Henk Müller: 'Homo in de Heer'
Al ruim voor 'Homo in de Heer' uitkwam, zorgde het boek voor de nodige
opschudding. Een zwart-wit afdruk van de foto die het omslag siert in de
catalogus waarin de uitgever het aankondigde, was voor verschillende boekhandelaren
een reden om luidkeels van de daken te schreeuwen dat zij het absoluut
niet zouden verkopen.
Nu het boek dan eindelijk verschenen is, valt op dat de uitgever niet gezwicht
is voor het gekrakeel en dezelfde foto gewoon heeft gebruikt en bovendien
nog eens verkleind herhaald op de achterflap en de rug van het boek. Om
al te geschokte boekverkopers tegemoet te komen, is het 'schokkendste'
detail voorzien van een smal strookje half doorzichtig papier (vroeger
noemden we dat overtrek-papier), bedrukt met een wervende tekst. Dat een
dergelijk strookje de nieuwsgierigheid en verbeelding alleen maar meer
prikkelt, zal ook de uitgever wel weten, maar al te gevoelige boekhandelaren
met vrees voor mogelijk gekwetste klanten kunnen gerust zijn.
Op de foto staan twee naakte jongemannen. De achterste, die met zijn voorkant
tegen de achterkant van de voorste jongen staat, houdt met zijn rechterhand
zowel een crucifix als de penis van de voorste jongen vast. De foto zelf
en de rel die er omheen ontstond, maken duidelijk dat het inderdaad om
een gevoelig liggend onderwerp gaat en fotografe Irene van Herwerden verdient
dan ook een compliment voor de wijze waarop ze een en ander in beeld heeft
weten te brengen.
'Homo in de Heer' werd geschreven door journalist Henk Müller,
redacteur Geestelijke Stromingen/Minderheden bij de Volkskrant. Directe
aanleiding tot het boek is waarschijnlijk het aftreden van de Rotterdamse
bisschop Bär vorig jaar geweest wegens hardnekkige geruchten over
zijn homoseksualiteit, waarover Müller vorig jaar uitvoerig in zijn
krant verslag deed.
Afgaande op wat Müller in 'Homo in de Heer' boven tafel weet te halen
was de affaire Bär slechts het topje van de ijsberg. In de Nederlandse
RK kerkprovincie is in de loop van de jaren een uiterst merkwaardig fenomeen
te constateren: hoewel de officiële kerkleer homoseksualiteit afwijst
- althans het praktiseren ervan - neemt het aantal homoseksuele geestelijken
en met name priesters hand over hand toe. De auteur heeft het in dat verband
over schattingen tussen de 25 en 50 procent.
Problematisering
Alle aspecten van het onderwerp passeren de revu: incidenten op
de priesteropleidingen en de daar al dan niet heersende broeierige sfeer
tussen de studenten (het Roermondse Rolduc en het Utrechtse Ariënsconvict
worden met name genoemd); de geschiedenis van de katholieke problematisering
van homoseksualiteit; de officiële leer op dit moment en de opvattingen
van verschillende belangrijke katholieke geestelijken, zoals de theoloog
Schillebeeckx, de ethicus Theo Beemer, de secretaris van het Werkverband
voor Katholieke Homopastores, de dominicaan Theo Koster en de ideeën
van aartsbisschop Simonis. Ook beschrijft Müller de zogenaamde 'Roze
Missen', kerkdiensten, georganiseerd door de Stichting Dignity, bedoeld
voor mannen en vrouwen die zowel praktiserend homoseksueel als katholiek
willen zijn.
De RK Kerk heeft niet altijd vijandig tegenover homoseksualiteit
gestaan, zo blijkt uit 'Homo in de Heer'. Tot ver in de Middeleeuwen was
het een min of meer geaccepteerd verschijnsel. Deels zal dat te maken hebben
gehad met het feit dat ook de hoge geestelijken, inclusief de pausen, het
vaak niet zo nauw namen met de seksuele moraal. Pas toen de totale visie
op seksualiteit veranderde (seks hoort exclusief thuis in het huwelijk
en is primair gericht op de voortplanting) kon ook homoseksualiteit niet
langer door de beugel. Hetzelfde gold (en geldt) overigens voor masturbatie.
Pas in de laatste jaren lijkt er, zo valt uit het boek op te maken, een
kleine opening te zijn voor de idee dat seksualiteit ook iets met plezier,
met genot te maken zou mogen hebben. De voorzichtige en omslachtige manier
waarop dit standpunt echter wordt geformuleerd en in 'Homo in de Heer'
geciteerd, is echter nogal versluierd en multi-interpretabel.
'Homo in de Heer' is geen opwekkende lectuur. Bladzijde na bladzijde
wordt duidelijker hoe onoverbrugbaar groot de kloof is tussen de officiële
kerkleer en de praktijk van het gewone leven. Deze constatering maakt het
probleem als zodanig alleen maar ingewikkelder: 'iedereen' weet dat zowel
de gemiddelde RK gelovige alsmede een niet onaanzienlijk deel van de geestelijke
leiding (zeker op het niveau van de individuele parochies) zich steeds
minder aantrekt van wat 'de kerk' leert. Maar omdat het wringt tussen leer
en leven valt over het onderwerp nauwelijks te spreken, een beetje onder
het motto: waar je niet over praat, bestaat niet.
Deze gedachte is o.a. terug te vinden in het advies wat veel (aankomende)
priesters kregen, om vooral hun seksuele gevoelens - laat staan praktijk
- niet in de biecht ter sprake te brengen. Het zou onnodig veel deining
en problemen geven.
Uiteraard kan bij het onderwerp seksualiteit het verplichte celibaat voor
priesters niet buiten beschouwing blijven en Henk Müller gaat daar
in zijn boek dan ook uitgebreid op in. Hoe realistisch (of hoe humaan)
is het om een dergelijk 'offer' te vragen, enerzijds vanuit de seksualiteit
als een vrij fundamentele menselijke behoefte, anderzijds vanuit de wetenschap
dat veel (zowel homo- als heteroseksuele) priesters zich niet aan het celibaat
houden.
Schat aan informatie
In 'Homo in de Heer' heeft Henk Müller vooral de stand van
zaken geïnventariseerd rond een onderwerp waar praktisch iedereen
zijn vermoedens over had, maar dat nog niet eerder met zo'n schat aan informatie
in de openbaarheid kwam. Daarnaast kan het boek een belangrijke impuls
geven aan een meer publieke discussie over het onderwerp, al zal die uiteraard
allereerst binnen de eigen (RK) kring gevoerd dienen te worden.
Ook de vraag hoe de kerk in de toekomst met homoseksualiteit om zal gaan,
komt aan de orde, maar de meningen daaromtrent lijken verdeeld. Schillebeeckx
is gematigd optimistisch, anderen zijn somber gestemd.
Zoveel is wel duidelijk, dat er veel afhangt van een volgende paus. Van
Johannes Paulus II heeft men in dit opzicht niets meer te verwachten. Daar
is iedereen het over eens.
Eén brandende vraag komt in het boek niet of nauwelijks aan
de orde: wat is het toch dat homoseksuele mensen bezielt om ervoor te kiezen
deel te blijven uitmaken van een gemeenschap die zo uitgesproken homo-vijandig
is, meer nog, om zich binnen die gemeenschap strijdbaar op te stellen tegen
al die negatieve, op dogmatische gronden gerechtvaardigde oordelen?
De Acht Mei beweging (een organisatie waarin zich progressieve katholieken
en en stromingen hebben verenigd) huldigt de opvatting dat de kerk 'veel
gezichten' heeft.
Wie kennis neemt van 'Homo in de Heer' kan bijna niet anders dan concluderen
dat dit vooral een Januskop is. En dat is een afschrikwekkend beeld.
HARRY FLEURKE