hoe?
Het oude refrein der Indiase filosofie wordt ook door hem weer eens gezongen:
'We moeten ons onthechten'. Pas dan kan het bewustzijn zich verder ontwikkelen
en kan er een spirituele evolutie beginnen.
Kritiek
Vanuit een abstract niveau bekeken heeft Russell een origineel boek geschreven.
En alleen daarom al is het het lezen waard door iedereen met een warme
belangstelling voor alternatieve opvattingen over de geschiedenis van de
mensheid. Het zou ook prima leesvoer kunnen zijn voor hen die de smaak
van een eonen omvattende, ontzagwekkende en bescheiden makende ontwikkeling
van kosmos en leven, kwijtgeraakt zijn.
Maar behalve originaliteit is deugdelijkheid van een visie ook van belang. Het spijt me werkelijk hier te moeten zeggen dat in dit opzicht het boek een hele slechte indruk maakt. Op onderdelen worden zulke eclatante fouten gemaakt dat je je af en toe moet verbijten om de originele grote lijn te (willen) blijven zien.
Het is ondoenlijk om alle fouten of veel te eenzijdige weergaven
te bespreken. Ik zal dan ook niet ingaan op de overduidelijk veel te simpele
opvatting dat een haast instinctief zelfbehoud de motor is voor de technologische
ontwikkelingen, niet op de te simplistische weergave van het Indiase motief
van de geestelijke onthechting en op de zo mogelijk nog simplistischer
opvatting dat dit het redmiddel is.
Ook het punt dat Russell op geen enkele manier aangeeft hoe individuele
onthechting gecombineerd moet met zoiets als een samenleving waarin toch
het een en ander georganiseerd dient te worden, zal ik niet uitvoerig aan
de kaak stellen.
Ik zal me vooral inhouden en het schandelijk slechte, om niet te zeggen
lachwekkende 'bewijs' voor het bestaan van het bewustzijn buiten tijd en
ruimte, hier niet aan de kaak te stellen (hoewel het een kernthema van
het boek op losse schroeven zet). Dat vertrouw ik elke lezer zelf wel toe.
En als u met Russell gelooft dat uit de relativiteitstheorie volgt dat
'.. twee waarnemers [elk] kunnen zien dat het uurwerk van de ander trager
loopt dan de zijne' nadat ze ten opzichte van elkaar bewogen hebben, dan
wordt het tijd eens een eenvoudig boekje over natuurkunde (of in dit geval
volstaat een boekje over logisch denken) te kopen.
Kortom: ik gun u, waarde lezer, dezelfde ergernis die ik bij het
lezen van dit boek heb moeten ondervinden. Maar als de ergernis overwonnen
is, is uw kennis wel verrijkt met een origineel idee over hoe de evolutietheorie
onvolledig kan zijn.
Of het daarnaast ook een boek is dat een goede diagnose biedt van de huidige
problemen, en of het daarvoor praktische oplossingen biedt? Ik denk het
eerlijk gezegd niet, en heus niet alleen om het grote aantal fouten dat
in dit boek te vinden is.
HENK ELLERMANN