Hij werd in India geboren en
omdat de edelen van het volk van Tibet hem daarom vroegen, reisde
hij naar het Tibetaanse land. Gedurende zijn verblijf aldaar overwon
hij niet alleen de hiërarchieën van duivels en demonen
die door het volk werden aanbeden, maar onderwierp ook de verscheidene
stammen en standen, en bond hen aan de trouw aan het Boeddhistische
geloof. Hij vergaf de meeste van deze duivelse schepsels en preekte
de wet van Boeddha, zodat de geestverschijningen hun pad naar
verlichting konden vinden.