Fietsend door de stad betrap ik me erop dat ik begin te bemiddelen tussen mijn ergernis en de noodzaak me aan te passen. Ik was het niet van plan, maar als ik eerlijk ben, zou het al eerder zover zijn gekomen als ik geen kinderen had.
De trend om door rood te fietsen begon door te zetten precies in de tijd dat mijn kinderen door mij opgevoed moesten worden in veilig door de stad fietsen. Hoe leg je een kind uit dat je voor rood licht moet blijven wachten, maar dat je bij groen licht nog steeds moet uitkijken omdat anderen door rood fietsen...
Hoe vaak heb ik niet, soms zelfs vloekend en tierend, nog net op tijd kunnen ingrijpen bij hachelijke situaties op kruispunten. Goed beschouwd is het een wonder dat mijn kinderen überhaupt nog fietsen, inmiddels alweer jaren zonder mijn begeleiding. In een stadsverkeer, dat zich wonderwel lijkt aan te passen aan de anarchistische gedragingen van steeds meer fietsers.
De enkele keer dat ik me als automobilist door de stad begeef, anticipeer ik inmiddels t.a.v. het verkeersgedrag van fietsers net als van voetgangers, die ik vanaf mijn eerste rijles heb leren inschatten als zeer onberekenbaar. Mijn rij-instructuer corrigeerde me trouwens toen al hardnekkig als ik stoplicht zei. 'Het is geen stoplicht, maar een rood verkeerslicht', zei hij dan. Zou daar het misverastand zijn ontstaan, bij de ij-instrcteurs...
Hoe dan ook, in een auto is het makkelijker om tamelijk laconiek te blijven. Immers, een ongeluk met een fietser valt qua lichamelijke schade toch al gauw in het nadeel van de fietser uit. Desondanks lukt het me nog om sociaal te blijven en aan het welzijn van fietsers te denken. Maar soms vraag ik me wel eens af of er een tijd zal komen dat ik dat nog slechts vol zal houden in de wetenschap dat ik zelf vaker op de fiets dan in een auto zit. Wat u niet wilt dat u geschiedt... Maar in het verkeer geldt natuurlijk ook zoals de waard is...
Op de fiets ben ik me voortdurend bewust van mijn eigen kwetsbaarheid zowel als de ellende die anarachistische fietsers automobilisten bezorgen.
Ik blijf daardoor geneigd me keurig te gedragen.
Dus sta ik uiterst truttig als enige bij een rood verkeerslicht, links en rechts, daar vooral op de stoep, gepasseerd wordend door haastige 2-wielers. Te tuttig, ik sta in de weg. Ben, stilstaand en wel, kennelijk een gevaar voor voetgangers. En voetganger ben ik nog iets vaker dan fietser..
Dus kijk ik of ik geen moeders met kleine kinderen in de buurt zie, links en rechts niet toevallig een auto door groen rijdt en toon dat ik ook best wel durf.
Het scheelt in het tempo waarin mijn rijwiel onderdelen dreigt kwijt te raken en mijn kleding slijt.
Soms ben ik zelf ook een haastige fietser. Dan kijk ik op kruispunten vaak haastig links en rechts, vooral nog naar witte auto's met speciale equipement (maar dat is nog tuttiger; want zo'n auto blijft menigmaal ook naast me staan wachten terwijl ik links en rechts gepasseerd word).
In m'n rol van haastige fietser, middelend tussen wachten en doorrijden, reed ik, niet op de wielen gezeten door auto's die zowaar bij een rood licht stonden te wachten, door een binnenstadse éénrichtingsstraat. Ik kan je verzekeren, dan heb je de ruimte.
Dat dacht kennelijk ook een meisje, dat al opstappend op haar fiets nog een praatje met haar vriendin op de stoep links afrondde.
Heb je eindelijk lekker vaart en dan heb je vóór je weer zo'n onduidelijke fietser...
"Kan ik daar links langs of rechts?" flitste het door me heen.
Maar ze was al bijna aan de rechterkant. Links dus. Nee. toch weer terug naar het midden. Rechts dan? Ik laat mijn trappers al los. Nee, daar gaat ze weer. Links dus.
Trappers weer in beweging, vaart houden!
Toch weer naar links, dwars over de weg.
Ik gil.
"HOHOHOHOHO!" Bassend gillen, weer wat anders.
Ik schiet over de stoep, rakelings langs die vriendin daar.
"Eerstkijken!' grauw ik de alleen-op-de-wereld-fietster-toe.
"Nou moe! Die is gek!" Hoor ik de vriendin nog roepen.
Maar ik wil de trein halen.
Even voel ik me schuldig. Had het niet vriendelijker gekund. Minder weer die moeder die kinderen boos toespreekt om ze iets in te peperen...
Maar het gaat verdomme ook om mìjn lijf!
Dit zou ik in een auto niet hebben. Ook niet hard genoeg kunnen roepen om gehoord te worden, tenzij mijn raampje open staat.
Auto.. Ze heeft nog mazzel. In een auto zou ik haar niet hebben kunnen ontwijken. Of anders die vriendin niet.
Zie je wel: alle auto's moeten de stad uit.
En fietsers ook overdag groot licht!
MARJA OOSTERMAN